zijn alle die dingen weggelaaten, die het oog op eene goede Kaart, volkomener en beter, dan eenige Beschrijving leert, b.v. ligging, gestalte, grensen en dergelijken. - Aanhaalingen zal men in een Werk, dat alleen dient om geleezen te worden, maar niet tot de studie der Weetenschap bestemd is, toch niet verwachten. Wie met de Litteratuur van dit vak eenigzins bekend is, kent daarenboven de bronnen.’
Meer scheemering, dan licht, is voor ons, uit deeze breedere ontvouwing, opgegaan. Het Werk zelve leezende, vonden wij nu eens, in de behandelde onderwerpen, meer opheldering van des Schrijvers bepaald doel; dan weder troffen wij zaaken en beschrijvingen aan, die 'er min mede scheenen te strooken, en liepen over de uitgemonsterde voor- en onderwerpen. Wij zouden dit met zeer veele voorbeelden kunnen staaven; en zal zulks, bij de nadere ontleeding des Werks, den Leezer in 't oog vallen. Ook vinden wij Aanhaalingen, tot staaving van het bijgebragte, in menigte, terwijl elders op een enkel men zegt wordt afgegaan, en geenzins de grootste keurigheid doorstraalt in het opgeeven der gronden, waarop veele vermelde bijzonderheden rusten. De stijl is zeer ongelijk. Het Nederduitsch, of 't geen daarvoor wordt opgedischt, heeft een sterken Hoogduitschen geur. Gemaaktheid, 't geen men veelligt voor geestigheid wil doen doorgaan, voert soms de pen. Wij behoeven, ten bewijze, alleen den aanvang af te schrijven. ‘Wij woonen op eenen Kloot, met den welken wij, zonder 'er iets van te bespeuren, jaarlijks eene Reise van niet minder dan 65 Millioenen [welke?] door het Heelal of Waereldgebouw afleggen. Dit is aanmerkelijk genoeg, inzonderheid indien men bedenkt, dat men deeze Reise zonder eenig ongemak, en gerust op zijn stoel zittende, aflegt. Doch daar bij draait het schip, op 't welk wij gerust door de lucht des hemels vaaren, jaarlijks 365 maalen rondsom zichzelven, en dit verlengt onzen weg nog op eene aanmerkelijke wijze. Wij vaaren niet, wij danssen; het is eene schoone wenteling, om een schoon lichtend Middenpunt, het welk als een heerlijk lichtende kroon in het midden van onze danszaal hangt,’ enz. enz.
Zo luidt de aanhef van de beschrijving der Yszee, die de Iste Afdeeling deezes Werks uitmaakt. Wij treffen daar aan - Poolen der Aarde. - Aanbelang van het be-