Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijZak-boek voor Practiserende Artzen, ter vermijding van Scheikundige en Pharmaceutische misslagen in het voorschrijven van Geneesmiddelen; door B. Tromsdorff, Hoogl. in de Chemie en Pharmacie te Erfurt. Benevens de Dissertatien van J.P. During, over zommige dwalingen, welke men in het voorschrijven der Geneesmiddelen moet vermijden. En S. Fockema, over de voornaamste Mercuriale Geneesmiddelen. Te Groningen, bij J. Oomkens. In gr. 8vo. Te zamen 300 bl.De werkzame Oud-Apotheker b. tieboel, te Groningen, levert ons hier eene Vertaling van drie bijzondere lezenswaardige Stukjes. - Het eerste, 't welk het grootste gedeelte uitmaakt, bevat die van een Hoogduitsch Werkje van den met roem bekenden Scheikundigen tromsdorff, het welk, zoo als reeds uit den Titel blijkt, eigenlijk zal strekken, om vooral zulke Artzen, die buiten de gelegenheid geweest zijn, om de Chemische Pharmacie te bestudeeren, een' leiddraad aan de hand te geven, volgens welken zij zich in het voorschrijven van Geneesmiddelen te gedragen hebben, om de grove misslagen te vermijden, die zoo dikwerf, omtrent de Chemissche en Pharmaceutische regelen, daarbij begaan worden. - Ten dien einde vindt men alhier, na dat de Schrijver, in XXII§§en, een kort overzigt der ligchaamen van de drie Natuurrijken, met betrekking tot de Scheikunde, heeft laten voorafgaan, eene alphabetische lijst van een groot aantal Artsenijmiddelen uit alle drie de Natuurrijken; omtrent welken de Schrijver, zon- | |
[pagina 256]
| |
der zich in te laten in een onderzoek van derzelver geneeskundige krachten, noch van de gewone giften derzelven enz., hoofdzakelijk, in de eerste plaats, blijft stilstaan bij den geschiktsten vorm, in welken elk middel op zich zelve, naarmate van deszelfs innerlijke bestanddeelen, behoort voorgeschreven te worden; en waarop, in de twede plaats, eene uitvoerige opgave volgt van die ligchaamen, welke, in eene gewone temperatuur, zoodanig middel ontleden, of door hetzelve ontleed worden, en die derhalven niet te gelijk kunnen voorgeschreven worden; omtrent welk laatste de Schrijver inzonderheid uitvoerig geweest is bij de verschillende Zouten, bij ieder van welke men alle de onderscheide zuure, loogzoutige en de overige zoutsoorten vindt opgetekend, welke het eerste ontleden; desgelijks vindt men bij het artikel Water (Aqua) eene zeer fraaije en leerzame tafel van de hoeveelheid zouten, welke, in eene gemiddelde temperatuur, in een once water opgelost worden; daarenboven heeft de Schrijver ook omtrent iederen bijzonderen vorm, in welken de Geneesmiddelen toegediend worden, eenige algemene regelen opgegeven. Van de nieuwe scheikundige benamingen, die echter, naar het schijnt, veelal door den Vertaler 'er bijgevoegd zijn, heeft hij geen gebruik willen maken, om dat hij daarvan eene verwarring vreest, die zeer gevaarlijk konde wezen. Dit is de wezenlijke inhoud van dit Werkje, (waarbij de Vertaler hier en daar, tusschen [ ], eenige aanmerkingen gevoegd heeft) 't welk allezins aan het oogmerk voldoet, en des te meer opmerking verdient, dewijl, gelijk uit het Voorbericht blijkt, de meeste gezegden op proeven berusten, welke de Schrijver de moeite genomen heeft, daaromtrent werkstellig te maken. - Wij mogen echter eenige aanmerkingen niet terughouden, welke wij onder het lezen gemaakt hebben. In de eerste plaats scheen het ons toe, dat hier te veel middelen opgenomen zijn, die men thans met recht onder de obsoleta konde rekenen: bij eenige weinigen is zulks wel, of door den Schrijver, of door den Vertaler, aangemerkt; dan 'er blijven hier nog een aantal overig, die hier geen plaats verdienden, en omtrent welken niets wordt aangemerkt. Daarentegen misten wij eenige middelen, die toch het Geneeskundig burgerrecht verkregen hebben; als b.v., bij de Fabae, de Fabae pechurim, | |
[pagina 257]
| |
het semen Lycopodium, 't welk thans zoo wel in- als uitwendig wordt voorgeschreven; bij het liq. Anod. Min. Hoffm., het liq. Anod. composit., een zoogenoemd zenuwmiddel, dat alle oplettendheid verdient; zoo, eindelijk, had ook het semen sabadilli hier veel eerder eene plaats verdiend, dan het semen staphis agrioe. - Voorts zouden wij ons ook niet kunnen vereenigen met zommige aanmerkingen, welke hier, omtrent het een en ander middel, ter loops gemaakt worden. Zoo zegt de Schrijver b.v. bij de calx muriata, ‘dat dezelve bij ons nog weinig in gebruik is;’ waaromtrent wij liever gezien hadden, dat hij dit middel, 't welk in eene goede hand van zeer veel nut is, had aangeprezen. Zoo strookt het gezegde omtrent het extract. chamomilloe ook niet met de waarneemingen van collenbusch en zoo veele anderen omtrent dit middel. Eindelijk zal ook niet ieder practizeerende Arts onderschrijven, het geen de Schrijver omtrent het extract van Kina zegt, ‘dat hetzelve, door afkoking bereid, alle geneeskracht in zich heeft.’ Zoude de Kina door het afkoken gene vlugge deelen verliezen; en leert de ondervinding niet bovendien, dat men, bijzonder in hardnekkige tusschenpozende koortzen, het meest kan uitrichten met de eenvoudige poeder van Kina? - Dergelijke bedenkingen zouden hier misschien meer te maken zijn: dezelve kunnen echter niet opwegen tegen het nut van dit Werkje, 't welk door duidelijk- en zaaklijkheid de voorkeuze verdient boven andere van dien aart, en 't geen wij derhalven ieder Geneeskundigen gerustelijk durven aanprijzen. Het tweede uit het Latijn vertaalde Stukje is de Inwijdings-Verhandeling van den Heer j.p. during, in het Jaar 1800 te Groningen verdedigdGa naar voetnoot(*), die hier zeer wel geplaatst is, wijl ze in der daad als een Aanhangsel tot het voorgaande Stuk van den Heer tromsdorff mag aangemerkt worden. Even zoo als het derde Stukje, 't welk eene Vertaling is van de Inwijdings-Verhandeling van den Heer s. fockema, in het Jaar 1801 op gemelde Academie verdedigdGa naar voetnoot(†). - Ons bestek, | |
[pagina 258]
| |
intusschen, niet toelatende om hier even zoo uitvoerig als wegens het eerste Stuk te zijn, zullen wij omtrent deze twee Verhandelingen alleen aanmerken, dat wij ze beide met het grootste genoegen gelezen hebben, en dat deze Verhandelingen, die der Groningsche Hoogeschole eer aandoen, de opmerking zelfs van bejaarde Geneesheeren verdienen. Inzonderheid beviel ons de wijze, op welke de Heer fockema onze Vaderlandsche Fabrieken in bescherming neemt, en dezelve tracht te verdedigen tegen de aantijgingen, aan welke dezelve buitenslands blootstaan. |
|