toe gereedelijk leidt, in aanmerking genomen worden. Modellen van zulke, in den echten geest van het Christendom opgestelde, Leerredenen gaven saurin, blair, hinlópen, en de voormalige Amsterdamsche Predikant f. serrurier. [Waarom deze juist uitgekipt en zaamgevoegd?] - Tot aanprijzing en verdediging van zoodanige predikwijze beroept zich de Hoogleeraar op de wijze, waarop het Gode behaagd heeft, in de gewijde Schriften, het menschdom, bij trappen, omtrent Godsdienst en plicht, te onderrichten, op de leerwijze van Jesus en de Apostelen, en op den inhoud der Godsdienstleer zelve. Hier valt hij wel eens in herhaalingen van 't reeds te voren gezegde, en is, onzes oordeels, over 't geheel te langwijlig, in het beweeren van stellingen, waarover men het thans meer, dan voor vijftig jaren, eens is, en
waaraan denkelijk niemand in de Gehoorzaal twijfelde. En hoe veel waars en schoons anders de Hoogleeraar daarover gezegd heeft, wij kunnen het niet ontveinzen, dat wij, onder het lezen, geduurig bij onszelven gedacht hebben: zou de gekozene stof niet wel zoo gepast moeten geöordeeld worden tot eene voorlezing voor jongelingen, die tot den predikdienst opgeleid worden, of ook wel voor jonge Godsdienstleeraars, dan wel tot eene Inwijdingsrede, ter aanvaarding van het Hoogleeraarambt? Ondertusschen hopen wij niet, dat domme en bevooroordeelde lieden den edeldenkenden man, die zijn stuk zoo wel toont doorgedacht te hebben, en het regt hartelijk met Godsdienst en Christendom te meenen, zijne vrijmoedige verdediging van praktikaal prediken ten kwade zullen duiden. Men leze eerst met nadenken, en oordeele dan.
Over stijl en taal willen wij geene aanmerkingen maken. Als men zich een tijdlang gewend heeft, alleen in zijne moedertaal te schrijven, krijgt men niet op eens weder dezelfde gemakkelijkheid in de Latijnsche uitdrukking, die men te voren had. Eene dagelijksche oefening zal den onvermoeid werkzaamen clarisse, 't geen hem, ten dezen opzichte, nog mogt ontbreken, welhaast doen verkrijgen.