eigen huis, en niet weinig hoopte, dat sophia haare verlossing met den dood zoude betaalen.
Dingen van deezen aart betekenden niets by onze vernuften; hunne onderzoekingen drongen dieper dóór. Toovery, toovery, had dit ongeluk voortgebragt. Het zwaard der gerechtigheid moest hier spoedig getrokken worden, opdat het kwaad niet verder ging, en zich, misschien, aan de geheiligde persoon der Keizerin vergreep, die nog tusschen leven en dood kwynde. Het geheel gevolg der Keizerin, ook de Vorstin von ratibor, werden gevangen. Ida alleen bleef gerust in haare kamer, en konde over niets klaagen, dan dat men haar belette haare geliefde Keizerin in haare zwakheid by te blyven, die geduurig haar naam noemde, en riep dat zy zonder haare ida niet leeven of sterven kon.
Het onderzoek ging spoedig en streng voort. De Hertog van beijeren en de Graaf von wirtemberg, presidenten des gerechtshofs, beminden de edele lyderes te vuurig, waren te goede christenen, dan dat zy, waar men toovery vermoedde, zagtzinnig zouden geweest zyn. Dan, hoe streng 'er onderzoek gedaan wierd, zo werden alle dames na het eerste verhoor vrygesproken. Ja zelfs de Vorstin von ratibor ontfing geen het minste verwyt, als of zy voor de Keizerin niet genoeg zoude gezorgd hebben; ofschoon zy haar de bovengemelde brieven had laaten leezen. Men wist van zulke brieven, en dat sophia, die geleezen hebbende, in flaauwte gevallen was, met groote moeite, na heftige stuipen, tot zich zelve was gebragt, en van dat uur tot aan haare verlossing aan den oever des doods had gelegen. Doch daarvan werd niet in 't geringste gesproken. Het onderzoek ging over bovennatuurlyke kunsten, die sophia en haar kind om het leven gebragt hadden, en daarvan vond men by de onschuldige dames geen het minste bewys.
Ida bejammerde haare medezusters, ook maar op het minste verdagt te zyn van zaaken, aan welke zy, als alle haare tydgenooten, met hart en ziel vast geloofde. Haar dagt dat zy zulk een vermoeden zou bestorven hebben. Zy schatte zich gelukkig, alleen uitgezonderd te zyn geweest; en hoopte, nu zy hoorde, dat haare Vorstin zelve door de Opperhofmeestres werd opgewagt, ook wel rasch deze tedergeliefde te zien.
Eens op een morgen had zy zich ten vollen aangekleed, om, zo zy ten hove geroepen werd, gereed te zyn, toen haare dienstmaagd intrad, met een gelaat, waarop de levendigste ontzetting, ja wanhoop uitgedrukt stonden; zy droeg een stuk papier, dat zy haare meestres scheen te willen overhandigen, doch voor zy dit doen konde, zonk zy onmagtig ter aarde. Ida vloog toe om haar te helpen, maar toen zy op het papier het woord ida las, overwon haare nieuwsgierigheid het medelyden, en zy zoude het volgende geleezen hebben,