Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 127]
| |
Herinneringen uit Parys. Door A. von Kotzebue. II Deelen. Amsterdam, by Gartman, Smit en Holtrop, 1804. In gr. 8vo. Te zamen 468 bladz.Wel mogten wy, by de aankondiging van een boekje van 193 bladz. in klein 8vo.Ga naar voetnoot(*), ons vermoeden te kennen geeven, dat wy geloofden, dat men deeze Brieven aanmerkelyk had ingekort! Immers wy hebben thans het zelfde Werk voor ons, onder eenen gantsch anderen, den bovenstaanden Titel - maar in Twee Deelen, en in grooter formaat. Het geheele Eerste Deel kan de Bezitter van het kleinere Werkje goeddeels ongeleezen wegzetten, en met het Tweede beginnen, of liever vervolgen. Dit is nu zekerlyk zeer onaangenaam; en of de Boekverkooperlyke conseientien daarby in 't geheel niets gezegd hebben, is eene vraag, waarop wy liefst het antwoord schuldig blyven. Jammer, intusschen, dat dezelven, ter voorkoming van wederzydsch en ook van der Kooperen nadeel, niet luide genoeg gesproken hebben! ten zy dan, dat beide Uitgeevers van elkanders voorneemen onbewust geweest zyn; waartegen, echter, de geheele, waarschynlyk niet bloot toevallige, afwyking der beide Titels schynt op te komen. Misschien verschynt eerstdaags ook wel het IIde Deel in klein 8vo. onder den Titel van ByzonderhedenGa naar voetnoot(†). - Dan wy willen ons hiermede niet langer ophouden; het genoeg achtende, onze Leezers des verwittigd te hebben. Liever geeven wy een, zo veel mogelyk doorloopend, onderhoudend Verslag van den verderen inhoud; van eigenlyke beöordeeling ons ontslagen achtende met de enkele verwyzing naar ons voorig Berigt ter aangetoogene plaatze. Dan, welk een vermaak ons de leezing van dit bevallig Werk verschafte, kunnen noch mogen wy de rechtmaatige verontwaardiging onderdrukken over zekere aartigheden, welke kotzebue zich maar al te dikwyls veroorloft, die, hoezeer zy in het oog van elk, die den Bybel kent en eerbiedigt, eeniglyk op hemzelven terugstuiten, den wyzen bedroeven en den dwaazen doen juichen. Dat eene verwaarloosde Opvoeding en een ongelukkige zamenloop van andere omstandigheden den Christlyken Godsdienst geheelenal kan doen miskennen, is eene waarheid, die ons innig medelyden met zulk een Christenheiden wekt: Christen-heiden noemen wy hem, daar hy toch | |
[pagina 128]
| |
met al zyn Ongeloof, om der Christenen Burgerlyke voorrechten, den naam van Christen zich nog wel wil laaten aanleunen. Den Spotter, echter, kan zelfs de waare Christen niet verdraagen, terwyl ook de rechtschapene Man uit elken anderen Godsdienst hem veracht, omdat hy op de algemeene wet der betaamlykheid, ja der zedelykheid zelve, inbreuk maakt. - Met de aanhaaling van een paar voorbeelden, en de aanwyzing van andere soortgelyke, laaten wy het aan des Leezers eigen oordeel, in hoe verre deeze aanmerkingen op von kotzebue zyn toe te passen. Iste D. bl. 180. zegt hy, by het beschouwen van eene Schildery van l. da vinci, in het Museum Napoleon, verbeeldende zekere Madame Lise, Echtgenoote van eenen Florentynschen Edelman: ‘Indien de Hemel eens weder eene Heilige Maagd noodig hadde, zoo kan hy voorzeker geene andere gestalte daar toe kiesen, dan deeze.’ En bl. 216. ter gelegenheid dat de Schryver in zeker Taphuis, de Rots van Cancale genaamd, met eenige Autheurs en Tooneelspeelers eene vrolyke byeenkomst hield: ‘Hier was het, waar ik in de diepe geheimen der Calembourgs ingewyd wierd, waar geene politique wolken den hemel waagden te benevelen, dien wy met champagne kurken bestormden, en waar wy gaarne ondervonden, dat men worden moet als de kinderen, om in de vreugde Gods in te gaan.’ Ongelukkiger werd wel nimmer het heilig Bybelwoord ten voorwerp van ongeregelden spotlust gesteld. Kinderlyke onschuld en eenvoudigheid, en de dartele scherpzinnigheden der fynste beschaaving! De vreugde gods, en een Bagchusfeest! En deeze dronkemans-party was dan, gelyk een dier fraaije Vernuften aanmerkte, ‘in dat oogenblik misschien het eenige egtvrolyke gezelschap in geheel Parys.’ Arme - doch neen, gelukkige Paryzenaars, als dat zo ware! - Dergelyke fraaijigheden vindt men onder andere ook Iste D. bl. 77, 150, 153, 178. Doch wy wenden ons van deeze onbehaaglyke tot de goede zyde deezes Werks, die 's Mans vernuft en oordeel grootere eere doet. Doen wy eerst een' kleinen terugtred, om onzen Leezeren een gelukkig plekje gronds te doen beschouwen. ‘De schoonheden van den weg van Geneve tot Cerdon,’ zegt kotzebue, ‘zyn alleen eene reize waardig, en misschien wel het meest nu by den wynoogst, nu men overal de blyde menschen arbeiden en in beweging ziet, en een ieder lagchende bekent, dat hy geene vaten genoeg heeft, om 'er den zegen der Natuur in te zamelen. Alle oogenblikken ontmoeten u groote wagens met opene, met druiven opgepropte vaten, of de vaten staan in lange ryen aan den ryweg, en oud en jong is bezig, de druiven daar in te stampen. Lokt u het gezicht, zyt gy dorstig, dan vraagt gy maar: aanstonds verschynt 'er een aartig wyn- | |
[pagina 129]
| |
gaardeniers meisjen, dat u eenen korf met uitgeleezene druiven aanbiedt. Prenez tant que vous voudrez (Neem zoo veel gy wilt) zegt u de wyngaardenier, vous ne payerez rien (gy betaalt niets.)’ In het Museum der Fransche Gedenkstukken, voorheen het Klooster des petits Augustins, waar een groot aantal Gedenkteekens, naar de tydorde, is byeengebragt, trok byzonder onze aandagt het Graf van een beroemd paar menschen. ‘Welke weemoedige beklemdheid,’ is de uitboezeming van onzen Reiziger, ‘grypt my aan, nu ik het vertrek betreede, wiens bouworde de twaalfde Eeuw aankondigt? ô, Deeze zuilen, deeze ruïnen, behoorden eens tot het Paraclet, en in het midden dit Grafteeken - het is van abelard! 't Is het zelfde, het welk peter den Eerwaardigen zynen Vriend wydde. Hier ligt abelard met een geboogen hoofd en gevouwene handen, en nevens hem zyne getrouwe beminde; en de hoofden deezer belangryke beelden zyn afdruksels, die de beeldhouwer naar hunne eigene hoofden maakte, - en - wat meer dan alles is, - dit graf bevat indedaad de vereenigde assche der Gelieven! Abelard! heloise! roept de steen my toe. Ik leg 'er myne hand op: - koude steen! wil ik zeggen - en trek haar plotsling terug, want deeze steen is niet koud! - Een opschrift, van het welk men beweert, dat het marmontel ten maaker hebbe, is zoo eenvouwdig schoon, dat ik het gaarne afschryve:
Hic
Zonderling mag wel de inval van paul veronese heeten, die, in een der grootste schilderyen, welke ‘op de wae- | |
[pagina 130]
| |
reld aanwezig zyn,’ de Bruiloft te Canaän voorstellende, de Pourtraiten bragt van veele persoonen van zynen tyd. Zo is de Bruidegom zekere Marquis guasto, de Bruid de Gemaalin van frans den I; voorts die Monarch zelf, maria van engeland, soliman de II, karel de V, enz. en eindelyk de beroemdste Venetiaansche Schilders, afgebeeld als een choor Musicanten, op hetzelfde stuk, waaronder de Schilder zelf, speelende de Violoncel. Kotzebue is een sterk voorstander van de betwiste en betwistbaare stelling, dat de schoone Kunsten alleen schoone Voorwerpen behandelen moeten. Wy willen hierover nu juist geen harnas aantrekken. Maar hy moest zichzelven voor 't minst gelyk blyven; en wy verbeelden ons eenige strydigheid hiermede te vinden in zyne bewondering van een Schilderstuk van guerin, een Tafereel van jammer en ellende, Marcus Sextus en zyne Dochter by het Lyk van Vrouw en Moeder. Ergerlyk in den hoogsten graad, ja heiligschennend dunkt ons zyne oordeelvelling over het, door den Godlyken Lyder zoo wel, als door Dicht-, Schilder- en Toon-kunst, geheiligd Onderwerp, de Afneeming van het Kruis: ‘De hooggepreesene afneeming van het Kruis’ ['t is het Meesterstuk van rubens, Leezer! waarvan hodges deezer dagen een schoone Prent vervaardigde, 't welk kotzebue hier voor zich heeft] ‘ja ik vinde ze ook ongemeen schoon - maar ik kan nooit daarby vergeeten, dat het kruis by de Jooden even zoo veel was als by ons de galg, en dat eene afneeming van de galg over 't geheel geen voorwerp voor de schoone kunsten is.’ Daarentegen heeft hy onzen gantschen byval, wanneer het Pronkstuk der Galery zyn vol gevoel zich deezerwyze doet uiten: ‘Dan, stil! ik sta voor den Apollo van Belvedere! en ditmaal kniele ik gewillig neder, en vereenige myne verbaazing, myne bewondering, met die der kenners en onkundigen. Ja, deeze vlugge voet heeft de slang Python bereikt; reeds vloog de doodende pyl van den boog; ieder lid getuigt nog van de inspanning; de onwilligheid zit op zyne lippen, en de zekerheid der overwinning, en tevreedenheid, Delphos van dat gedrogt bevryd te hebben, in zyne oogen ten zetel. De lugtige lokken kronkelen zich om den hals, of komen van onder den Godenband ten voorschyn; om den regter schouder hangt de koker aan eenen band, en ryke sandalen cieren zyne voeten. De teruggeworpene Clamys onthult ieder gedeelte zyner godlyke gestalte. Eeuwige jeugd, adel, gedweeheid, kragt en cierlykheid, dit zyn de deelen, uit welken zy te samengesteld is. Ja, ik buige willig myne knie, en betreure alleen met veele anderen, dat de wyze, waarop men dit voortreflyk kunstwerk ten toon gesteld heeft, niet toelaat, om het van alle zyden te beschouwen. Dan, in vergoe- | |
[pagina 131]
| |
ding daarvan, leest men een schoon nieuw opschrift, het welk zegt: “dat deeze Apollo op het einde der vyftiende Eeuw te Antium gevonden, van julius den XI ten aanvang der zestiende in het Vaticaan geplaatst, en in het vyfde Jaar der Republiek door bonaparte veroverd, en in het agtste Jaar, het eerste van zyn Consulschap, herwaards gebragt is.” De naamen der drie Consuls, en die van den Minister der Binnenlandsche Zaaken, lucien bonaparte, zyn op de tegenzyde uitgehouwen. - Nu mogte ik,’ vervolgt hy, ‘byna in 't geheel niets meer zeggen: wanneer de Zon is opgegaan, ziet men de Sterren niet meer!’ Het eerste Artikel van het Hoofdstuk der Parysche Gewoonten en Zeden is eeten en drinken; een ryk onderwerp! Waarlyk, het vernuft der Paryzenaaren, ook op dit stuk; gaat alle verbeelding te boven. Een gewoon ontbyt is niet toereikende om het middagmaal af te wachten, dat 's avonds tusschen 6 en 7 wordt opgedischt; daarom neemt men tegen 1 uur een dejeuner à la fourchette, bestaande uit koude vleeschsalade, wild- en ham-pasteien, oesters en menigerlei wynen: Men maake zich hieruit eenig denkbeeld, wat het diner vereischt! Van het dessert maakt men verbaasd veel werk. Om een goed elegant dessert te leveren, moet men tevens suikerbakker, decorateur, schilder, architect, beeldhouwer en bloemist zyn! Men heeft in Parys feesten gegeeven, waarvan het dessert alleen op ƒ 20,000 - (zegge twintigduizend Guldens!) geschat wierd; doch deeze zyn meest voor het gezigt. - De Lekkerbek vergast zich hier op Taarten van couchois, Kaas en Room van Madame labour, Vrugten van de Weduwe fontaine, Propheetenkoeken van le sage, méringues à la Creme van benard, Abtdissenkoeken van georges, Waaffelen van van roosmalen, Marsepein van hemart, Confeit van rouget, Gèlés van janvel, Ys van mazurier. En, om al die heerlykheden door te spoelen, Frontignac van tailleurs en Liqueurs van des isles; waaronder (weerhoud uw lachen, Leezer, zo gy kunt!) de vloeibaare Fluweel (Velours en bouteille) de grootste delicatesse is voor gehemelte en neus. - In plaats van soupers heeft men thans Thee's, die tusschen 2 en 3 uure 's morgens worden opgedischt, en waarby men alles vindt behalven thee; 't zyn wederom koude vleeschmaaltyden, met heete wynen en liqueuren; doch waarby noch geest, noch onderhoud, maar woordspeelingen, schimpschoten, uitgelatenheid, en eene arrogance heerscht, welke met den republikeinschen geest zeer zeldzaam contrasteert. - Wordt men zo in tyke Huizen onthaald, by de voornaamste Restaurateurs wordt men geen hair minder bediend. Het locaal is daar voortreflyk: verscheidene tot elkander behoorende Zaalen, met eene menigte spiegels en zuilen elegant vercierd. Very en | |
