De Mensch een volmaakbaar Wezen. Redevoering. Door Hendrik Harmen Klyn. Te Amsteldam, bij P.J. Uylenbroek. 1805. In gr. 8vo. 42 Bladz.
Ook de Heer klyn heeft de grondtrekken der Critische Wijsbegeerte voorgedragen, zoo als men dezelven, zints de meerdere gemeenzaamheid dezer denkwijze in ons Vaderland, al zeer dikwijls in Redevoeringen ontmoet heeft. Belangrijk acht Recensent het, dat men trachte de eerste beginzelen eener Wijsbegeerte, welke zoo verre van de vroegere denkwijzen afwijkt, door gedurige herhaling onwrikbaar vast te leggen: maar hij vreest, dat deze gedurige herhaling verveling zal wekken bij het publiek, waarvoor Recensent echter deze Redevoering wenscht te bewaren. Ten dien einde kan hij zeggen, dat de Redenaar het belangrijkste onderwerp, den mensch namelijk, een volmaakbaar wezen, ten voertuig der Critische grondbeginzelen gekozen; dat hij dit onderwerp zeer geregeld behandeld en met eenen Lierzang besloten heeft, die al zeer opmerkelijk is, wanneer men Recensent naar waarheid heeft verzekerd, dat dezelve de allereerste dichtvrucht is van den geest des Heeren klyn.
Hoort gij, van ver, dat schriklijk ruischen?
Het galmt door woud en velden heen.
Hoort gij den Stroomgod dondrend bruischen?
Geen berggevaarte stuit zijn schreên.
'k Zie hem door dijk en dammen breeken;
Verlaaten en verdelgde streeken
Zijn 't spoor, waar langs hij woedend snelt.
Hij stuwt verwoesting voor zich heenen. -
Van waar zal de Aard de magt ontleenen,
Die aan zijn woeden paalen stelt?