den. - Zijn besluit van dit gedeelte is in deeze woorden begreepen: ‘Wanneer wij nu alzo twee Mogendheden der wereld ten bloedigen strijde opontboden zien, zoo moeten wij over het lot der wereld klaagen, dat ze beide in strijdigheid bragt: oorlog of vernieling van den Britschen Staat, en oorlog of afhanglijkheid van de Fransche Monarchie. Op beide zijden gebiedt de ijzer vaste noodzaaklijkheid, op beide zijden is regt tot den oorlog.’
Dit alles heeft voor ons de vereischte klaarheid niet. Dan des Schrijvers oog is, gelijk hij het uitdrukt, verhuld ten aanziene dier voorwerpen; min verhuld is het, naar zijn zeggen, bij het beschouwen van het Strijdperk der Physische kragten en de bedoelde Landing. De uitvoering deezer onderneeming hangt, zijns oordeels, ‘van de beslissing van twee groote Physische kragten af, t.w. van de meerdere magt van het vuurspuwend geschut en van de gunst of afgunst der Elementen.’
De bedoelde Landing in Engeland of Ierland is voorts het groote stuk van 's Schrijvers overweeging; veel is des reeds, en beter, geschreeven. Hij keurt napoleon voor te ervaaren, om, door zulk eene gewaagde onderneeming, ‘het overschot der Fransche Zeemagt, eene zoo kostbaare moeite, zijn eigen roem, zijn persooneel bestaan, in eene zoo onzekere waagschaal te stellen.’
Naa nog veelerleie overweegingen, is het doel van zijn napoleon, ‘door enkele dreiging van eene groote Landing Engeland benaauwd en vervaard te maaken en bezig te houden, hetzelve door bezwaarlijke blokkeringen en kruisvaarten, door bevestiging der kusten te vermoeijen, en eindelijk door een staande Leger in den grond te bederven.’
Vrij van tegenstrijdigheden is dit Stukje niet geheel; duisterheden zijn 'er veele in. Deeze hebben zich reeds opgedaan in de weinige aanhaalingen; en het slot, waarmede wij van dit Boeksken afstappen, zal tot nog nader overtuiging dienen. ‘Tot heil van het menschdom zijn de natuurlijke gesteldheid en de verschillende strijdkragten van beide krijgvoerende staten van dien aart, dat de een den anderen niet geheel verwinnen zal. Groot-Brittannien is door zijne ligging tot eene zeemagt geschapen, en daar het al bezwaarlijk valt, aan hetzelve de eerste rol onder de handelsstaten te betwisten, zoo zal het onmogelijk zijn het tot eenen ondergeschikten rang te verlagen, of wel te niet te doen. Frankrijk is eene landmagt; Engeland kan het op het land niet aangrijpen, veel minder overmeesteren.
De regtvaardigheid der zaake is op de zijde van Frankrijk: zijne zaak is de vrijheid der zee, en dus van de menschheid.