| |
| |
| |
Geneeskundige waarneming. Medegedeeld door G.W. van Toulon, Med. Doct. te Rotterdam.
Geduurende deezen Winter was in Utrecht, alwaar ik toenmaals de geneeskunde uitoefende, de voornaamste heerschende ongesteldheid van een zinkingagtigen aart, waartoe de sterke en aanhoudende koude, nu en dan met vogtigheid afwisselende, aanleiding gaf. In deeze constitutio regnans deelden vooral de Kraamvrouwen, zo zelfs, dat binnen korten tijd veele derzelven de ongelukkige slagtoffers wierden van deeze complicatie, hoedanige ik ten minsten sederd het jaar 1801 niet heb waargenomen. Het ophouden der kraamzuivering, verbazende opzwelling van den buik, met hevige, bij de geringste aanraaking vermeerderde, pijnen gepaard, en eene verkeerde richting der moedermelk naar denzelven; zie daar de merkwaardigste verschijnselen, door welke zich deeze complicatie aanduidde.
Den 27sten Dec. 1804 wierd ik in dergelijk geval ter hulpe geroepen bij eene Kraamvrouw, die 's daags te voren voor de eerste maal was bevallen, en door eene moeilijke verlossing veel had geleden. Niettegenstaande haar jeugdig en gezond gestel, lag zij nu afgemat, verstijfd, en op 't oog zeer verzwakt; zij klaagde over pijn en ligtheid in het hoofd, zo dat zij nauwlijks het kaarslicht verdragen kon, maar vooral over pijn in den buik, die meer dan gewoonlijk opgezet was, en op welken zij geene aanraaking kon verdragen. Er was slegts zeer geringe kraamzuivering, geen zog in de borsten, de pols koortsig, vol, doch niet hard of gespannen; de ademhaling, uit hoofde der buikpijn, belemmerd; de tong droog, en met een wit beslag bezet; zij had veel dorst, doch geen eetlust; het gelaat was als bij eene beginnende febris catarrhalis gastrica. Indachtig aan de natuurlijke dispositio subinflammatoria puerperarum, inzonderheid na eene moeilijke verlossing, stond ik in beraad, om eene aderlating te laten doen. Daar mij echter geene genoegzaame ontstekingsverschijnselen voorkwamen; daar, door de moeilijke verlossing, meer bloed, dan gewoonlijk, ontlast, en de lochiorum fluxus niet geheel opgehouden was; en daar de grasseerende epidemie niet zo zeer tot ontsteking overhelde, - | |
| |
zag ik hier van af, meer beducht zijnde voor eene verkeerde richting van het zog naar den buik; welke vrees, wegens de signa saburralia, die den verzwakten staat der buiksingewanden te kennen gaven, en wegens de in den laatsten tijd der zwangerheid verzuimde buiksontlasting, bij mij zeer toenam. Mijne indicatie was deeze: de epidemische ongesteldheid larga diaphoresi van de status puerperii weder af te scheiden; de uit dezelve voortvloeiende verkeerde richting der moedermelk voor te komen, of, dit niet meer mogelijk zijnde, te verbeteren; en, eindelijk, in de gevaarvolle gevolgen deezer
verkeerde richting te voorzien. - Om nu hieraan te voldoen, zorgde ik, dat het sluitlaken, 't welk geheel los was, eene zagte en gelijke stevigheid aan den opgezetten buik gaf, om daar door ten minsten eenigen wederstand te bieden aan de in den buik opgehoopt wordende vogten; liet de borsten aanhoudend met warme gortpappen bedekken, om dezelve tot het ontvangen der melk geschikter te maaken, en tevens den toevloed van vogten derwaards te leiden, (op den buik zelven liet ik geen pap leggen, waarvan, wel is waar, eenige ontspanning en vermindering van pijn te wagten was, doch te gelijk ook sterkere ophooping van vogten, en gevolglijk vergrooting der voornaamste ziekte-oorzaak) en schreef, ten einde de werkzaamheid der huid te herstellen en te vermeerderen, om aldus de in deeze omstandigheden zo gewoone roosagtige ontsteking der buiksingewanden voor te komen, het volgend mengsel voor: ℞ tart. emet. gr. j. rob. samb. ℥j sijr. alth. F. ℥β, aq. coct. ℥xvj. m.s. om 't uur een grooten theekop vol, lauw.