[pagina 132]
| |
naudet zyn de premiers. - 9derlei Soupen, 7derlei Pasteien, 25 hors-d'oeuvres (kleine koude schotels), Rundvleesch op 14 derlei wyzen toebereid, 31 entrés van wild en tam Gevogelte, 28 dergelyken van Kalfs- en Schaapen-vleesch, 28 soorten van Visch, en wat niet al meer; voorts 31 soorten van Dessert, 22 verschillende Roode en 17 Witte Wynen, 7derlei Liqueur-wynen, en, na de Koffy, ten waardigen besluite van alles, nog de keuze uit 16 andere Liqueurs. Zie daar een kort extract of zamentrekking van eene Spyslyst! - Vraagt nu de Leezer, wat een sterke maag (de onze zouden wy daartoe niet gaarne willen leenen!) hier op ééne keer wel zo zou kunnen verteeren; wy antwoorden, dat onlangs, volgens kotzebue, by den Restaurateur tailleurs een maaltyd werd gegeeven, die elken persoon op omtrent veertig Gl., buiten den Wyn, te staan kwam! - Wy zeiden, kunnen verteeren: want ook by de eerste Restaurateurs kan men, de Wyn daarby gerekend, (die wel in heele flessen opgebragt, doch, slegts half gebruikt, ook half betaald wordt) zelden meer dan 4 Gl. uitgeeven, wanneer men alles in het ordentlyke geniete. - En hiermede verlaaten wy nu de Fransche Keuken, wier voorbeeldlooze rykheid en zeldzaamheid onze opmerking langer bezig hield, dan anders wel het onderwerp van eeten en drinken waardig is. Met de Kleeding mogen wy, als Mannen, ons niet lang ophouden. - Deeze Afdeeling begint met een koddig Gesprek van Mevrouw de genlis tusschen eene voornaame Hoepelrokverkoopster en een' voormaaligen Ryglyfmaaker, die eene jeremiade aanheffen over het verval van hunne kostwinning, en den ondergang der goede zeden in Frankryk voorspellen, byaldien men beiden niet weder invoere; terwyl de laatste reeds by de invoering der bloote Corchetten de Revolutie voorzeide. Kotzebue zelf verklaart de hedendaagsche mode van kleeden ‘in alle opzichten voor begeerlyke mannen-oogen de schoonste, die de Satan konde uitvinden.’ Immers de kleeding, welke men heden ten dage eerbaar noemt, zou men voor honderd jaaren een meisje van plaisier niet veroorlofd hebben openlyk te draagen! De Mensch en de Aardappel gewennen zich aan alles: in den stryd der teedere Sexe met het ruwe weder, zegt kotzebue, heb ik in Parys wonderen van dapperheid gezien. De gezondheid is thans mode; van vapeurs verneemt men niets. ‘Eertyds was het onbetaamlyk, wanneer eene petite maitresse in gezelschappen toonde, dat zy met smaak kon eeten. Zy moest zich altyd houden, als of zy ten hoogsten, gelyk een chineesche goudvisch, alle twee dagen een weinig versch water om te leven van nooden had. Indien haar de natuur, in spyt van alle ryglyven, eene wederspannige maag gegeeven had, moest zy liever te vooren | |
[pagina 133]
| |
naar genoegen t'huis eeten. Zulke kiesche maagen zyn hedendaags niet meer in de mode. De schoone tedere Dames eeten rundvleesch en schapenbout, pastyën en truffels, dat het een lust is om te zien. Eertyds zetten de Dames de lippen op zyn best aan het glas; thans slurpen zy liqueurs, drinken pons en storten den champagne in de keel. Eertyds konden zy in haare naauwe schoenen naauwlyks trentelen; thans ryden zy te paard, ja sommigen zwemmen zelfs.’ Wit blanketten zich de Dames; rood de Heeren. Men heeft zedelyke, godsdienstige en sentimenteele hairlokjes. - Ridicules hebben glad afgedaan, en een ander slag van Ridicules derzelver plaats vervangen. Eene Moeder vraagde eens haare Dochter, waarom zy duldde, dat zekere Jongeheer haar altyd volgde? Mon Dieu, was het antwoord, ik moet immers myn neus snuiten! (Het mannetje droeg haaren zakdoek.) - - De Kleedy der Mannen ..... Neen! wy willen ons den spyt bespaaren, van onze Sexe in den persoon van een' ellendigen modepop te zien beschimpen. - De Uniform komt intusschen zeer in zwang.
(Het slot in het volgend Nummer.) |
|