deling voor een geheelen dag te zamen optrekken, hunne discoursen niet altyd even belangryk zyn kunnen. Maar de Auteur hadt het immers in zyne hand, een minder woelig tooneel te openen, en, in dat geval, de spreekende persoonen iets meer ter zaake dienende te laaten asdoen. Ten naavolgenswaardigen modél zou westerhoven, in zynen de Schepper verheerlykt in zyne schepzelen, hier hebben kunnen dienen, die een zeer klein gezelschap insgelyks de omstreeken van Haarlem doet bewandelen. Reden vonden wy, onder andere, niet, waarom de Heer loosjes aan den Leydschen Student justus, een waaren Zotskap, onder de wandelaars eene plaats vergnnd hebbe.
Zie hier hunne naamen: willem en dorothea, ongehuwden, doch die het oog op elkander hebben, en nu en dan zich afzonderen, om den eersten gelegenheid te geeven, by de andere den vryer te speelen; karel, Broeder van dorothea, met zyne jeugdige Echtgenoote susanna, en hun Zoontje frederik; voorts cornelis en agatha, Broeder en Zuster, en de reeds genoemde Student; en eindelyk antonie, een bedaagd Vryer, en adriaan, een aankoomende Jongeling. Deeze doen vier Wandelingen van een geheelen dag: de eerste, de Groote Houtpoort uit, langs den Wagenweg, door den Aardenhout na Zandvoort, en van daar 's naamiddags langs de Kolk over Overveen terug; de tweede, over Heemstede na Hillegom, en op de wederreize over Bennebroek en de Geleerde Man, langs de Mannepadslaan, na de Leydsche Vaart, langs welke een Jacht het gezelschap t'huiswaarts voerde; de derde, door de Kennemer of Nieuwepoort, voorby het Huis te Kleef, over de Zandpoort, 's Prinsenbosch, voorby het Huis te Brederode, het Dorp Bloemendaal, Overveen, over de Leydsche Vaart, door het Hout, tot aan het Zuider-Buiten-spaarne, alwaar het gezelschap door de Moeder van dorothea, die, op deeze wandeling, aan willem het jawoord hadt geschonken, op haaren zestigsten verjaardag wierdt opgewagt; op de vierde en laatste wandeling treedt het gezelschap ter Spaarnewouderpoort uit, bezoekt Spaarnewoude,
Spaarndam, gaat van daar, langs den Slaaperdyk, over Velzen, na de Beverwyk, alwaar het gezelschap met de Moeder van dorothea, en gerard, Oom van willem, wordt vermeerderd, en, naa 'er gemiddagmaald te hebben, met twee rydtuigen van Heere gerard na Haarlem terugkeert.
Behalven de Vignetten, verbeeldende 't een het zoogenaamde Graf van rousseau, versieren dit Werk, behalven de zindelyke typografische uitvoering, vier fraaie Plaaten: de Nieuwe Brouwerskolk, het Slot van Heemstede, Duin en Daal, en een Gezigt op de Beverwyk; en voorts nog, aan het einde der tweede wandelinge, het welgelykende Shiloueth van wylen hermina christina bicker, Dochter van wylen den kundi-