Theödore van der Linden, door Hendrik Stilling. II Deelen. Uit het Hoogduitsch. Te Arnhem, by J. Troost. In 8vo. Te zamen 609 bl.
Wy houden den Heer j.p. klein voor enen zo bevoegden rechter over dit soort van Geschriften, dat wy ook reeds vooraf zyn gunstig oordeel over dit Werkje wel zouden durven onderschryven. Men kan hier, zegt hy, onder een aantal goede leefregels, leeren, hoe een godsdienstig geduld de onspoeden van dit leven leenigt; hoe het ons in staat kan stellen om de krachten van den geest te versterken, en, door verdubbelde inspanning, tot het opsporen van redding bekwaam te maken; hoe hetzelve eindelyk het bestanddeel wordt der zalige bewustheid van wel geleefd te hebben. - Wie zich, op deze waereld, geheel en al ondergeschikt aan den wil der Voorzienigheid gedraagt, zal ook, zoo als hier geleerd wordt, ondervinden, dat dezelve, by alle hare wonderbare leidingen en zware beproevingen, de geschiktste oogenblikken juist weet te treffen, waarin wy verkwikking behoeven, en de menschlyke kracht, zonder hulp, zou bezwyken. En wy onderschryven dit zyn gunstig oordeel, nadat wy het Werkje gelezen hebben, ook nog van harte gaarne. Dan, ofschoon wy onszelven niet behoeven te rangschikken onder die genen, voor welken hy zelfs Raphaëls penceel onvermogend houdt, of welken hy beleefdelyk verzendt naar den schildwacht te Gibraltar, zo lopen wy toch met dit Geschrift van stilling by ver of na zo hoog niet, als met de meeste van zyne andere ons bekende Geschriften; in welke wy (dit houde hy ons ten goede, al moeten wy dan ook naar Gibraltar!) zelfs zeer veel meer van den Dweper vinden, dan juist in het Werkje, dat thands voor ons ligt; terwyl wy deze gelegenheid zeer gaarne waarnemen, om onze hoogachting voor
stilling (Professor jung eigenlyk) te betuigen, en te verzekeren, dat hy, zelfs by alle zyne dwepe-