den man, zo recht edel en groot, dat hij zulk gestreel niet lijden kan, ontmoet men maar zelden. Het misbruik neemt het gebruik niet weg; - dat strelen is eene verleidende, gevaarlijke, dikwijls verderflijke kunstgreep; en zonder dezelve komt men echter niet ver. Daarvan had jacquinet, de held in deze kleine Roman, de treurige ondervinding; een eerwaardig Kluizenaar leerde hem deze kunst, en nu was zijn fortuin wel spoedig gevestigd. ‘De Stier onderzoekt niet, als hij zich door een hand gestreeld voelt, of zij die van een rijk of arm mensch, van een stedeling of dorpeling is; het is hem genoeg dat het eene hand is. De menschen zijn eveneens. Van welk een staat ook, worden wij van hun geacht, willen wij hen prijzen.’ Eene waarheid, en alzo een goede, maar toch gevaarlijke raad! ‘Uwe goede inborst; de godsdienstige beginselen, die u bezielen, en het inwendig geluk van den mensch uitmaken; de eerbied, dien gij der deugd toedraagt, - alles staat mij voor het goed gebruik in, dat gij 'er van maken zult.’ Dit voegde de Kluizenaar 'er bij: ‘Hoe zeer gij de menschen vleit, prijs nooit in hun dat verachtlijk is. Hebben allen hunne gebreken, zoo bezitten toch allen wel ééne lofwaardige zijde.’ En daarop herinnert hij aan den Schilder, die den éénöogigen man en profil tekende. Hij bedroog zich in zijne goede verwachting van jacquinet niet. Intusschen ontveinzen wij niet, dat, bijaldien deze held, bij het gebruik van deze raadgeving, meer ware op den toets gesteld, en zijne deugd alsdan beproefd ware gevonden, het Boekje, in ons oog, meerdere zedelijke waarde hebben
zou.