| |
Waarneemingen over het sap in boomen en planten. Door wylen den Heer Daubenton, Hoogleeraar in de Natuurlyke Historie en Lid van het Nationaal Institut in Frankryk.
Het Sap der Boomen en Planten is een vogt, zonder smaak, zonder kleur, zonder reuk: het schynt onderscheiden te weezen van Water. Het behoort tot allerlei Planten, zonder uitzondering; en men heeft gedagt, dat het, ten opzigte van de Planten, denzelfden dienst deedt, als de chyl, het wateragtig vogt, of het bloed, ten aanziene van de Dieren. Overeenkomstig hiermede heeft men de vaten, die 't zelve geleiden, Vogt- of gemeene vaten geheeten, schoon dezelve eigen- | |
| |
aartiger met den naam van Sap-vaten zouden hebben mogen bestempeld worden: want het is zeker, dat zy het Sap bevatten; maar het gaat zo vast niet, dat dit Sap te regt met het wateragtig vogt mag vergeleeken worden.
Deeze vaten zyn de vezels, die de houtlaagen uitmaaken; maar wy weeten tot nog toe niet, of deeze vezels eene holligheid hebben, dan niet. Zyn zy hol, dan zyn het waarlyk vaten om het vogt te geleiden: hebben zy geene holligheid, dan kunnen zy nogthans vaten vormen, door derzelver vereeniging in bondelen; en de openingen, welke men tusschen de vezels aantreft, mag men als vaten aanmerken.
Welke ook de zamenstelling deezer vaten moge weezen, vast gaat het, dat zy zich uitstrekken langs de wortels van den stam, langs de takken en uitspruitzels, en dat zy eindigen aan het uiterste der bladen, bloemen en vrugten.
De hoeveelheid en beweeging van dit Sap neemt zeer zigtbaar toe in de Lente, en houdt aan, schoon in eene mindere maate, tot dat regenvlaagen de zomerhitte afwisselen, gelyk veelal gebeurt in de maand Augustus. Ten dien tyde herneemt het Sap zyne werkzaamheid, en wordt naar die maand genoemd. In den Winter, nogthans, schynt de beweeging van dit Sap op te houden, schoon 't zelve steeds zigtbaare uitwerkingen baart in de wortels en botten der Planten.
Vast gaat het, dat het Sap eene soort van beweeging in de vaten heeft; en veelvuldige proefneemingen zyn 'er te werk gesteld, met oogmerk om zich te verzekeren, of het een omloop ware, gelykende naar dien van het bloed in de Dieren, dan of het alleen rechtstandig liep van den top tot den wortel, of van den wortel na den top, of ook schuins in allerlei richtingen. - Elk deezer gevoelens is beweerd door bekwaame en beroemde Mannen. Malphigi, major, parent, mariotte, lahire en anderen hebben den omloop van dit Sap beweerd. Dodard, duclos, magnol enz. hielden het tegenovergesteld gevoelen staande. Dan de proeven, door beide de partyen bygebragt, wil men, dat het geschil niet beslissen.
Het schynt my toe, dat de voorstanders van den omloop des Saps al te zeer vooringenomen waren met de
| |
| |
overeenkomst, welke zy veronderstelden te bestaan tusschen de groeiende en de dierlyke huishouding: zy helden over, om, zonder genoegzaame gronden, te gelooven, dat de omloop des Bloeds in de Dieren eene beslissende proeve opleverde van den omloop des Saps in het Groeiend Ryk. Wat my betreft, ik ben van gevoelen, dat wy tot een ander besluit moeten komen: indien zy zelfs de volkomenste Plant, een Boom, by voorbeeld, vergeleeken hadden met een Dier, even zeer, volgens zynen aart, volkomen, by voorbeeld een Viervoetig Dier; in dit geval, houd ik my verzekerd, zal men bekennen moeten, dat het getal, de volkomenheid en de werkzaamheid van beider organen zo zeer verschillen, dat men allen grond van reden hebbe om te vermoeden, dat 'er eene zeer groote ongelykheid plaats hebbe in het eerst beweegend beginzel van de vaste en vloeibaare deelen, die de met elkander vergeleekene voorwerpen uitmaaken.
Schoon een Boom zyne geboorte, zynen groei, zyn verval en dood hebbe, even als een Dier, zyn nogthans die algemeene punten van gelykvormigheid onderscheiden door een zeer kenmerkend verschil in de organisatie en het werktuiglyke van derzelver lichaamen; en, schoon het weezenlyk voor een Boom noodig moge weezen, dat dezelve eene beweegende vloeistoffe hebbe om te bestaan, zullen wy nogthans uit die omstandigheid niet mogen besluiten, dat dit Vogt omloope gelyk het Bloed in de Dieren, en dat gevolglyk een Boom voorzien is met deelen, die beantwoorden aan het hart, de aderen en slagaderen, de voertuigen des Bloeds by de Dieren. In de daad daar op gelykende, daar mede overeenkomstige deelen heeft men nooit by de Planten aangetroffen.
De veronderstelling van den omloop des Saps brengt mede, dat hetzelve een volkomen door- en omloop hebbe in alle de deelen der Plant, afzonderlyk genomen: naardemaal men waargenomen heeft, dat een Boom niet sterft, wanneer dezelve, digt by den grond, is afgehakt, en dat een groot aantal van Planten geduurende den winter bestaat, naa dat zy den stam verlooren hebben. Daarenboven, de vermenigvuldiging der Planten door aftuigen, afleggen en stekken, kan ten bewyze dienen, dat alle deeze deelen een volkomen omloop hadden, zints den tyd dat zy gehegt waren aan de
| |
| |
Plant, van welke men ze heeft afgenomen. Het is, overzulks, blykbaar, dat de beweeging des Saps geen weezenlyke omloop is; maar eene beweeging in onderscheidene richtingen, die zich kan uitstrekken tot elk gedeelte van de Plant, en afzonderlyk in ieder bestaan.
