Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 552]
| |
Briefwisseling van Samuel Richardson, Schrijver van Pamela, Clarissa en Grandison. Voorafgegaan door eene Levensbeschrijving, en Beoordeeling der Werken van dien Schrijver, door Mej. Anna Laetitia Barbauld. Uit het Engelsch. Iste Deel. Te Amsterdam, bij J.v.d. Hey, 1805. In gr. 8vo. 406 bl.Zo groot is het getal der Beminnaaren van de Schriften van wijlen richardson in ons Vaderland, dat wij aan den opgang van het aangekundigd Werk niet twijfelen, bijzonder doordien deszelfs vertaaling in zeer goede handen gekomen is, en voorts op de duidelijkheid en keurigheid der uitvoering geene aanmerking vallen mag. Tegen over den titel ontmoeten wij een weluitgevoerd Portrait van den vermaarden en tevens beminnelijken richardson: ook schijnt het ontwerp te zijn, de Drie volgende Deelen eveneens met eene Plaat te verzieren. Welk een vloed van noemenswaardige Romans, Zedelijke Verhaalen, en soortgelijke voortbrengselen van vernuft en smaak, zedert de uitgaave van richardson's Werken in druk verscheenen is; nog staan zijne Meesterstukken, en die van zijnen Mededinger fielding, in hooge achting; worden zij, ondanks de gebreken, die duidelijker uitkomen, nu 'er de glans van nieuwigheid afgaat, als Vraagbaaken in hunne soort aangezien; en behaagen de zulke wel het meeste, die op soortgelijken leest geschoeid zijn, of van daar hunne kleur, houding en beelden ontleenen. Ook is het, voor de zaak van Menschkunde en Zedelijke Wijsbegeerte, onzes achtens, van geen gering belang, nader bekend te mogen worden met zo beroemd een Man als richardson was, zo dat wij de ontwikkeling van zijn vernuft, de aanleidingen of bouwstof zijner Werken, benevens den voortgang van zijne vermaardheid leeren kennen, en ingeleid worden tot zijn huisselijk leven, ja een gezicht erlangen beide van de kracht en zwakheid zijns harten. Geen beter middel laat zich hiertoe denken, dan de uitgaave eener uitgezochte reeks Gemeenzaame Brieven, vergezeld of voorgegaan door eene Levensbeschrijving, van eene kundige hand geschreeven, die geheel den gezegden voorraad van 's Mans Correspondentie doorbladeren konde, en de vergaderde bouwstof met smaak en oordeel te behandelen wist. Zedert de uitgaave, naamelijk, der Pamela (in 1740) verkreeg zijne Briefwisseling met talrijke Vrienden en Verwonderaars, in het oog van richardson zelven, die waarde, dat hij de inkomende stukken te gelijk met de afschriften van zijne antwoorden getrouw bewaarde, en aan de uitgaave van deezen bundel, met de vereischte kieschheid, (naar het schijnt) bij wijlen dacht. Maar het bleef bij dit enkel voorneemen, en de papieren geraakten na zijnen dood in handen van zijne Dochter anna richardson, na wier versterf (in 1804) de Kleen- | |
[pagina 553]
| |
kinderen deezen voorvaderlijken schat geërfd, en voor aanzienlijk geld aan eenen Londenschen Boekhandelaar hebben afgestaan, door wien de schifting, en uitgaave van het Werk, aan Mej. barbauld is aanbevolen. Geen twijfel is 'er dus aan de echtheid van hetgeen men ons in deezen bundel ter leezinge aanbiedt; en, zo al de gestrengere Zedekunde dit zorgvuldig wegleggen en opstapelen van eenen schat niet altoos onzijdige loftuitingen zijner Vrienden in richardson wraaken moge, wij echter onthouden ons te liever van den verdienstelijken Man met hardheid te gispen, nadien de geur des toegezwaaiden wierooks den mensch zo ligt bedwelmt. Hoe het zij, aan gezegde zijne zwakheid zijn wij het overblijven deezer Briefwisseling, en alzo dat voorrecht verschuldigd, dat wij, dezelve leezende, ons verplaatzen kunnen in het midden der voorige geslachten, en hunne