Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver de Armen, en derzelver Bezorging. Door R.J. Pilat. Naar het Hoogduitsch. In den Haag, bij J. Immerzeel, Jun. 1805. In gr. 8vo. 70 Bl.Daar het Pauper ubique jacet maar al te waar bevonden wordt, is het geenzins vreemd, dat de Armbezorging, zo elders, als in ons Vaderland, eene rijke schrijfstoffe oplevert. Het belang des onderwerps doet uitzien na de red- en hulpmiddelen, bij den Buitenlan- | |
[pagina 638]
| |
der, in denzelfden nood, aangeraaden of daadlijk gebezigd. - Voor eenigen tijd schonk ons de in dit vak zeer werkzaame van leijden van westbarendrecht eene Opgave van de Wetten en Verordeningen, in onderscheidene Tijdvakken, in Engeland, omtrent het Armenweezen, gemaakt, enz.Ga naar voetnoot(*). Thans hebben wij voor ons de gevoelens, dit gewigtig stuk betreffende, van eenen Duitscher. Het eerste Deel van dit weinig omslagtig Werkje bevat Aanmerkingen over de noodzaaklijkheid van eene openbaare Armbezorging, de voornaamste bedoelingen daarvan, en de algemeene middelen om dezelve te bereiken. Bijzonder staat hij stil, om, zo ver de bedoelde beknoptheid zijns Geschrifts gehengt, eenigzins de Vraag van de Maatschappij der Weetenschappen te Gottingen - Of het raadzaam zij, Armenschattingen in te voeren, - te beantwoorden. Het stellige heeft bij hem den voorrang en vindt hier een verdeediger. Met kant is hij niet vreemd van het begrip, ‘of het met het welweezen der wereld in 't algemeen niet beter zou gelegen zijn, indien alle Zedelijkheid der menschen tot Regtspligten, egter met de grootste naauwgezetheid, beperkt, het welwillen nogthans onder de onverschilligheden geteld werd;’ en stemt in met een ander Schrijver, ‘dat het verval van de deugd der Weldaadigheid geen grooter verlies zou zijn, dan dat, door de uitroijing der pokken, een hoofdstuk voor de geneeskunst voor de oudheid moest plaats vinden.’ - 't Gevoelig hart zal niet ligt met deeze magtspreuken instemmen, of zich door de wederleggingen van den Schrijver laaten afbrengen van die beminnelijke Deugd. Het tweede Deel bevat, zo wel eene voordragt van de bijzondere klassen van Armen en Noodlijdenden, als de Middelen, hoe derzelver behoeften kunnen weggenomen worden; en komen, in de eerste Afdeeling, de tot den Arbeid bekwaamen in aanmerking. De Heer pilat deelt zijne bedenkingen mede, over de Werkhuizen - de Industrieschoolen - de Banken van Leening; en te recht merkt hij op, hoe deeze, volgens de gewoone inrichting, gansch niet aan derzelver oogmerk beantwoor- | |
[pagina 639]
| |
den. - Onderstandkassen, als die te Berlijn, worden aangepreezen. In de tweede Afdeeling handelt de Schrijver over de Armen, die, uit hoofde van hunnen ouderdom, hun geslacht, of verzwakte gezondheid, geheel buiten staat zijn, zich leevensonderhoud te verzorgen. Hier komen eerst in aanmerking Vondelingen en Weezen. De Vondelinghuizen worden met eene zwarte koole getekend, en de bijgebragte voorbeelden dienen om zulks te regtvaardigen. Welke middelen hij wil dat deeze Sterfhuizen zullen vervangen, vinden wij vermeld. - Der Weeshuizen gebreken komen hier in een sterken dag voor: veele, de meeste, vallen niet te lochenen: dan of de verdeeling derzelven aan Voedster-ouders in de Stad en op het Land alle die voordeelen zou aanbrengen, welke de Schrijver wil, komt zeer in bedenking: verschil van plaats en omstandigheden dunken ons niet genoeg in acht genomen. - De Inrichtingen van de gemeenschaplijke zamenwooning der oude zwakke lieden, die onder de zieken niet gerekend kunnen worden, en onder verscheide benaamingen bekend zijn, gelooft hij over 't algemeen te moeten veroordeelen; en meent, dat het geld, 't geen zij tegenwoordig kosten, op eene betere wijze zou besteed zijn, met dit onder de zodanigen uit te deelen, en daardoor uit te winnen de uitgaven aan de Gebouwen, Opzigters enz. - De behoeftige Weduwen trekken inzonderheid des Schrijvers aandagt. Hetgeen hij van de Weduwekassen zegt, verdient opmerking. - De vraag: zullen de zieke Armen gemeenschaplijk in Gasthuizen, Ziekenhuizen enz. verzorgd, of door Giften en andere behulpzaamheden ter verzorging in hunne eigene wooningen ondersteund worden? trekt pilat's opmerking. Hij verklaart, dat, hetgeen hij tegen de verzorging van zwakke en oude lieden in gemeenschaplijke huizen ingebragt heeft, in dit geval ook past; doch erkent, dat geen minder sterke gronden strijden tegen het verzorgen der Armen in hunne wooningen. Men vindt hulpmiddelen tot weering van het gebrekkige voorgeslaagen. Een derde Klasse van Armen - luije Armen - wil hij, dat, in Tugthuizen van den Staat, gedwongen arbeid worde aangeweezen. - Omzwervende Bedelaars en Landloopers moeten weggejaagd worden. - De laatstgemelde Klasse, schaamagtige Armen betiteld, wil | |
[pagina 640]
| |
hij met omzigtigheid behandeld, en ondersteund hebben, zonder dat zij bij de openlijke uitdeeling behoeven te komen, en zonder dat hunne naamen op de openlijke Armlijsten gebragt worden. - Dan dit is nedergesteld, niet uitgewerkt: hoe veel 'er op in te brengen zou vallen, weet ieder, die immer met de Armbezorging iets te doen gehad heeft. 't Geen wij in dit Stukje vermeld vinden, is grootendeels voor Duitschland berekend, en de meeste Schrijvers, door pilat aangehaald, en tot welke hij de Leezers verwijst, hooren in Duitschland t'huis. De Vertaaler zou een meer verdienstlijken arbeid verrigt hebben, indien hij, het voetspoor des bovengemelden van leijden van westbarendrecht volgende, het Werkje met toepassingen op den staat der Armen in ons Vaderland verrijkt, en aangeweezen hadde, of en in hoe verre men hier gebruik kan maaken van de nieuwigheden, door den Hoogduitschen Schrijver voorgeslaagen. |
|