| |
Leevensberigt van den, in de laatstvoorgaande eeuwe, vervolgden godgeleerde, Thomas Emlyn.
(Uit het Engelsch.)
Thomas emlyn stamde af van eene aanzienlyke en agtenswaardige Familie; hy werd te Stamford, in Lincolnshire, op den 27 Mey 1663, gebooren. Zyne Ouders behoorden tot de Kerk van Engeland, en hadden byzondere kennis aan cumberland, toen Leeraar te Stamford, en naderhand Bisschop van Peterborough; doch, overhellende tot de gevoelens der Non-conformisten, verkoozen zy hunnen Zoon tot Leeraar onder dezelve op te brengen. Met dit oogmerk werd hy, naa vier jaaren een byzonder schoolonderwys ontvangen te hebben, ten jaare 1678 na eene Academie in Northamptonshire gezonden, waar hy andere vier jaaren bleef. In 't jaar 1679 toog hy na Cambridge, werd Lid van het Emanuel-Collegie; doch welhaast keerde hy na de gemelde Academie terug, bleef 'er, tot dat hy, in Augustus des jaars 1682, zich begaf na Mr. doolittle's School, niet verre van Londen. In den eerstvolgenden winter deedt hy zyne eerste proeve als Leeraar, in Mr. doolittle's Vergaderplaats, digt by Crippelgate.
Welhaast, te weeten in het volgend jaar, werd de Heer emlyn Capelaan by de Gravinne van donegal, eene Vrouwe van groot aanzien en middelen in het Noorden van Ierland, doch toen woonende in Lincoln'sinn-fields. Terwyl hy zich met het Gezin der Gravinne daar onthieldt, aanschouwde hy met sterke aandoening
| |
| |
de treurige strafoefening, den braaven Patriot Lord william russel aangedaan. De Heer emlyn merkte op, dat de Guardes zelve, door hunne treurige en neerslagtige houding, te kennen gaven, welk een aandeel zy namen in den slag, dien edelen Heere, en in hem de vryheden des Volks, toegebragt.
In het volgend jaar stak de Heer emlyn met de Gravinne en haare verdere Familie over na Belfast in Ierland, waar zy, korten tyd daarnaa, trouwde aan Sir william franklin, en op een' zeer aanzienlyken voet leefde. Hier genoot hy als Capelaan een zeer ruim inkomen, ging doorgaans als een Geestlyke gekleed, en werd door Sir william en de Gravinne met alle tekenen van beleefdheid bejegend. Zy toonden hem eenen eerbied, als een, die met hun gelyk stondt, en de dienstboden hadden last, hem als zodanig te beschouwen. Te veel gezond verstands bezat hy, om van deeze voordeelen een onvoegelyk gebruik te maaken.
Sir william franklin, die in het westlyk gedeelte van Engeland een groot landeigendom bezat, boodt hem aldaar eene aanzienlyke standplaats aan; doch hy wees die aanbieding van de hand, niet voldaan zynde over de voorwaarden, op welken men in den dienst der Engelsche Kerke moet treeden; schoon hy op dien tyd nog geene zwaarigheden, ten opzigte van de Leerstelling der Drieëenheid, koesterde. Hy was, egter, verre van styf op kleinigheden te staan, of aan eenige party verslaafd te weezen. Bestendig woonde hy de Kerkdiensten twee maalen daags by; en wanneer hy 's avonds in de Kapel van de Gravin predikte, was de Parochieleeraar, Mr. claude gilbert, zyn toehoorder. Met deezen verkeerde hy zeer gemeenzaam; voor deezen predikte hy niet zelden in de Parochie-kerk. In de daad, hy hadt, zonder iets kerklyks onderschreeven te hebben, van den Bisschop aldaar vryheid verkreegen, om, facultatis exercendae causa, te prediken. Het was uit deezen hoofde, dat het gerugt vermeldde, dat hy geheelenal de Dissenters verlaaten hadt, en tot de Kerk van Engeland was overgegaan.
In deezen staat der dingen deedt de Heer emlyn eene reis na Dublin, waar hy éénmaal predikte in de Vergadering, by welke Mr. daniel williams en Mr. joseph boyse toen Leeraars waren. Hy voldeedt zo zeer aan de Gemeente, dat de Leden vervolgens zich opge- | |
| |
wekt vonden om hem tot Leeraar te beroepen. Omtrent het einde der Regeeringe van Koning jacobus was het Noorden van Ierland in zulk eene wanorde gedompeld, dat de Familie van Sir william franklin en de Gravin van donegal van daar gingen; een stap, verhaast door eenige huislyke verschillen.
