hoort, maar hij zelf, hij zelf, terwijl hij zich zelf gevoelt, hij zelf, terwijl hij in de geheele onbehulpzaamheid van zijn eerste aanweezen zich gevoelt, hij zelf, terwijl hij zich als het voorwerp der moederlijke verzorginge en liefde in deeze onbehulpzaamheid gevoelt, zelf het eerste voorwerp van zijn bewustzijn en opmerken is, begint hij daarom zijne Handleiding, om de kragten des kinds tot het opmerken en spreeken te ontwikkelen met het beschouwen van zich zelven - van zijn lichaam. Diensvolgens beschouwt hij het Menschelijk Lichaam, in tien Oeffeningen, of Afdeelingen, naar even zoo veele Gezigtpunten. Zes dier Oeffeningen, en een gedeelte der zevende, bevat dit Eerste Stuk; de overigen zullen in het Tweede volgen. Wij willen, om onze Leezers met den aart en de bedoeling deezes Werks, zoo veel zulks op die wijze doenlijk is, bekend te maaken, den inhoud der Oeffeningen, zoo als dezelve in de Voorrede wordt opgegeeven, afschrijven.
‘De eerste dezer Oefeningen leert de Moeder haar kind de uitwendige deelen van zijn Lichaam te wijzen en te benoemen, dat is, zij leert het kind dezelve naauwkeurig te aanschouwen en dezelve hunne naamen te geeven.’
‘In de tweede Oefening wijst zij hem de gesteldheid van elk dezer deelen, dat is, zij wijst hem, welke andere deelen rondom die deelen, welke zij hem doet opmerken, omliggen.’
‘In de derde Oefening maakt zij hem op den saamenhang der deelen zijns Lichaams opmerkzaam.’
‘In de vierde Oefening wijst en zegt zij hem, welke deelen aan het Lichaam maar enkelvoudig, welke tweevoudig, welke viervoudig enz. gevonden worden.’
‘In de vijfde leert zij hem de wezenlijkste eigenschappen van ieder deel zijnes Lichaams opmerken en benoemen.’
‘In de zesde leert zij hem die deelen van het Lichaam, welke de eene of andere van de hem reeds bekende eigenschappen met elkander gemeen hebben, samenzoeken en als in dit opzigte bij elkander behoorend, gemeenschaplijk benoemen.’
‘In de zevende Oefening leert de Moeder het kind opmerken en zich daarover uitdrukken, wat hij met elk gedeelte van het Lichaam doen en uitvoeren kan, en hoe en bij welke gelegenheid deze verrichtingen der deelen van het Menschelijk Lichaam gewoonlijk plaats hebben.’
‘In de achtste Oefening maakt zij het kind ook op het wezenlijke van dat gene, wat tot verzorging van zijn Lichaam behoort, en noodzaaklijk is, opmerkzaam.’
‘In de negende Oefening maakt zij het kind aan den leiddraad der hem bekende eigenschappen der deelen van het Lichaam op het veelvuldige nut dezer eigenschappen opmerk-