Den 28sten Dec. de nacht rustloos doorgebragt; de buik veel sterker opgezet en niet minder pijnlijk; de fluxus lochiorum nu geheel opgehouden; voor 't overige dezelfde toestand. Ik wilde nu aan mijne gemaakte indicatie met meer kracht voldoen. Een emeticum, waardoor zo dikwerf metastases lacteae voorgekomen en eene goede richting aan het zog gegeven wordt, van 't welk ik ook zelve de beste gevolgen heb waargenomen, vooral wanneer 'er te gelijk saburra gastrica aanwezig was, durfde ik, uit hoofde der hevige pijnen, niet geven. Ik trachtte dus op eene zagtere wijze mijn oogmerk te bereiken, en schreef hiertoe 't volgend mixtuur voor: ℞ camphor. gr. vj. pulv. rad. ipe-, cac. gr. viij. opii pur. gr. j. gumm. arab. ℥β rob samb. ℥j
| |
| |
aq. coct. ℥xij m.s. om 't half uur 2 lepels, en liet haar veel amandelmelk of kamillen-thee drinken; voorts beval ik, dat de borsten, ofschoon nog geheel zonder zog zijnde, deezen dag drie of viermaal door eene zuigster moesten worden doorgetrokken, en liet ook de regio pubis, ter bevordering der kraamzuivering, met eene gortpap bedekken. - Des avonds vond ik den buik ontzettend sterk opgezet, echter iets minder pijnlijk; de Vrouw had nu en dan geringe nauseae na 't gebruik van het mixtuur gehad, en was vrij sterk aan 't zweeten geraakt; ik liet haar op dezelfde wijze voortgaan, uitgenomen eenige verandering in het mixtuur: ℞ pulv. rad. ipecac. gr. viij. camph. gr. jv. vitell. ovi N. 1 aq. samb. ℥vj. m.s. om 't half uur 1 lepel: ook liet ik een olij-klijsteer appliceeren, om zo veel mogelijk de prikkeling in het darmkanaal te verdooven. (Ontlasting te bezorgen, het zij door de zagtste laxantia, het zij door gering prikkelende clijsmata, vond ik niet alleen niet noodzakelijk, alhoewel ik mij verzekerd hield, dat eene groote menigte drekstoffen in de darmen aanwezig was, dewijl toch de dagelijksche ondervinding leert, dat de veelvuldige, meestal verharde, drekstoffen bij Kraamvrouwen niet scherp zijn, en dikwijls zonder eenig nadeel geduurende veele dagen in de darmen opgehouden worden; maar in dit geval zelfs zeer schadelijk, omdat daardoor, de ruimte vermeerderende en de wederstand verminderende, des te meer gelegenheid voor congestien naar den buik moest gegeven worden; behalven de hier zo zeer te vreezen prikkeling van het darmkanaal, een onvermijdelijk gevolg ook van de zagtste ontlastmiddelen.)
Den 29 sten 's morgens was de toestand der Lijderesse iets verbeterd; de nacht onrustig, doch onder zeer overvloedig en verligtend zweet, doorgebragt; op het clijsma geene drekstoffen gevolgd; de pols bleef koortsig; de ademhaling was ruimer; de tong nog beslagen, echter aan de randen zuiver en vogtig; de borsten even slap; de buik nog zeer sterk opgezet, maar minder pijnlijk; veele borborijgmi en ontlasting van eenige winden en van een weinig witten slijm; iets, 't welk in dergelijke gevallen niet zeldzaam is. Ik vermeerderde nu weder de dosis der ipecacuanha, haar voorschrijvende pulv. rad. ipec. gr. xvj camphor. gr. vj gumm. arab. Ʒij rob samb. ℥j aq. coct. ℥vj m.s. om 't
| |
| |
half uur 1 lepel, mits 'er geen vomitus volgde: met de pappen op de borsten en ad pubem, en met het van tijd tot tijd doortrekken der eerstgemelde, wierd voortgegaan, en het olij-klijsteer herhaald. - 's Avonds vond ik den toestand onzer Lijderesse vrij wat verbeterd: deezen dag waren 'er veele winden geloosd, en ook weder eenig wit slijm ontlast; 'er begon een weinig zog in de borsten te komen. Ik liet nu den buik wat vaster inspelden, en voor 't overige met dezelfde geneeswijze voortvaaren.
Den 30sten Dec. de nacht rustiger doorgebragt, onder een aanhoudend zeer sterk zweet; tegen den morgenstond was 'er eene zeer rijkelijke ontlasting van dikke drekstoffen geweest; de borsten waren wat meer opgezet; de buik dunner en veel minder pijnlijk; in 't geheel was haar toestand aanmerklijk verbeterd. Ik hield mij nog aan dezelfde behandeling, liet nu ook het Kind, tot dus verre met pap gevoed, van tijd tot tijd aan de borst leggen, en stond de Vrouw, die nu eenig voedsel begeerde, toe, wat beschuit met melk te gebruiken. - 's Avonds wederkomende, vernam ik, dat zij nog eene sterke buiksontlasting van dikke drekstoffen gehad had. - Deezen, als ook de drie volgende dagen, bleef zij op dezelfde wijze voortgaan; terwijl zij iederen dag, onder een aanhoudend zweet, groote vorderingen maakte, en de lichaamswerkingen allengskens eene betere richting verkregen.
Den 3den Jan. 1805. durfde ik, zonder eenige vrees, daar zij zich voor 't overige redelijk wel bevond en mijne indicatie volvoerd was, de nog aanwezig zijnde onreinigheden der eerste wegen door zagte ontlastmiddelen opruimen, en schreef haar deswegen mann. el. ℥ j ten gebruike voor; en den 5den Jan., om dezelfde reden, het volgende mixtuur: ℞ mann. el. sijr. ros. s.c.s. . ℥ j tart. vitriol. Ʒ jv. aq. menth. ℥ vj. m.s. om het uur 1 lepel: zijnde toen alle tekenen van eenig gevaar geheel en al verdwenen. Na aldus weinige dagen de eerste wegen genoegzaam gezuiverd en vervolgens versterkt te hebben, had ik het genoegen, mijne Patiente als eene vrij gezonde voedster haarer zuigeling te verlaten.
| |
Aanmerking van den Redacteur.
Hoe zeer de Heer van toulon de zagte ontlastmiddelen in dit geval afkeurt, moest toch de Ipecacuanha,
| |
| |
zodanig per Epicrasin gegeeven, eindelijk, indien 'er geene braaking op volgde, als een zagt purgeermiddel werken. Zou men daaraan niet voornaamelijk de herstelling deezer Kraamvrouwe te danken hebben? |
|