De Heer emlyn keerde daarop na Londen terug, waar hy in de maand December des jaars 1688 aankwam. Mr. (naderhand Dr.) daniel williams was eenigen tyd te vooren na dezelfde plaats vertrokken, het Leeraarsampt in de Gemeente te Dublin verlaaten hebbende, tot welks weder-aanneemen hy nooit kon worden overgehaald. Dit vast besluit bekend geworden zynde, en de Heer emlyn Ierland nog niet verlaaten hebbende, polste Mr. boyse hem, door eenen Brieve, of hy genegenheid hadt om Mr. williams opvolger te worden; met verklaarden wensch, dat hy Dublin, op zyne reis na Engeland, wilde aandoen. Dit verzoek werd afgeslaagen.
Op emlyn's reize uit Ierland na Londen voldeedt hy menigmaal aan de verzoeken om te prediken in de Parochie-kerken der Steden, die hy doortrok. Te Liverpool inzonderheid, aan de deur der herberge staande op een Saturdag-avond, zag hem de Leeraar; en uit zyn gewaad opmaakende dat hy een Geestlyke was, verzogt hy hem, den volgenden dag te prediken: hy voldeedt aan dit verzoek. En, 't geen opmerkelyk is, wanneer hy, eenigen tyd daarnaa, dien zelfden weg reisde, verzogten veelen der Gemeente, hun Leeraar middelerwyl gestorven zynde, dat hy den volgenden Zondag wilde prediken: dit deedt hy zo zeer tot genoegen, dat zy aanboden, hun best te zullen doen, om die standplaats voor hem by den begiftiger te bewerken; eene aanbieding, welke hy, volgens zyn inzien, niet kon aanneemen.
Naa dat de Heer emlyn te Londen terug gekeerd en buiten bedryf was, verzogt robert rich, een der Lords van de Admiraliteit, in Mey 1689, hem ten zynen huize, digt by Beccles, in Suffolk; en liet hy zich overhaalen om den dienst waar te neemen in eene Vergadering van Dissenters te Leostaff, in dat Landschap gelegen. Dit deedt hy anderhalf jaar lang; doch hy weigerde daar Leeraar te worden, beslooten hebbende geen vasten dienst te aanvaarden, dan op eene plaats,
| |
| |
waar hy dagt al zyn leeven, of althans een langen tyd, te zullen blyven. Hier ook onderhieldt hy eene vriendlyke verkeering met den Kerkleeraar, nam menigmaal verscheidenen zyner Gemeente mede, om dien te hooren, en was hem behulpzaam in het inzamelen van liefdegiften; door welk gedrag 'er eene volmaakte eendragt heerschte tusschen de Leden der Hoofdkerke en de Dissenters.
Terwyl de Heer emlyn zich te Leostaff onthieldt, ging hy eene naauwe vriendschapsverbintenis aan met Mr. william manning, een Leeraar onder de Nonconformisten te Peasenhall, in de nabuurschap. Beiden van een' onderzoeklievenden aart zynde, hielden zy menigvoud gewigtige gesprekken, en onderzogten te gader de voornaamste leerstellingen van den Godsdienst, vrylyk elkander hunne denkbeelden mededeelende. Dit onderhoud zetten zy naderhand, op een' grooten afstand van elkander verwyderd, met brieven voort, zo lang Mr. manning leefde. - Dr. sherlock's Verdeediging der Drieëenheid omtrent dien tyd in het licht komende, bepaalden zy zich meer tot dit onderwerp. Mr. manning omhelsde de begrippen der Sociniaanen, en deedt zyn best om den Heer emlyn tot dit gevoelen over te haalen; doch hy kon hem niet beweegen om te twyfelen aan het voorbestaan van jesus, als de Logos, of dat god door Hem de stoflyke wereld schiep. De verklaaringen, welke de Sociniaanen aan de Heilige Schriften gaven, kwamen onzen Godgeleerde zo gedwongen en onnatuurlyk voor, dat hy 'er geenzins mede kon instemmen; en veranderden zyne begrippen ten deezen opzigte nimmer. Niettegenstaande zulks werd hy, wegens het brengen eens Briefs van Mr. whiston aan den Spreeker in het Laagerhuis, by de zamenroeping in den Jaare 1711, zonder eenigzins der waarheid hulde te doen, als een Sociniaansch Leeraar aangezien.
