Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrieven uit Parys, geschreven in de Jaaren 1802 en 1803, door J.F. Reichardt. IIde Deel. Amsterdam, by W. Holtrop, 1804. In gr. 8vo. 294 bl.De Schryver, wiens arbeid wy, by de aankondiging des Isten DeelsGa naar voetnoot(*), bereids den behoorlyken lof toegezwaaid hebben, blyft zich in dit Deel, zo in styl, als in de onderwerpen, die hy zich ter beschouwinge voorgesteld heeft, volkomen gelyk: zyn voornaam oogmerk schynt geweest te zyn, om den staat der Muziek en der Tooneelen in Parys te onderzoeken; en dit onderzoek houdt hem ook grootendeels, zo wel in het voorige als in dit Deel, bezig; schoon hy, van ter zyde, ook een oog op sommige gewoonten en gebruiken van het hedendaagsch Parys werpt: Muziek en Tooneelkunde staan hier echter altyd op den voorgrond, waarover hy | |
[pagina 84]
| |
ook, als ervaaren Componist, op grond van ondervindelyke kennis, best kon oordeelen. Wy blyven dus nog by ons reeds opgegeeven oordeel, en houden het daar voor, dat de Schryver ons indedaad, wat het Tooneel en den staat der Muziek in Parys aangaat, oprechte en waare berichten gegeeven, en ons voords met verscheiden beroemde en beruchte Mannen in gemeenzaame kennis gebragt heeft; voords verscheidene zonderlinge Gewoonten, welke thands in Parys plaats hebben, aanhaalende; tot eene Proeve van welk een en ander wy, het Werk doorloopende, eene korte opgave zullen doen. Wy vinden dan al aanstonds een bericht, op welk eene wyze de Nieuwjaarsavond te Parys gevierd wordt; welke omstandigheeden met den Kersavond of Weinacht der Duitschen en met onzen St. Nicolaasavond de naauwste overeenkomst hebben, daar 'er de Banket- en Mode-winkels ten prachtigsten opgesierd en des avonds heerlyk verlicht worden. De Autheur beschryft zyne kennismaaking met eenige voornaame persoonen op een diner by den Senator barthelemy, die aan de gevolgen zyner verbanning naar Cayenne nog ziek lag. Op deze byeenkomst sprak hy met de Graaven caraman en den Baron de bretueil; gaat zich voords des avonds weder, met geheel Parys, in de opgesierde Banketwinkels vermaaken, waarby hy opmerkt, dat de welgelykende beeldtenis van bonaparte in alle de suikerwerken de voornaamste rol speelt. Hy beschryft voords den eigenlyken Nieuwjaarsdag zelven, en hoe 'er de jonge lieden met wagens rondryden, om hunne Nieuwjaars-kaartjens by vrienden en bekenden uit te deelen; terwyl de Autheur zich inmiddels bezig houdt met zeker zonderling artikel uit het Journal de Paris af te schryven en zynen Leezeren mede te deelen, in welk art. de Fransche Journalist verscheidene nieuwe Werken, op eene aartige en vernuftige wyze, den Franschen tot Etrennes, of Nieuwjaarsgiften, aanbiedt; waarby hy eindelyk nog aanmerkt, dat op Nieuwjaarsdag te Parys den voorbygangeren allerleije vuile en laage liedjens en samenspraaken worden aangeboden, welke zelfs de ernstigste en deftigste lieden opkoopen, om 'er zich tot scherts in hunne gezelschappen van te bedienen. Voords meldt hy, dat de meeste Grooten, met het zachte weêr, naar hunne buitenplaatzen gereeden waren; waarby nog opmerkelyk is, dat men zich ten dien einde van ligte cabriolets, door één paard getrokken, bedient, welke thands, als weleer alleen de fiacres, op alle openbaare plaatzen van Parys gereed staan, en waarvan men zich des te eerder bedient, wyl men 'er tot op de voorpleinen der Grooten en voornaame lieden mede kan ryden, 't welk met eene fiacre niet geschieden kan, wyl de Poortiers dezelven het opryden niet vergunnen. - De Assemblée by den Consul lebrun, | |
[pagina 85]
| |
