Hemelvreugd over Menschen Zaligheid, door Jesus geleerd, en, ter aanmoediging in de pogingen van het Nederlandsch Zendeling-Genootschap, nader overwogen in eene Redevoering bij de Algemeene Vergadering van dat Genootschap, gehouden te Rotterdam den 9 Aug. 1804, door P.G. Sprenger van Eijk, Predikant aldaar. Te Rotterdam, bij Cornel en van Baalen. In gr. 8vo. 41 bl.
't Schijnt een vast gebruik te worden, dat alle de Redevoeringen, bij de jaarlijksche Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Zendeling-Genootschap gehouden, gelijk zulks ook in Engeland, geduurende verscheidene jaaren, geschied is, in druk verschijnen. Deze van den Rotterdamschen Predikant sprenger van eijk zal ook van de liefhebbers van deze soort van Leerredenen met genoegen ontvangen worden. De schoone Gelijkenis van het verloren schaap is ten texte gekozen, waarbij de Leeraar oordeelt, dat de goedkeurende blijdschap in den hemel over het gelukkig volbragt, schoon miskend, Euangeliewerk op aarde, de hoofdzaak is, die Jesus 'er mede wil leeren. Wij twijfelen, of dit grond heeft. In de toepassing, die de Zaligmaaker zelf van zijne voorstelling maakt, Ik zegge u, dat 'er alzoo blijdschap zal zijn in den hemel over eenen zondaar, die zich bekeert, meer dan over negenënnegentig rechtvaardigen, die de bekeering niet van nooden hebben, wordt althans van het gelukkig volbragt, schoon miskend, Euangeliewerk op aarde niet gesproken. Ondertusschen wordt hierop geheel het gebruik, welk, naar gelegenheid des tijds, van den text gemaakt wordt, gegrond. De algemeene Leer, die de Eerw. sprenger van eijk, ook voor volgende geslachten, 'er nu in vindt, is deze: (1) Als wij het spoor van Jesus en de Apostelen volgen, slaan de hemellingen ons met belangneeming gade. (2) Gelukt het ons, door de genade van Jesus, aan het heil van elendige zondaaren bevorderlijk te weezen, de hemellingen verblijden 'er zich over. Waaruit dan ook de navolgende vermaaningen afgeleid worden: (1) Jesus en zijne Apostelen, die zich aan de bekeering van Jooden en Heidenen zoo zeer lieten gelegen liggen, gingen ons voor; zouden wij hen niet