Toen jacobus de II uit Ierland na Frankryk gevlugt was, en de zaaken in dit Koningryk zich tot rust schikten, begonnen de Protestantsche Vergaderingen daar sterk toe te neemen. Te deezer gelegenheid drong Mr. boyse op nieuw by den Heer emlyn aan, om nevens hem het Leeraarampt by de Dissenters in Wood-street, te Dublin, waar te neemen. Hy dagt, naa een lang beraad, dit beroep te moeten aanvaarden. Hy trok diensvolgens, in Mey 1691, na Dublin. Welhaast
| |
| |
verwierf hy zich groote agting als Leeraar. Niet alleen bezat hy een schoon voorkomen, eene sterke heldere stem, en droeg alles op eene behaaglyke wyze voor; maar zyne Leerredenen waren voor het meerendeel op een' overreedenden trant ingericht, en altoos was 'er iets zeer ernstigs en roerends in. Dit oordeelde hy tot het openbaar onderwys te behooren, en beklaagde zich, dat tot de hartstochten der menschen zich te vervoegen maar al te zeer verwaarloosd werd door Leeraars, die op redelyk onderwys aandrongen. Geschilstukken bragt hy bykans nimmer op den Predikstoel. Weinigen overtroffen hem in ernstig en vuurig bidden, en hy was voorbeeldlyk in het waarneemen der pligten, die op hem als Christen-leeraar rusteden.
De Eerw. emlyn, zich in deezer voege te Dublin nedergezet hebbende, kreeg daar kennis aan Mevrouw esther bury, die, schoon eene yverige bywoonster van den dienst in de Kerk des Lands, door het gerugt, van emlyn's preeken uitgaande, zich bewoogen vondt om zyne Toehoorderesse te worden. Zy was eene der Dogters en Erfgenaamen van Mr. david sollom, een Heer van ruime middelen in het Land van Meath. Ten deezen tyde was zy getrouwd aan richard cromleholme bury, Esq. die een groot Landgoed bezat digt by Limrick, en, in November des jaars 1691 stervende, haar Weduwe liet met een vry goed weduwegeld. In deezen weduwlyken staat bleef Mevrouw bury tot in het jaar 1694, wanneer zy, naa veeler aanzoek afgeslaagen te hebben, met emlyn in den echt tradt. - Hierdoor hadt hy het toppunt zyner wenschen bereikt. Ruime middelen bezittende, leefde hy in overvloed, en vondt zich in staat om in een' ruimen kring goed te doen, van allen geagt, van allen bemind.
In den jaare 1697 dagt emlyn zyne gevoelens omtrent de Drieëenheid openlyk aan den dag te leggen, en den dienst zyner Gemeente te laaten vaaren; doch, naa een ryp overleg, besloot hy, niet te verhaast daarmede te werk te gaan, en zich daardoor onnut voor zyne Gemeente te maaken. Dan ten zelfden tyde stelde hy vast, om, by de eerste geschikte gelegenheid, zyn gevoelen, wegens de leer der Drieëenheid, te openbaaren.
Tot het jaar 1701 leefde emlyn in een' gelukkigen staat, zo ten aanziene van zyn' uiterlyken stand, als huislyk genoegen. Maar op 't einde van 't zelve be- | |
| |
gon hy eene treurige verandering in zyn leevenslot te gevoelen. Zyn eerste ramp was van eenen huislyken aart: want in Wynmaand verloor hy zyne Echtgenoote, hem in alle opzigten dierbaar. Binnen weinig weeken werd deeze slag gevolgd door het verlies zyner Moeder, en hy hadt korten tyd te vooren een Zoontje ten grave gebragt. De dood zyner Vrouwe trof hen geweldig, zo als blykt uit eene Leerreden, die hy te deezer gelegenheid deedt. Dezelve werd te Dublin gedrukt onder den tytel van Funeral Consolations. Deeze Leerreden verschaft een der schoonste voorbeelden van het ongemaakt harttreffende; en, schoon hy niets anders hadde in het licht gegeeven, zou deeze hem geregtigd hebben tot grooten roem by leezers van ernstige godsdienstige werken. Dezelve is herhaalde keeren gedrukt. Opmerkelyk is het, dat de Eerw. emlyn in dezelve geen enkele maal van zyne overleedene Vrouw gewaagt; alleen heeft hy in 't slot haar character keurig afgemaald. Naderhand strekte het hem tot geene geringe vertroosting, dat zyne teergeliefde Echtgenoote de ongevallen niet beleefde, welke hem vervolgens troffen, en haar diep, zeer diep, zouden nedergedrukt hebben.
Binnen minder dan negen maanden naa den dood zyner Vrouwe ving de Vervolging van den Eerw. emlyn aan, wegens diens begrippen over de Drieëenheid. Eerst werd dezelve verwekt door Dr. duncan cummins, een bekend Geneesheer te Dublin en een lid van de Gemeente in de Wood-street. Deeze Heer was eerst tot een Godgeleerde geschikt, doch hadt vervolgens de Geneeskunde verkoozen. Hy hadt zo veele goede diensten aan den Eerw. emlyn beweezen, dat zyn gedrag niet kon toegeschreeven worden aan kwaade gezindheid, maar alleen aan een' verkeerden yver voor 't geen hy als eene belangryke waarheid beschouwde.