in het voormaalige Hotel van de noailles, en deszelfs pracht in meubilen, wordt beschreeven, waar de Autheur kennis maakt met den Senator languinais, die zich met kracht tegen het opdraagen der Consulaire en Keizerlyke Waardigheid aan bonaparte verzet heeft; ook ontmoet hy alhier den Franschen Minister gaudin, wiens zuinigheid in het bestuur der Finantien, zyn Departement betreffende, hy ten hoogsten roemt; voords barbé marbois, en de Generaals le courbe en macdonald; waarby hy nog opmerkt, dat alle de Generaalsvrouwen op die Assemblée ryk met Juweelen versierd waren, welke de Vrouwen der Senatoren en Staatsraaden niet hadden. De toeneemende pracht der Parysenaars wordt ook zelfs door den Autheur by zyn' Kleermaaker opgemerkt, als ook de Engelsche smaak, welke thands in het algemeen voet wint. Verder bericht hy ons den tegenwoordigen smaak der Fransche Dames in de muziek, by gelegenheid dat hy, het Concert Clery bywoonende, twee Symphonien van haydn meesterlyk hoorde uitvoeren, doch tevens opmerkte, dat eene onverdraaglyk sterke Janitzaaren-muziek vooral aan de aanwezige Dames derwyze beviel, dat ze het van blydschap uitgilden, in de handen klapten, en, in verwondering opgetogen, als bedwelmd raakten; by welk Concert hy nog een' nationaalen Charactertrek der Franschen opmerkt, hierin bestaande, dat by dit Orchest, uit de beroemdste Toonkunstenaars van Parys samengesteld, het volmaaktste fortissimé en het even zo volkomen pianissimé plaats had, doch dat 'er de middentinten aan ontbraken; welke opmerking hy op het nationaal Character der Franschen t'huis brengt, waarvan hy insgelyks opmerkt, dat 'er de tusschentinten aan ontbreeken; zo dat hy zegt waargenomen te hebben, dat het meerendeel der Fransche burgers alleen beleefd of driftig, alleen galant of woedende is, zonder dat men de tusschenaandoeningen in dit contrast by hen aantreft; dit contrast merkt hy zo wel in hunne Legers, waar zy met een' stouten aanval en verschalkende loosheid groote daaden hebben ter uitvoer gebragt, als in hun geheel Tragoedisch Theater, het welk almede op Heroïsme en Galanterie steunt, met veel vernuft op. Het Systema der Schedelleer van gall in Frankryk mede veele voorstanders vindende, geraakt de Schryver ook toevallig in een dergelyk Gezelschap der voornaamste Parysche Gallisten, waar hy tegen wil en dank voor een der yverigste verdedigers van dit Systema gehouden wordt. Op eene daar op gevolgde audientie by bonaparte merkt hy op, dat deze weder hetzelfde vriendlyke voorkomen had, zonder de minste gemaaktheid; sprak met dezelfde heesche, holle stem, en telkens daar tusschen lagchte, zo in zich zelven, krampachtig. Hy zag 'er nog geeler en zieklyker uit, dan de eer- | |
[pagina 86]
| |
ste maal. - De Schryver bezoekt Frascati, een soort van Koffyhuis op den hoek van de Boulevards, als ook het Theatre Montansier in het Palais Royal, het welk hem, uit hoofde van deszelfs naïviteit, uitneemend wel bevalt. - Verders verdedigt hy Mevrouw stael over heure Delphine tegen sommige Journalisten, en maakt zyne aanmerkingen over den Theatraalen twist en partyschap tusschen de schoone Mademoiselle george weimer en de leelyke Demoiselle duchenois, als ook over het speelen van talma, waarover hy, zo wel als over het tegenwoordig Fransch Theater-Publiek, geen zeer gunstig oordeel velt, en eindelyk uitroept: ‘ô Gy! edel, beschaafd Parterre van voorige tyden, waarvoor Dichters en Tooneelspelers, met recht, sidderden, hoe ontbreekt gy hier der schoone, verhevene Kunst!’ en verder: ‘De groote Tableaux vallen echter thands voortreffelyk uit. - Dan, wat ik my niet herinner, in de gelukkigere tyden der Tragoedie, ooit gezien te hebben, is de thands algemeene dolle gewoonte, om de alleenspraaken, van het begin tot aan het einde, lynregt aan het parterre te rigten. Dit doen tegenwoordig, niet slegts schoone vrouwen; van dezen liet het zich begrypen en toegeeven: talma doet het, en alle anderen. Zy komen geheel voor aan, op den rand van het tooneel, waardoor zy zeeker voor hunne pragtige kleeding een sterk licht krygen, en rigten zoo stem, oogen en gebaarden naar het publiek.’ [Met recht berispt de Schryver, onzes bedunkens, deze indedaad onkunstmaatige gewoonte, welke de ongepastheid der Alleenspraaken nog des te meer, in een anders schoon en belang verwekkend Tooneelstuk, in het oog doet vallen, de illusie, welke het groot oogmerk, zo wel van den Tooneeldichter als Tooneelspeeler, moet zyn, ten eenemaal wegneemt, en de Tragische persoonen, Vorsten en Vorstinnen der Oudheid, met het Publiek in vertrouwelyke onderhandeling brengt.] Onze Schryver is echter zeer voldaan over het Theatre Feydeau en de Operetten, die hy daar heeft zien geeven, als: La maison à vendre en Michel Ange; zeekerlyk zal dat van daar komen, dat deze soort van Stukjens op het Fransch Tooneel, door de eigenaartige uitvoering, eene zekere bevalligheid verkrygen, die ze in de vertaaling, en in de uitvoering op onzen Schouwburg, verliezen. - Al verder verhaalt reichardt, op welke wyze het Hof den rouw over den op St. Domingo overleden Generaal le clerc (Zwager van bonaparte) aannam; welk sterfgeval Mevrouw bonaparte zich meer dan heur Gemaal scheen aan te trekken. - Eene byzondere Byeenkomst geeft den Schryver gelegenheid om het braaf character van den Generaal moreau te roemen, gelyk ook het uitmuntend dansen en musiceeren van Madame moreau hem niet ontslipt; ter- | |
[pagina 87]
| |
wyl vestris, de thands beroemdste Dansser van Parys, wegens zyne geduurige tours de force, waarmede hy zelfs in kamerdanssen tracht te brilleeren, nog by aanhoudendheid berispt wordt. - Laatste Zitting van het Nationaal Instituut in de groote Zaal der Louvre, en Voorleezingen van eenige beroemde Fransche Schryvers, en reichardt's oordeel over dezelven. - Geestig oordeel over den tegenwoordig aanwassenden smaak der Parysenaars voor kleine en lachwekkende Kluchtspelen. ‘Thands,’ zegt de Schryver, ‘moeten zich de weleer verhevener comieke Theaters - hoe zeer zy ook by de naamen van Hansworst en Harlequin den neus mogen optrekken - ook toeleggen op het gene eenmaal meer zeeker en algemeener werkt en vermaakt, dan alle versiering en sentimenteelheid. - Volle beurzen blyft toch overal het voornaame bedoelde van het Theater, gelyk volöp te lagchen de eerste behoefte van het Publiek.’ [Dit is eene waarheid, die niet veel goeds voor de verbetering van den smaak belooft!] Madame Angot wordt op een klein Theater in de Boulevards, met veel goedkeuring des Schryvers, gegeeven; minder behaagen hem de Vaudevilles, zo als men die thands hervormt, en derzelver vrolyk en lustig character beneemt. - Groote Bankbreuken te Parys, meestal van dezulken, die hunnen rykdom gewonnen hebben door leveringen aan de Legers en voor de Regeeringen, en de eigenlyke oorzaaken daar van, met de voorzegging van het aanstaand verval van thands nog zeer brillante huishoudingen. - Zwaare geldverspilling in Engelsche paarden, honden, wagens, kleederen, geweeren en porcelein. - Bonaparte voert weder de oude publieke Illuminatien en Vuurwerken in, en toont in alle opzichten zyn' weinigen smaak voor de Muziek, waardoor dezelve thands te Parys in verval geraakt, als ook de beeldende en voorstellende Kunst, die zich mede moet toeleggen om Nationaal te zyn, en daardoor eene verkeerde wending neemt. Van de aanmoediging der Kunstenaaren ('t is reichardt, die hier spreekt) hooren wy veel meer door de Nieuwspapieren, dan indedaad plaats heeft; zodat zelfs, zedert drie jaaren, aan niemand de gewonnen Pryzen zouden zyn betaald geworden; waarom ook de voornaamste Kunstenaars aan dergelyke Voorstellen geen deel meer willen neemen. - Bonaparte schept geen vermaak in Parys. - Zwaare twist in het Theatre Feydeau, by gelegenheid van het vertoonen van Ma Tante Aurore; aanmerkingen over de Fransche Balletten en de Banketbakkers-vertooningen van derzelver decoratien, welke de Autheur besluit met dit aanmerkelyk zeggen: ‘De menschen zyn, indedaad, op den zeekersten weg, om alle hunne Theaters ten gronde te helpen.’ - Staat van de Italiaansche Comieke Opera, en aanmerkingen van den Schryver over het | |
