nog geheel onbeärbeid ligt. Hetzelve betreft de Kleederdragt dezer Natie, met eene juiste uitdrukking tevens van de Gewoonten, Zeden en Charakters, die met dezelve in naauw verband staan. Het spreekwoord toch: de kleederen maaken den man, mag dikwijls worden omgekeerd, daar het de kleeding meermaalen is, uit welke de schrandere opmerker den mensch leert kennen; zoodat in veele gevallen, waar de kleeding geen opzetlijk masker wordt, de man gezegd kan worden zijne kleeding te maaken, in wier sneê, kleur en sluiting hij maar al te duidlijk zijn charakter bloot ligt. Dit vak, altijd belangrijk, wordt het te meer op eene kleene plek gronds, die grooter verscheidenheid hier in oplevert, dan schier alle waerelddeelen buiten Europa, en zich in de oogen van den menschenkenner zoo charakteristiek, als volstrekt eenig ander Volk, vertoont. Amsterdam alleen levert in deszelfs onderscheidene wijken schier zoo veele onderscheidene Costumes uit. Elke Stad van Holland heeft haare eigene. De onderscheidene Gewesten der Republiek schijnen door bijzondere volkeren bewoond. De visschers- en de boeren-dorpen, de handel- en de binnen-steden, de eilanden en de kusten hebben allen niet slechts haare eigene, geheel charakteristieke zeden, in houding en in kleeding der bewooners blijkbaar: maar zelfs kenmerkt zich overal elke stand door geheel bijzondere manieren. Geen Reiziger bezogt ooit dezen grond, zonder dit terstond op te merken en te bewonderen; geen beoefenaar der menschenkennis in dit zelfde land kan deze verscheidenheid doordenken, zonder den wensch te gevoelen, van ze eenmaal door naauwkeurige afbeeldingen zich te kunnen vertegenwoordigen. - Die wensch kwam den Uitgever e. maaskamp reeds zeer dikwijls voor, en menigmaal vond hij zich verplicht, den Reiziger, die hem naar eenig Costuumboek dezer Republiek vroeg, af te wijzen met het andwoord, dat
iet dergelijks nog niet aanwezig was.’ Hij vond zich opgewekt, aan de vervulling van dit vak zelf de hand te slaan; in de uitvoering waarvan hij, van binnen- en buiten 's lands, dezelfde zoo wel verdiende bemoediging mogt erlangen, die hij, naar eigen dankbaar getuigenis, meermalen ondervond. Immers zien thans reeds drie Afleveringen het licht, elke van vier Nommers of Platen, terwijl elke Plaat altijd twee werkende Beelden in verschillende Costumes voorstelt; en het gemaakt bestek, zich eerst tot vier Cahiers bepalende, heeft zich nu tot vijf uitgebreid; waartoe het niet aan Voorwerpen zal ontbreken.
Wij hebben hier dan, in de eerste plaats, eene Burger-vrouw en Dochter, naar de Kerk gaande; waarvan, echter, eigenlijk alleen de Moeder ten voorwerp van echt Hollandschen tooi kan strekken; terwijl de jonge Jufferschap, zints lang, met het palladium der Hollandsche jufferlijke zedigheid, het Rijglijf namelijk, (anderzins, wat den welstand des lichaams be-