Dr. cummins, opgemerkt hebbende, dat emlyn vermydde, voor het algemeen gevoelen uit te komen, en voor de bewyzen, doorgaans ter staaving van 't zelve bygebragt, vermoedde, dat die Leeraar wegens de hooge Godheid van jesus christus anders gevoelde dan de Voorstanders der Drieëenheid. Dit vermoeden deelde hy aan Mr. boyse mede. Het gevolg was, dat zy te gader, in de maand Juny des jaars 1702, tot emlyn zich vervoegden, hem hunne vermoedens te
| |
| |
kennen gaven, en hunne ernstige begeerte betuigden om zyne gevoelens over dit stuk te weeten. In deezer voege aangesproken, oordeelde hy zich verpligt, als een Christen, zyn gevoelen over een zo belangryk stuk openlyk te verklaaren: diensvolgens beleedt hy, zonder eenigen omweg, ‘dat de god en Vader van onzen Heere jesus christus alleen het Opperstweezen was, en hooger in voortreflykheid en gezag dan de Zoon, die alles van Hem ontleende.’ Ten zelfden tyde verklaarde emlyn aan deeze Heeren, dat hy geenzins ten oogmerke hadt, deswegen eenig geschil by zyne Gemeente te verwekken, maar dezelve in volmaakte rust te laaten; dat dezelve, in zyne plaats, een ander Leeraar kon beroepen. Dit werd hem egter niet vergund.
Mr. boyse, eene zaak van die aangelegenheid niet over zich durvende neemen, bragt dezelve voor de Leeraars te Dublin; schoon hy de bekrompenheid van dier begrippen wel kende, en dat zommigen aanmerkingen maakten op zyne eigene Regtzinnigheid, hem voor een Pelagiaan houdende. De Leeraars waren Mr. weld, Mr. travers, Mr. sinclair, Mr. iredel en Mr. tate. By eene zamenkomst deezer allen ontvouwde emlyn openlyk zyne gevoelens: het éénig gevolg hiervan was, dat zy, op dien eigen dag, beslooten, hem af te snyden, en dat het hem niet meer zou vrystaan te prediken: al dit deeden zy zonder de Gemeente te kennen, die nog niets wist van 't geen 'er gaande was. Indedaad, hy werd nooit voor de geheele Gemeente gehoord. Nogthans bewerkte hy, dat de Diakens, en die het meest tot het instandhouden der Gemeente toebragten, zamengeroepen wierden: hy gaf hun te verstaan, dat verschil van gevoelen over de Drieëenheid hem gehaat gemaakt hadt by zommigen, daar tegenwoordig, en by de Leeraars te Dublin; waarom hy, met dankerkentenisse voor alle tekenen van hoogagting en liefde, hem zo veele jaaren lang betoond, zyn ontslag verzogt. Groote verwondering greep de vergaderde menigte aan; en Dr. cummins zelf wenschte, dat hy de zaak nooit begonnen hadt. Men stelde voor, dat emlyn voor eenigen tyd niet zou preeken; doch hiertoe wilde hy niet verstaan, zonder dat men de oorzaak meldde, ten einde men hem niet verdagt mogt houden van eenig zedelyk misdryf. Een andere voorslag was, dat
| |
| |
hy voor een tyd na Engeland zou gaan; mits de Leeraars daarin toestemden. Dit deeden zy; doch vergezelden die toestemming met het bevel, 't geen twee hunner overbragten, dat hy nergens, waar hy kwam, zou preeken.
's Volgenden daags ging emlyn na Engeland scheep, hoe ongelegen zulks ook ware voor hem en zyne Familie. Naauwlyks was hy vertrokken, of 'er ging een groot geschreeuw op tegen hem en tegen zyne gevoelens. Hy hadt nu tyd om terug te zien, en te letten op den lotwissel, dien hy ondergaan hadt. Hy zag, dat hy in eene netelige zaak zich vondt ingewikkeld, en dat hy zich moest wapenen tegen zwaare beproevingen. Hy was niet van dien ongezelligen aart, dat hy geen smaak vondt in de verkeering met zyne vrienden, noch ongevoelig voor het smertlyke der scheiding. Hy was deezer wereld zo niet afgestorven, dat hy geen onderscheid maakte tusschen veragting en aanzien, tusschen overvloed en bekrompene omstandigheden. Desniettegenstaande was de overtuiging van 't geen hy geloofde waarheid te weezen zo vast, dat zulks zyn besluit, om 'er zich aan vast te houden, te midden van alle deeze mismoedigmaakingen, geenzins deedt wankelen.
(Het slot hiernaa.) |
|