Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAan Rutger Jan Schimmelpenninck, in Mei 1805. Te Amsterdam, bij J. Allart, 1805. In gr. 8vo. 10 bl.Ter eer van schimmelpenninck's doel tot redding van het Vaderland, besnaarden feith en kantelaar hunne speeltuigen. Het Onderwerp! de Dichters! - met graagte begonnen wij; met dankbare verwondering eindigden wij. Zoo is dan het vuur der jeugd in den bedaagden feith nog schitterende! Zoo herleeft de kiesche kantelaar voor Poëzij, en, gelijk wij hartelijk wenschen, voor geheel de Letteren! Hij, die de WellustGa naar voetnoot(*) in alle hare asschuwelijkheid schilderde; die | |
[pagina 606]
| |
den dood eens KindsGa naar voetnoot(*) zoo treffend bezong; nieuwland op zijne bruiloft zoo uitnemend onthaaldeGa naar voetnoot(†), moest ons meerder te gast nodigen. Veelen kunnen niet, en overladen ons echter met Dichtwerken; - kantelaar kan, en .... Dan wij zouden ons, dus doende, aan ondankbaarheid schuldig maken, daar hij ons hier weder een Gedicht levert, zijner kieschheid waardig. Hoe weinige bladzijden bevatten deze Gedichtjes! en echter, hoe veel meer dichterlijks is hier, dan in zommiger wijdlopige Bundels! Ziet hier, ten bewijze, de laatste helft van het Dichtstuk van feith, waardig de lier, die eens de ruiterGa naar voetnoot(‡) bezong.
Een curius moog' juichend sterven,
Waar de uitkomst hem tropheën plant;
Een codrus willig 't leven derven
Ter redding van een Vaderland;
Om eeuwige eer, die bij het leven
Reeds om het offer schijnt te zweven,
En ras de zekere uitkomst biedt,
Een kleen getal onzeek're jaren
Niet angstig als een' schat te sparen ....
'k Eerbiedig, maar bewonder 't niet!
Maar zich aan 't Vaderland te wijden,
Wat nacht de donkre toekomst dekk',
Onzeker, of wij schipbreuk lijden,
En vloek ons niet ten loon verstrekk';
Dan, veilig met zijn rein bedoelen,
Zich boven de uitkomst groot te voelen,
Een zinkend Vaderland ter eer,
Ligt door geen poging meer te schoren,
Maar zonder hulp gewis verloren ....
Voor dezen stervling kniel ik neêr!
ô Neêrlands Hoop! uw daad blijft edel,
Ook waar nog nacht op de uitkomst zinkt;
Zij drukt eene eerkroon op uw' schedel,
Die boven lot en uitkomst blinkt.
Wie u vergoden of verdoemen,
Het Nakroost zal uw grootheid roemen;
Uw doel blijft bij hem onbesmet:
En wat, wat zou u de uitkomst schaden?
In 't oog, dat willen weegt als daden,
Hebt gij uw Vaderland gered!
| |
[pagina 607]
| |
Niet minder schitterend is het eerste gedeelte van kantelaar's Gedicht.
Wie is die Held, die moed en krachten,
Bataven! aan uw redding waagt?
Wie durft 'er nog genezing wachten,
Waar reeds 't verderf 't gebeente knaagt?
Zal dan Natuur haar' loop verkeeren?
Het Noodlot nieuwe wetten eeren?
Herrijzen, wat ten grave zonk? ....
Of laaft ge, ô wreede Hoop! het harte,
Zoo lang gedrenkt met vrees en smarte,
Slechts met een' nieuwen zwijmeldronk?....
Een Volk, welks eindperk is verschenen,
Ziet nimmer zijnen bloei weêrom;
Jeugd - manbre jaren - vloden henen;
Ontbinding volgt den ouderdom.
Zoo ziet eene eeuw het rijsjen groeijen;
Eene eeuw den eik in schoonheid bloeijen
Vereend met majesteit en kracht;
De volgende eeuw is aan 't verdwijnen,
Kracht, majesteit en schoonheid kwijnen,
Terwijl de tronk de ontbinding wacht.
Kunt gij nog twijfelen, Bataven!
Of dit het beeld zij van uw' stand?
Uw roem, uw voorspoed ligt begraven
Bij de eedle stichters van uw land.
Uw stalen veêrkracht schijnt geweken,
Uw moed voor 't overwigt bezweken
Des nooddwangs, waar 't Heelal voor boog:
Niets, niets herstelt de vaag uws levens,
Daar u en vriend en vijand tevens
Het merg uit uw gebeente zoog.
Als 't eenzaam dorpjen in de dalen
Den sneeuwval van de bergen ducht,
Die rondom aan zijn' hutten palen,
En vruchteloos naar uitkomst zucht:
Zoo hebt gij schokken te verduren
Bij 't worstelen van nageburen,
Wier reazenkracht u ligt verplet:
Wiens wijsheid zal in die gevaren
U van den ondergaag bewaren?
Wie is hij, die uw aanzijn redt?
Zwijg, Wanhoop! enz.
| |
[pagina 608]
| |
Dit tweetal Gedichten mag eerst heten γἐρας.......ὀλὶγοντε φίλοντε.
Een klein en lief geschenk.
|
|