ver, den boom van Diana, het Verzilveren, het Pleetwerk, enz. Eene volgende Verdeeling handelt over het Kwikzilver, en de voornaamste bereidingen, die daaruit worden vervaardigd, met naame de Cinnaber, het rood Praecipitaat, de Donderkwik, het Sublimaat, de zoete Kwik, enz. Eindelijk gaat de Schrijver over tot de beschrijving van het IJzer, en van alle deszelfs merkwaardige bereidingen.
Bij dit Deel zijn gevoegd eenige belangrijke Aanhangzels, wier eerste loopt over de zamenstelling van het Water door eene enkele zamenperssing der daartoe vereischte Luchtzoorten, zonder een Electrischen schok; het tweede over de zogenoemde vloeibaare Zwavel, een nieuw Chemisch Voortbrengzel, ontdekt door den Hoogl. palladius, 't welk, zwaarder dan Water, echter de vluchtigheid van den vitriolischen Ether bezit, en daardoor gebruikt kan worden, om de Kwik, zelfs in den Zomer, te doen bevriezen. Vervolgens wordt gehandeld over het Harger-Zand; voorts over eene verbeterde bereiding der Zoutzuure Zwaar- en Strontiaan-aarde; en eindelijk over de nieuwe Metaalen, in de Platina aanwezig.
Onder de gewigtige aanmerkingen, die alomme in dit Werk voorkomen, tellen wij des Schrijvers denkbeelden over den aart en het onderscheid van het IJzer en Staal, welke wij tot eene proeve hebben uitgekipt. - ‘Veelen (zegt de Hoogleeraar) moet het voorzeker, in den eersten opslag, wonderlijk voorkomen, dat 'er eene zo zachte en brooze stoffe, als Houtskool, noodig zij, om het zo veel harder IJzer in een nog veel harder en veerkragtiger Metaal te veranderen. Dan dit verwonderenswaardige verdwijnt, door te overweegen; dat deeze zachtheid der Koolen ontstaat uit de vereeniging der Koolstof met de Zuurstof; dat de oorsprongelijke Koolstof is de Diamant; dat deeze, in de verbinding van het Koolenpoeder met het IJzer, zijne Zuurstof verliest, vereenigende zich hetzelve, geduurende deeze bewerking, met een gedeelte des Metaals, tot een potloodaartig verzuurzel; dat dus eindelijk het Staal is eene alliagie van het IJzer met den Diamant, doch zodanig eene, in welke IJzer genoeg is tot het bekomen der vereischte taaiheid en smeedbaarheid, doch daarentegen ook Diamantstof genoeg, om daaraan de zoodige hardheid te geeven. Gebruikt men dus te wei-