[pagina 88]
| |
verval der Italiaansche Zangkunst, als ook over het Theatre de la Porte St. Martin. - Verandering van den staat der Academien in Frankryk, waarby iets aanmerkelyks betreffende sieyes. - Toeneemende geestdrift tegen voltaire, rousseau en andere voorheen geroemde Wysgeeren. - Aanmerkingen op het Tooneelstukjen Fanchon la Vielleuse (Het Liermeisjen), als ook over Mademoiselle george en Mad. contat, en diner by elleviou. - Hardheid der Requisitie voor de jonge Kunstenaars. - Opschik van Mad. recamier op een fête by den Russischen Vorst dolgorucki. - Beschouwing van sommige schoone Schilderyen in het Museum en in de Werkplaatzen van david, gerard, isabey en guerin. Gerard vond hy arbeidende aan het zeer belangryke, levensgroote beeld van de Moeder van bonaparte. Zyne vroegere opmerking, dat zoo geheel uitmuntende Mannen hunne physiognomie, hun genie en bestaan, byna altyd, aan de Moeder te danken hebben, vond hy hier bevestigd. Bonaparte heeft byna alle de trekken van zyne Moeder, ook de zonderling geele, byna olyf-kleur. Onderscheid der levenswyze aan het Hof van Berlyn by dat van Parys. - Weinigbeduidende gesprekken op de Gezelschappen en aan Tafel. - Aartige huislyke scène van bonaparte met paisiello, wien hy de eerste Acte van zyne voor het groot Theater en voor een zeer groot Orchest vervaardigde Opera Proserpine, NB. in zyne kamer deed speelen. ‘Nadat bonaparte aan de Zangeressen het compliment gemaakt had, dat hy hoopte, dat zy, in deze Opera, niet, naar heure gewoonte, zouden schreeuwen, plaatste hy zich tegenöver de muziek, de armen uitgestrekt over de leuningen van den zetel, en het hoofd op de armen rustende; en, in deze houding, bleef hy, geduurende de geheele Acte, zitten. Veelen mogten wel geloofd hebben, dat hy daarby sliep. Toen de Acte geëindigd was, trad hy naar paisiello, en maakte denzelven, overluid, verscheidene aanmerkingen,’ die hier medegedeeld worden, en waaruit de Schryver een gansch ongunstig besluit trekt, ten opzichte van bonaparte's muzicaale kunde; ten slot schryvende: ‘Allermerkwaardigst is my, by deze geheele scène, hoe, ook tot in het kleenste, het heerschzugtige en beslissende character van den Zelfsheerscher uitblinkt.’ - Scène met mehul. - Dood van de beroemde Actrice clairon, die in 1803, aan eenen val uit heur bed, in den ouderdom van 81 jaaren, overleed; niet lang voor haaren dood had zy nog met zeer veel vuurs en waardigheids, voor den Engelschen Tragedie-speeler kemble, eene zwaare scène uit de Phedra gedeelameerd. - Voords nog eene menigte oordeelkundige aanmerkingen over verscheiden Fransche Tooneelspelen, als ook over de Engelsche Familien, die zich te Pa- | |
[pagina 89]
| |
rys ophouden, en de Carricatuuren, welke op dezelven in de Printenwinkels ten toon hangen. - Berekening, hoe een Engelschman voor 20 Guinies een Reisje naar Parys kan doen. Voor 5 Guinies, naamelyk, rydt men, in een' gemaklyken wagen, van Londen naar Parys, volkomen vry van alle kosten van overvaaren, verteering enz. Voor ééne Guinie daags kan men hier zeer goed leeven en tevens de Theaters bezoeken. Als Vreemdeling heeft men de openlyke bezienswaardigheden van Kunst gratis. Tien dagen zyn daartoe genoeg, enz. - Eene aartige Anecdote van een' ryken Lord, die zynen Zoon een' onbepaalden Credietbrief op een groot Fransch Huis te Parys medegaf, en, toen de jonge Heer duizenden by duizenden Livres opnam, zodat de Bankier geraaden vond den ouden zulks te melden, terug schreef, of het Fransche Livres, dan of het Engelsche Livres Sterling waren? - Fransche, was het antwoord. - Van dat goed, schreef de trotsche