Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 50]
| |
Ernstige bespiegelingen by den afloop des jaars MDCCCIV.Ga naar voetnoot(*)Zoo is dit Jaar al weder afgelopen met al de gebeurtenissen, welke voor dit tydperk bestemd waren. Dezelve leveren een nieuwe schakel op voor de Jaarboeken der Eeuwen, maar leverden tevens een onafgebroke schakel van rampen, waaronder een groot deel van het menschdom zugt. De verschrikkelyke, doodelyke Koorts, welke zich voorheen by Philadelphia en eenige weinige plaatzen in Noord-America bepaalde, heeft zich ook tot in Europa uitgebreid. De voornaamste bloeijende Zeehavens van het gefolterd Spanjen hebben derzelver verwoestingen moeten ondergaan; de Koophandel is belemmerd, de Zeevaard gestremd, de gemeenschap afgesneden, de inwoners zyn haare slachtoffers geworden, of moesten, in algemeenen rouw gedompeld, in vertwyffeling en doodsangsten hun leven slyten. Gibraltar en Livorno moesten het ook bezuuren. Geheel Europa wierd ontrust, en gedrongen tot het nemen van onaangename maatregelen. Welke akelige tooneelen openen zich hieruit voor de toekomst, en maaken ons bevreesd voor eene nieuwe Ziekte, erger dan de Pest, waardoor Europa voorheen telkens geteisterd wierd. Elk, die een menschelyk gevoel heeft, beklaagt den ongelukkigen toestand van zulke lyders. Vuige Staatkunde alleen, die slechts op eigen belang rekent, ontziet zich niet, deeze rampen door roof en bloedstorting te verdubbelen. Wel verre van den algemeenen regel op te volgen, waarin de nieuwe Wysgeeren alle plichten der zamenleving willen bevatten, maar die het Christendom voor agttien Eeuwen reeds heeft ingescherpt, verbreekt zy het algemeen aangenomen recht der Volken. Zonder eenige verklaring van oorlog, valt zy op de schepen en bezittingen aan. Spanjen moet zyne schatten en manschap voor zyne havens zien overrompelen en wegslepen. Dat men vry zich bemoeije om de Heidenen met de Leer van christus bekend te maken; zy, die dezelve belyden, ontzien | |
[pagina 51]
| |
zich niet, erger dan Heidenen en Barbaren te handelen. Zulk een weder-rechtelyk spoor slaat Engeland by herhaling in. Het maakt den Oceaan, die aan alle Volken gemeen is, voor alle Volken onveilig; het misbruikt zyne overwegende macht op zee, schoon het door Vrankryk met een inval, langer dan een jaar, bedreigd wordt. - Terwyl gansch Europa het oog op de uitkomst van deezen geduchten Oorlog gevestigd houdt, of in denzelven betrokken is, breidt Vrankryk zyne macht van tyd tot tyd uit, en maakt zich te land ontzettend voor alle zyne nabuuren. Door veele bloedige tooneelen en herhaalde omwentelingen geschud, heeft het den Koninglyken Throon omvergeworpen, en de erfelyke opvolging vernietigd, om dezelve door een erfelyk Keizerdom te doen vervangen. Daar wisselt men alle zorgen en zwaarigheden met vrolyke Feesten en overkostbare plechtigheden af, welke door de tegenwoordigheid van den Roomschen Kerkvoogd, die al zyn invloed met de belydenis van het Christendom by het Fransche Volk scheen verloren te hebben, nog plechtiger gemaakt worden. Dessalines, intusschen, aan 't hoofd van zyne mede-negerslaven, trotseert de macht van de groote Natie, voltooit het begonnen werk van toussaint de l'ouverture, verdryft zyne meesters van het uitgestrekt St. Domingo, wreekt de gelede mishandelingen met de woede van een getergden tyger, en werpt zich tot een onafhankelyk opperhoofd, - tot Keizer op. Zie daar een nieuw Ryk gesticht, een goed gedeelte van de inwoners van Africa door Europeäansche handelaars en zeelieden van tyd tot tyd naar America overgevoerd, en teffens een nieuw roofnest gevestigd met oogluiking van Brittanjen, onder begunstiging van baatzuchtige Americanen, het geen in de gevolgen tot een geessel der Volkplantingen verstrekken kan in de nieuwe Waereld, gelyk Algiers en Marocco in de oude. Zoo worden de onheilen, zoo worden de gewelddadigheden der vorige Eeuwen, in deeze onlangs aangevange vernieuwd, en de rampen van het menschdom schynen alle wisselingen des tyds te verduren. Mogten wy Nederlanders met een bedaarde aandacht alleen deeze noodlottige onheilen en woelingen van verre aanschouwen, en alleen met een medelydend hart deel nemen in het lot van een lydend menschdom! Dan helaas! wy worden met onze ranke | |
[pagina 52]
| |
kiel in den onstuimigen oceaan, - in den storm onwillig medegesleept. Een korte, al te korte, een bedriegelyke Vrede was voor onze ademscheppende Zeevaard en Handel veel erger, dan een voortdurende Oorlog. Onze Kooplieden hervatteden de kans met een onverbeeldelyken moed; maar zy wierden ras het slachtoffer van trouwloosheid en geweld. Onze Volkplantingen zyn op nieuw overrompeld. De bronnen van welvaard zyn op nieuw gestopt; terwyl aanhoudende drukkende, door onze Voorouderen nooit beleefde Heffingen de geldkist van den Burger tot aan den bodem ontledigen: - terwyl duurte van alle levensmiddelen, gebrek aan werk, stilstand van Fabrieken, opschorting van grote en kleine Visscheryen, velen tot den bedelzak verarmd hebben. ô Myn Vaderland! hoe laag zyt gy gezonken! waar is uw oude roem, uwe Vryheid, uw welvaard, uw vermogen? In zulk een toestand zyn wy dit Jaar weder ingetreden. De vooruitzichten zyn voor ons nog even duister. Wy wagten naar Vrede, maar 'er is niets goeds, en echter wy kunnen het met pompen niet lang meer boven houden. Naar den mensch schynt onze redding onmogelyk. Wat dan? zullen wy den moed geheel opgeven? Laten wy doen, wat wy kunnen, om het scheepje in behouden haven te brengen. Wy zagen in deezen tyd zoo veele zaken gebeuren, welke wy te voren als volstrekt ongeloofbaar zouden verworpen hebben. Laten wy dan niet zeggen: het is volstrekt onmogelyk! maar ons oog op Hem vestigen, die Volken en Vorsten bestuurt - tot Hem onze toevlugt nemen, die ons redden kan door zyne Goddelyke tusschenkomst, aan welke wy den oorsprong en voortduring van ons Gemenebest tot op deezen tyd te danken hadden. E. |
|