tot dat eindlyk de Bruine Robbert, die in het geheel niet mal was, den knoop maar eens kort en goed doorhakte, en alzo, waaraan hy wel deugdzaam gelyk had, een einde maakte aan de klucht, op ene wyze, die recht schilderachtig en voor alle de Hovelingen verrasschend was. - ‘Het eerste bedryf hebt gy nu gezien, myn heeren! zei robbert, toen hy met zyn vrouwtjen van het altaar te rug kwam; het tweede - (Ten uitersten vergenoegd, terwyl een prachtig zykabinet schielyk open ging, waarin men twee digt naast elkander staande zyden ledikanten zag.) zullen wy hier alleen speelen!’ ....
Dit was indedaad ook goed, en het bevalt ons in den Autheur, dat hy het jonge paartje dit bedryf alleen spelen laat; en zelfs zouden wy hem van de bedwelmendste wierookgeuren, die hy uit het kabinet stromen laat, en het bericht, dat de laatste nakomelingschap nog haar' zegen oogst van den toen wordenden Koning, gaarne verschoond hebben.
Wy eindigen onze aankondiging van dit Werkje met het bericht aan onze Lezers, dat men toch over 't algemeen in Duitschland juist niet met dien roem en toejuiching van de onvergelyklyke pen en diepe menschenkennis van dezen Romanschryver spreekt, als het Voorbericht van de Vertaalster, Mejuffr. n.c. brinkman, Wed. c. van streer, welligt zou doen vermoeden; wy herinneren ons althands, dat de Neue Algem. Teutsche Bibliothek van nicolai zich over een en ander voortbrengsel van dit fraai Vernuft nog al enigzins anders uitliet. Dan ook deze auctoriteit doet niet alles af, en het Werk moge zynen Meester pryzen!