denkwijze, werkzaamheden, vooroordeelen, gebreken en deugden waarneemen mogen. Maar eer wij ons ons daartoe inlaaten, hoopen wij geenen ondienst te doen aan onze Leezers, met hunne aandacht te vestigen op richardson, en diens Levensbeschrijving, die wel, in den gewoonen zin des woords, weinig merkwaardigs, geene schitterende bedrijven, en een stil leven behelst, dan toch door haaren wijsgeerigen stempel, bevallige inkleeding van kleene bijzonderheden, en bijgevoegde schrandere beoordeeling van 's Mans Character en Werken, zijne gedachtenis en de pen van Mej. barbauld vereert. Niet zonder eenige afgunst noemde voormaals alexander de Groote achilles daarom gelukkig, dat hem in zijn leven patroclus tot eenen Vriend, na zijnen dood homerus tot den Dichter zijner heldendaaden was ten deel gevallenGa naar voetnoot(*): maar, buiten dusdanig inmengsel van benijdinge, verheugt het ons, van richardson te mogen zeggen, dat hij in een aangenaamen kring en bloeiende vriendschap der bevallige Sexe onschuldig leefde, en na zijnen dood door de inneemende pen eener oordeelkundige Dame geschetst, en door haare minlijke hand als 't ware op nieuws ingeleid is bij het Nageslacht, dat zijne Werken hoogschat. Na een gepast overzicht van de Geschiedenis der Romans vóór richardson, die in dit slag van schrijven een nieuwen weg zich gebaand heeft; na eenige schoone aanmerkingen over de drieërleie wijze, waarop dusdanige verdichte Verhaalen (uit den mond des Schrijvers, van den Held, die het onderwerp uitmaakt, of ook in Brieven) kunnen worden opgedischt, - tekent Mej. barbauld den Heer samuel richardson als eenen Man, ‘met wiens naam en vernuft, geene Engelsche, en weinige Buitenlandsche Leezers onbekend zijn, en die een voorbeeld was, onder ontelbaare andere, | |
[pagina 554]
| |
van natuurlijke gaaven, die zich zelven den weg tot roem gebaand hebben onder den druk van bekrompene omstandigheden, het nadeel eener duistere geboorte, en het gebrek van eene deftige opvoeding.’ Zijn Vader was een zeer braaf man, van beroep een Schrijnwerker,) toenmaals meer dan daarna in Engeland onderscheiden van dat eens Timmermans) die, bij gelegenheid dat de aanslag van den Hertog van monmouth op de Kroon mislukte, en deezen zijnen Vriend het leven kostede, vermoedelijk uit hoofde van staatkundige redenen, zich verpligt vond, van Londen naar Derbyshire te verhuizen. Aldaar werd onze samuel in 1689 gebooren, zonder dat de bepaalde plaats bekend is, waar hij ter wereld kwam. Hij zelve maakte 'er, onzeker waarom, altoos een geheim van, schoon hij zich anders de duisterheid en bekrompen toestand zijner eerfte levensjaaren niet schaamde. Overeenkomstig met zijne neigingen, wierd hij in den aanvang bestemd tot den Kerkdienst; doch eenige zeer zwaare verliezen noodzaakten zijnen Vader, hem, op zijn 15 of 16de jaar, de keus tot een ander beroep voor te slaan, die nu, almede ter voldoening van zijnen leeslust, zich tot den Boekhandel bepaalde, hebbende hij alleen het gemeene schoolonderwijs bevoorens mogen genieten. ‘Eenigen zijner bewonderaars (zegt Mej. barbauld) hebben het aanzien van richardson willen doen rijzen door te verzekeren dat hij kundig was in de klassike Schrijveren: maar men vindt al te dikwerf verklaaringen van hem, in zijne brieven, dat hij geene taal kende buiten zijne eigene, zelfs niet de Fransche.’ Vermoedens van het tegendeel, vooral gegrond op het geen hij aan den schoolvos Brand in zijne Clarissa doet schrijven, vallen weg, en het is waarschijnlijk dat hij daartoe of de hulp van zijnen Vriend Dr. channing genoten heeft, of dat hij zich iets uit de eerste beginselen (rudimenta), die hij op school geleerd had, heeft weeten te herinneren. Althans ‘zijn stijl verschilt zo veel mogelijk van dien van eenen schoolgeleerde. Dezelve vloeit over van platheden uit het gemeene spraakgebruik, en heeft noch die naauwkeurigheid, noch dat kleursel van de schoonheid der klassikenGa naar voetnoot(*), welke gewoonlijk de vrucht zijn eener vroege gemeenzaamheid met de beste voorbeelden.’ Onbedreeven, evenwel, als hij in de geleerde taalen was, bediende hij zich toch gaarne van den voorraad uit- | |