'Er is geen verschil van gevoelen over de beweeging van het opklimmend en nederdaalend Sap. De opklimmende beweeging is de duidlykste: 'er zyn verscheide proeven, die dezelve staaven: als, de voortgaande beweeging van het Sap na den top der Boomen, een groote kragt van opslorping in de wortelen, de opklimming van het druipen des wyngaards in vaten, eigen aan die Plant, de uitwaaseming der Planten, enz. Het schynt, dat het Sap eene min sterke neiging hebbe om nederwaards te daalen, dan om op te klimmen. Het is, egter, buiten allen kyf gesteld, dat het Sap van den top tot het benedenste van de Plant nederdaalt. Dit wordt beweezen door deeze omstandigheid: wanneer een Boom geplant is naby genoeg aan twee andere Boomen, om 'er ingelyfd te worden, door middel van de vermenging der takken, kan men, zo ras de inlyvingen wel gevormd zyn, zonder hinder de ingelyfde afzonderen, zonder dat hy sterve; dewyl de twee andere Boomen, door middel van de inlyving, een genoegzaam Sap ten leeven verschaffen. Wy mogen en moeten daaruit besluiten, dat het Sap nederdaalt door alle de deelen van deezen Boom, die laager geplaatst zyn dan de takken, daar ingelyfd. Wy hebben een ander bewys voor de nederdaaling van het Sap: wanneer men eene insnyding maakt in den stam der Canadasche Ahorn, om 'er het zuikeragtig vogt, daarin begreepen, uit te haalen, zal men zien, dat dit vogt alleen vloeit uit het opperst gedeelte der insnydinge.
Indien wy een geheelen ring, of ter breedte van eenige weinige lynen van den bast van een Wyngaardrank, een jaar oud, in het begin der Lente, wegneemen, ontstaat 'er een knobbel of zwelling aan elk uiterste der ontbasting; doch de hoogere knobbel is grooter dan de laagere, dewyl dezelve gevormd wordt door het nederdaalend Sap, 't welk verhinderd wordt ter plaatze waar de bast is weggenomen: als dit gebeurt, zal dat gedeelte van den tak, 't welk boven de ontbasting is, een merkbaar voordeel trekken van de op- | |
| |
houding des Saps. De nieuwe jaarlyksche bekleeding wordt dikker by de gemaakte opening, en de druiven, voortgebragt door dit gedeelte van den tak, worden verscheide dagen vroeger dan de overigen, aan het laagere gedeelte van den tak, ryp. Deeze zelfde proeve slaagt aan den Abrikoos en verscheide andere vrugtboomen.
Deeze waarneemingen strekken ten uitmaakenden bewyze, dat het Sap in Boomen en Planten opryst en na beneden daalt: men heeft desgelyks bewyzen, dat het eene zydwaardsche beweeging hebbe. Duhamel deedt eene proeve op een jongen Olmboom, door het maaken van twee insnydingen op een kleinen afstand, de eene boven de andere, en aan den tegenoverkant; en door deeze insnydingen, voortgaande tot het midden van den Boom, klom het Sap op tot den top, schoon de rechte en zydelingsche loop afgebroken waren door de twee insnydingen. Hales nam twee takken van eene gelyke grootte, en deedt twee tegen elkander overstaande insnydingen op een derzelven; vervolgens dompelde hy de langste einden van beide de takken in vaten, met water gevuld; zy pompten het water op, en de doorwaaseming was in beide gelyk. Hy maakte deeze proeve nog voldoender en beslissender door vier insnydingen, op vier onderscheidene zyden: zo dat de afwykingen van het Sap vermenigvuldigden, en de toeloop na de zydelingsche richting vermeerderde.
Veele andere proefneemingen heeft men te werk gesteld, welke alle zamenloopen om te bewyzen, dat het Sap niet alleen zydelingsche gemeenschap heeft, maar gemeenschap in allerlei richtingen. De gemaklykheid of gereedheid, welke het Sap vindt, door de organisatie der vaten, om zich na elk deel van een Boom te verspreiden in onderscheidene richtingen, heeft hinderpaalen te wege gebragt voor de zodanigen, wier naspeuringen ingericht waren om te ontdekken, of het Sap door het hout of door den bast, of tusschen het hout en den bast, opklimme. Ten einde deeze onderscheidene vraagen op te lossen, heeft men veele poogingen aangewend; doch geen deezer is door een volkomen beslissenden uitslag beantwoord. Duhamel, de la baisse en bonnet hebben op dit stuk proeven genomen, door inspuitingen, of door in een vogt takken te zetten van onderscheide Planten, aan de benedeneinden
| |
| |
gekleurd: zy sneeden de deelen der ingedompelde takken af, en kloofden vervolgens het overige van den tak, om te zien, tot welk eene hoogte en langs welken weg het vogt opwaards gegaan was. Naar het gevoelen van duhamel, hebben deeze inspuitingen onbetwistbaar beweezen, dat het Sap in de Boomen door het hout, en door de houtagtige vezelen in de Planten, opklimt; en zy schynen tevens te bewyzen, dat het Sap nimmer opklimt door den bast. |
|