In het jaar 1799 wierd ik geroepen by het zeventien maanden oud Zoontje van den Heer v.W., een sterk met de Pappot opgebragt Kind, 't welk, nu geduurende twee etmaalen, by herhaaling, door epileptische krampen was aangetast geweest. Eer ik by het Lydertje kwam, had men reeds gebruik gemaakt van speceryachtige Wryvingen over het onderlyf, gelyk ook van Klysteeren uit Valeriaan: terwyl men de Zinkbloemen inwendig, doch alles zonder eenige beterschap, had gebruikt. Geduurende 5 of 6 vierendeels uuren bleef het Kind vry van stuipen; doch wanneer dezelve eens aankwamen, hielden zy aan geduurende 5, 6 of 10 minuten. Niettegenstaande het naauwkeurigst onderzoek, betreffende alles, wat was voorafgegaan, kon ik geenerleije lichaamelyke oorzaak ontdekken: zynde het Kind, volgens getuigenis der Min, tot op het aankomen van dit toeval, steeds in allen opzichte welvaarende geweest. Alleenlyk ontdekte ik toevallig, na het afloopen deezer ziekte, dat men, om het schrynen te beletten, de roode half ontvelde plaatzen der Lasschen met Loodwit had bestrooid; 't geen men my, schoon 't voorzeker zeer nadeelig is, als, naar de gedagten der Min, eene nietsbetekenende zaak, niet eens had gezegd. Daar de ziekten der Kinderen ligt in een asthenischen toestand overgaan, en het toeval thans reeds twee etmaalen had aangehouden, begreep ik, dat ik met prikkelende middelen moest werken; waarom ik gebruik maakte van Kruiderbaden met Wyn, en van Klysteeren uit Peoniewortels, waarby ik inwendig voegde het afwisselend gebruik van de verzadigde Potasch-oplossing en van de eenvoudige Tinctuur van Heulzap; zodanig, dat het eerste gegeeven wierd van 4 tot 10 druppen, en het laatste van 1 tot 2 druppen. Hiermede hield men aan geduurende 24 uuren, zonder echter eenige beterschap te bespeuren; 't geen my deed besluiten, eene mostert-pleister op de maag te leggen, en inwendig den saffraan, met kleine giften Ipecacuanha, te gebruiken: dan onder het aanwenden van deeze middelen kwamen de stuipen alle
kwartiersuuren weder. Dusdanig hield deeze bekommerende toestand des Kinds aan, geduurende vier etmaalen, tot groote smert der aandoenlyke Moeder en der omstanderen; schynende het ook, dat het toeval met den dood zou eindigen. Thans viel ik op de gedagten, om eene proef met den Moschus te neemen,