[pagina 555]
| |
muntende Werken, in zijne moederspraak voorhanden, wierd rasch bekend onder zijne schoolmakkers door zijne verhaalen en vindingrijk vernuft, en was bovenal, reeds in zijne vroegere jeugd, verzot op briefschrijven en het gezelschap der andere Sexe. ‘Drie jongedochters, een hoog gevoelen hebbende van zijne stilzwijgendheid, openbaarden hem, niet boven 13 jaaren oud, haare liefdesgeheimen, om hem te beweegen, haar voorschriften te geeven, om haare antwoorden, op de brieven haarer minnaars, naar te schrijven of te verbeteren.’ Dit, vereenigd met de neiging van richardson's geest om zedelijk nut te stichten, vertoont ten overvloede den aanleg der natuure, die zich daarna ontwikkelde in den Schrijver van Pamela, Clarissa en Grandison. In den jaare 1706 werd hij als leerjongen besteed bij den Hr. john wilde van Stationers-hall: daar bleef hij, boven de zeven gewoone en voor hem gestrenge proefjaaren, nog vijf of zes andere aan eene Drukkerije werken, en klom bij trappen op, tot dat hij zich eerst in eigen bedrijf in Fleetstreet, daarna, bij de uitbreiding zijner zaaken, in Salisbury-court nederzette. Had hij zich achting verworven door zijne vlijt en naauwgezetheid als Leerling, nu bezorgden hem zijne werkzaamheid en gulheid als Meester aanzienlijke voordeelen, ja oefende hij tevens zijne pen, ‘door Bladwijzers, Voorredenen, en, gelijk hij dezelve noemde, eerlijke Opdragten te schrijven voor de Boekhandelaars.’ Behalven andere Werken, die van zijne persse te voorschijn kwamen, ‘verkreeg hij, door den invloed van den Hr. onslow, Spreeker van het Parlement, het drukken der Dagbladen van het Huis der Gemeenten in XXVI Deelen in Folio: en in 1754 wierd hij verkoozen tot Meester van zijn Gild; eene bediening, die, onder de Boekhandelaars van Londen, niet slechts aanzienlijk, maar ook voordeelig is.’ ‘De Hr. richardson is tweemaal getrouwd geweest. Zijne eerste Vrouw was allington wilde, zijns Meesters Dochter; zij stierf in 1731. Zijne tweede was de Dochter van den Hr. james leake, Boekhandelaar te Bath, en zijn Vriend: deeze overleesde hem.’ Zij was eene staatlijke Vrouw, doch met een zeer goedwillig hart; hij zelve spreekt van haar, in een zijner Brieven, half boertende, half ernstig, aldus: ‘Wat goedaardige Vrouw gaf ooit een punt op, daar zij haar hart op gezet had? ô Die lieve Parthers! - Mijne Vrouw, die een zeer goed wijf is, regeert mij over het geheel op deze manier: zij laat mij mijn gevoelen zeggen tegen het gene, dat mij mishaagt. Nu en dan, als ik denk dat daar rede toe is, doe ik dit met eenige hevigheid; en zij laat mij uitpraten. Een dag of twee daarna (zoo het een stuk is, daar zij haar hart of haar hoofd, - want dat is bij eene Vrouw hetzelfde, - op gezet heeft) brengt zij, zonder de moeite te doen, van 'er eenigszins | |
[pagina 556]
| |