Milord, kan myn Zoon neemen, zo veel hy wil. Groot gemaskerd Bal in een Fransch Speelhuis beschreven. - Kennismaaking met den Engelschen Schryver lally tolendal, wiens character beschreven wordt. - De Schryver maakt voords belangryke aanmerkingen over den nog kwynenden staat van den Catholyken Godsdienst door geheel Frankryk, als ook in Parys, ondanks bonaparte geregeld ter misse gaat; waarby eenige bedenkingen omtrend het eigenlyk gevoelen van bonaparte, betreffende Dogmatische Leerstellingen, waarin hy, zonder eenige bewimpeling of verschooning, deze stoute verzekering doet, welke wy niet gaarne onder onze bescherming zouden neemen: ‘Maar zou bonaparte zelve wel den Catholyken Godsdienst, die het licht der Wysgeerte schuwt, zyn toegedaan? Allen, die gelegenheid hebben, om den eersten Consul van naby te naderen en waar te neemen, verzekeren, dat hy, in zyn hart en geheel bestaan, geen' zweem van Godsdienstigheid heeft, en den stelligen Godsdienst alleen beschouwt, als eenen noodzaaklyken breidel, om het volk te gemaklyker en zekerer te leiden.’ - Geestige Beschryving van een middagmaal op den Neurenbergschen trant by een' ouden Schoolleeraar. - Artikel uit het Testament van laharpe. - Atheïstische grondbeginselen en uitdrukkingen van lalande, by gelegenheid van den dood van laharpe. - Fransch Liedjen over de Grippe. - Zeldzaam Raadzel, voorgesteld in het Bulletin de Litterature, des Sciences et des Arts. - Voordduurende partyschap tusschen Madem. george en Mad. duchenois, en geweldig oproer in den Schouwburg deswegen. - Aanmerkingen over het alhier zeer bekend geworden Kunstspel van pierre. - Carnevals-maskerade. | |
[pagina 90]
| |
Iets wegens delille, van wien hier verteld wordt, dat hy, uit vrees van het Manuscript zyner Gedichten, by toeval, of door diefstal, te verliezen, alleen het eerste woord van elk Vers opteekent, ten einde zich hetzelve te herinneren; dat de Boekhandelaar, met wien hy het over het honorarium eens is, hem een Afschryver bezorgt, wien delille dan het overige dicteert: dat hem voor zyne Pitié 30,000 Livres, en voor zyne grootere Stukken, l'Imagination en les Elemens, driemaal zo veel betaald is. - Zitting van het Wetgeevend Lichaam, enz. enz. Eindelyk kondigt reichardt, ten besluite, zyn voorneemen aan, om nog een Derde Deel te laaten volgen, indien de goedkeuring van het Publiek hem daartoe aanmoedige; waarvan ook eeniglyk de volvoering schynt af te hangen van zyn plan, om, tot besluit van het geheel, het resultaat zyner Reis-waarneemingen op vier onderscheidene Reizen in Frankryk byeen te brengen. Wy achten dit Werk by uitstek geschikt, om, in een ledig uur, den Leezer nuttig te vermaaken; te meer nog, daar men meestal aan het gene, wat men hier geboekt vindt, een character van onvervalschte en eenvouwige waarheid meent te vinden, en zich dus, dit Werk leezende, met weinig verbeeldingskracht, in gezelschap des Schryvers, alle de door hem zo naïf beschreevene Tooneelen vertegenwoordigt. - Het eenige, dat ons echter in deze Brieven minder behaagt, is de groote menigte van Theater-aanmerkingen, waarvoor veele Leezers, die juist zo zeer met de Theaters niet bekend zyn, met ons liever eenige andere aanmerkingen zouden leezen, als, by voorbeeld, over het Museum, de antieke Standbeelden en alle de schatten van Kunst, welke thands, uit geheel Europa opgezameld, te Parys voorhanden zyn. Immers de Recensent zou liever iets over den Pythischen Apollo, dan over Jocrisse leezen! Het te veel van deze laatste soort van kleine Theater-beschouwingen doet in een volgend Deel (zo 'er nog een volgt) naar meer wezenlyke en ernstiger zaaken verlangen. De goede homerus zegt wysselyk: Πάντων μὲν κόϩος ἐςὶ -
Μολπῆς τε γλυκεϱῆς, καὶ άμύμονος ὀϱχθμοῖο.
Iliad. N. vs. 636.
Van alles wordt men zat -
Van zoeten zangtoon en van schuldeloozen dans.
|
|