eene andere kleur aan te geven, de zaak nog eens op het tapijt. Ik heb al mijne redeneringen reeds verbruikt; en het verveelt mij te herhalen, wat ik voorheen gezegd had; en zij haalt het stuk 'er door: en dat het ergste 'er van is, uit hare overwinning besluit zij, dat ik overtuigd ben, en dat zij van het begin af gelijk en ik ongelijk had; en zoo is zij voorbereid, om een volgend punt weder door te zetten.’ - Aandoenlijk, en niet zonder eenigen invloed op de gesteltenis beide van zijn ligchaam en geest, die dus medewerkte tot den treurigen afloop der Clarissa, waren de treurige lotgevallen van zijn huis. Bij de eerste Vrouw had hij 5 Zoons en ééne Dochter, bij de andere 5 Dochters met éénen Zoon. Maar, behalven gezegde zijne Echtgenoote, bestelde hij alle zijne Zoonen, en het meerendeel van zijne Dochters, ten grave. ‘Bij zijne andere werkzaamheden kocht richardson, in het jaar 1760, eene helft van het Privilegie om zijner Majesteits Wetten te drukken: terwijl hij dus door de aangeduide bronnen in staat was om eene zeer onbekrompen verzorging te geeven aan een opkomend geslachte. Maar zijn geest, (vervolgt Mej. barbauld) was niet bestemd om altijd gebruikt te worden tot het gemeen maaken van de voortbrengselen van anderen. Noch Stadfeesten en eerbewijzen, noch het drukken van Wetten en Acten van het Parlement, noch de zorgen voor een huisgezin en het bestuur van een zoo wijden omvang van bezigheden, konden de vonk, die in zijn binnenste gloeide, uitdooven, of de schoone denkbeelden, die voor zijne verbeelding speelden, verhinderen, om in woorden ingekleed, en voortgebragt te worden, om het gehoor van het publiek te streelen. De Drukker van Salisbury-court zou eene nieuwe soort van geschriften scheppen; zijn naam zou gemeenzaam worden in de monden van de grooten, vernuftigen en vrolijken; en hij was bestemd om aan de overige bewoonders van Europa eene drangrede meer te geeven, tot het leeren van de taal deezes Lands. - Boekhandelaars verlangden van hem, dat hij een boekdeel zou bezorgen van Gemeenzaame Brieven, over eene verscheidenheid van verdichte voorvallen. Hij begon 'er aan: maar terwijl de eene brief den ander voortbragt, ging het hem als jan bunjan, “als hij pompte kwam het;” tot dat eindelijk, voor hem onverwacht, zijne geschiedenis van Pamela 'er uit gebooren werd.’ Aan dit Werkje (eerst slechts uit twee Deelen bestaande) besteedde deszelfs Maaker niet meer dan drie maanden; zijne gedachten (gelijk hij in eenen Brief aan hill vermeld heeft) naar een verhaal richtende eener Gebeurtenis, hem vijfëntwintig jaaren bevoorens medegedeeld van eenen zijner bekenden. Met verbaazende toejuigching wierd deeze eersteling der Zedekundige Romans door geheel Engeland ontvangen en | |
[pagina 557]
| |
onmiddelijk in het Fransch en Nederduitsch vertaald. - Die lof, gelijk meermaalen het gevolg is, lag grond tot nijd. ‘Fielding althans, die spoedig na hem de loopbaan zijns roems intrad, schreef zijnen Joseph Andriessen ter bespotting van Pamela.’ Een laag gedrag voorzeker, doordien zij geen verschil gehad hadden, en richardson een zeer vertrouwd Vriend was van fielding's twee Zusters. Zeer gevoelig werd hij des hierover getroffen, en bleef die beleediging haaren invloed steeds behouden op 's Mans ongunstige gevoelens over de Schriften van zijnen Mededinger. - Wij mogen ons in de keurige beoordeeling van richardson's eerste Werk, noch van de volgenden, door Mej. barbauld, niet inlaaten; te minder, wijl wij den Leezer liever naar deeze ervaaren Schrijfster verwijzen, dan haaren arbeid verminken willen. - Maar, aangemoedigd door den verworven roem, sloeg richardson weldra eene nieuwe en veel voortreffelijker taak aan, en volbragt hij de uitgaave zijner Clarisa, die de Pamela verdonkeren zoude, agt jaaren daarna (in 1748). Dit voortbrengsel van 's Mans penne steekt zeer verre boven zijne overige Werken uit, en zal (gelijk Mej. barbauld met volkomen recht aanmerkt) ‘zijnen naam aan de nakomelingschap overbrengen, als van een der eerste vernuften van de eeuw, in welke hij leefde.’ Dit bezorgde hem tallooze Verwonderaars en Leezers, die in den uitslag der Geschiedenis (terwijl zij in het licht verscheen) een hartelijk deel namen; ja menigte was 'er, en onder anderen Ladij bradshaigh, die in Brieven ernstig op hem aandrongen, om aan het treffend verhaal der lijdende Deugd eene wending ten goede en gelukkigen afloop te geeven. Dan richardson behield zijn ontwerp: ‘hij tekende de zegepraal van de kuischheid des gemoeds; hij maalde haar af als onbezoedeld, onbezwalkt en onvatbaar voor alle besmetting: hij heeft zijne Clarissa, de bloem, die opwies, geurig voor de zinnen en liefelijk voor 't oog, rijkere geuren doen verspreiden, nadat de wreede roover de schoone roos geknot, en haare liefelijkheid vernield heeft.’ Hij deed zijne Heldin bezwijken, verwelken, omkomen, onder het geweld en de listen der vindingrijke boosheid, maar verhoogde haar sterfbed door de verhevenste uitzichten en vertroostingen der Godsvrucht. ‘Na twee Werken te hebben uitgegeeven, in ieder van welke eene Vrouw de hoofdpersoon was, besloot richardson der wereld een voorbeeld te leveren van een volmaakt Man. - Hij werd gedeeltelijk tot dit ontwerp aangespoord door de beschuldigingen van zijne vrouwlijke leerlingen, die, in antwoord op de verwijtingen, welke hij haar deed, dat zij te veel behaagen hadden in Lovelace, hem onder het oog bragten, dat hij haar niemand anders gegeeven had om te beminnen.’ Dus schreef hij nu zijnen Karel Grandison, die, welke hooge verdiensten men daaraan te recht toe- | |
[pagina 558]
| |
kenne, evenwel bewijzen draagt der onvolmaaktheden van een groot Vernuft, gelijk Mej. barbauld aantoont. Nog heeft de opsteller van deeze drie voornaamere Werken een boekdeel Gemeenzaame Brieven, een blad (No. 95) in den Rambler, en de Fabelen van AEsopus met aanmerkingen in het licht gegeeven, behalven een groot afzonderlijk blad over de Pligten der Vrouwen jegens haare Mannen, en eene Verzameling van leefregelen en zedelijke gedachten, getrokken uit zijne Romans. Over den stijl van richardson is reeds een woord gezegd; verders heeft Mej. barbauld opgemerkt, ‘dat die in geene evenredigheid stond met de andere uitmuntende schoonheden zijner schriften. Hij schreef met gemak, terwijl de uitdrukkingen, zoo wel als de gedachten, gereedelijk tot zijne pen vloeiden: maar wij vinden in zijne werken, noch de ongedwongenheid en bevalligheid van de beschaafde wereld, noch het doorwrochte tijdperk van een meesterlijken Schrijver.Ga naar voetnoot(*) Zij zijn niet slechts overlaaden met eenen overvloed van pligtpleegende uitdrukkingen, die aan de zamenspraaken, in den Grandison vooral, zekere stijfheid geeven; maar zij zijn ook ontzierd door kleine onbeschaafdheden in de uitdrukking, nieuw gesmeedde woorden, en ingewikkelde en kwalijk geschikte volzinnen. - Nogthans is de stijl van richardson geschikt, om iedere omstandigheid van de zaak, die hij wil beschrijven, op de allerleevendigste wijze voor het oog des leezers te brengen. Hij heeft de naauwkeurigheid en de meesterlijke hand van eenen Nederlandschen Schilder, met de schoone denkbeelden van den Italiaanschen.’ enz. Wij komen nu tot het Zedelijk Charakter van onzen beroemden Man, dat wij niet afkunnen, met weglaating van menigte kleene bijzonderheden uit zijn leven, kortelijk, en, zo na doenlijk, met de eigen woorden der bevallige Uitgeefster van zijne Briefwisseling, te schetzen. Als Drukker en Schrijver klom vast de vermaardheid van richardson; en breidde zich, met den aanwas zijner bekenden, de kring zijner verkeering en briefwisseling al verder uit: hij onderhield deeze, ondanks de zwakheid van zijn zenuwgestel, waarover hij zich menigwerf beklaagde; en de kwaal nam met zijne jaaren toe, onder den striktsten leefregel en het gebruik van teerwater, toen voor heilzaam gehouden. Altoos was hij sober en maatig, geregeld en vlijtig in zijne bezigheden, en een man van groote oprechtheid en eerlijkheid. Onder zijne deugden steeken zijne minzaamheid en herbergzaamheid uit. | |
[pagina 559]
| |
Zijn huis te Salisburij, en zijn buitenverblijf, eerst op North-End, vervolgens te Parsons-Green, stond open voor gastvrije bezoeken, voor ongelukkigen en derwaarts genodigde Vrienden. Hij betoonde zich, overeenkomstig zijnen wassenden rijkdom, milddaadig en onbekrompen in liefde, het zegel der Godsdienstigheid, wier uiterlijke pligten hij zorgvuldig waarnam. - Voorts ‘beminde hij altijd het gezelschap van Vrouwen. Hij leefde als in eenen bloemtuin van (onbesproken) Juffrouwen: deeze waren het, die zijn vuur aanbliezen, zijne keurmeesters, zijne toejnigchers.’ Met dit al behield hij, in de betrekking van huisvader en echtgenoot, zekere staatelijkheid en stijfheid in zijn gedrag, hoe gemeenzaam en uitlokkend hij anders was voor kleene kinderen. Doch onder zijne gebreken heeft men vooral te rangschikken het zwak, dat hij zelve ook aan zijnen Grandison toeëigende: hij wierd gestadig gevoed met loftuitingen, en zijne Werken waren het onderwerp der gesprekken in den kring, waarin hij leefde, de voornaame stof der brieven, die hij wisselde: geen wonder dus ‘dat hij een te hoog gevoelen had van zijne bekwaamheden, en met zich zelven maar al te veel zich bezig hield.’ Deeze trek van ijdelen hoogmoed, wordt te recht aangemerktGa naar voetnoot(*), zoude nimmer dus sterk zijn uitgekomen, zo veelen der brieven, die thans het licht zien, door zijne eigene voorzichtigheid in tijds vernietigd, of wel van zijne kleenkinderen terug gehouden waren. - Maar genoeg. Wij keeren weder tot 's Mans leven. Aan deszelfs einde in 1755 liet hij veel timmeren in de stad, als ook op het land, waar hij zijn nieuw betrokken buitengoed in orde bragt. In 1757 trouwde hij zijne Dochter maria uit; en van dien tijd vergunde hij zich eenige rust van zijnen arbeid, die, volgens eigen gevoelen, door deszelfs overmaat, zijn gestel gekrenkt had. ‘Nu (zegt Mej. barbauld) had hij gelegenheid, zoo hij gezond mogt blijven, om genot te hebben van zijne verkreegene achting, zijne voorspoedige omstandigheden, zijne kinderen en zijne vrienden: maar, helaas! een tijd van rust, voor moeilijke arbeidzaamheid gekocht, komt dikwijls te laat om genoten te worden: en ten opzichte van de wereldsche, zoo wel als Godsdienstige, belangen, geldt het zeggen des Dichters:
When we find
The key of life, it opens to the grave.
Wanneer wij den sleutel des levens gevonden hebben, opent hij ons het graf. De gesteldheid zijner zenuwen deed hem zichtbaar afneemen; ‘en zijn dierbaar leven werd eindelijk afgesneeden door | |
[pagina 560]
| |
eenen aanval van beroerte, op den 4den van Hooimaand 1761, in den ouderdom van 72 jaaren.’ Intusschen, om onze Leezers door veelheid van woorden niet af te matten, stellen wij ons verslag omtrent de Briefwisseling zelve, die in dit Deel voorkomt, tot de uitgaave uit van een volgend; wanneer wij te meer gelegen heid en ruimte zullen hebben, om hun met deeze nagelaaten schriften van richardson opzettelijk bekend te maaken. Wij sluiten met te zeggen, dat in dit Iste Deel gevonden wordt de Briefwisseling met den Heer aaron hill, warburton (één Brief), strahan, harris, cave, Lord orrery (één Brief), de Eerw. Heeren samuel en william lobb, Jun., Dr. young, en Mejuffrouw klopstock, (Echtgenoote van den Schrijver der Messiade.) |
|