| |
Reize van het Gezantschap der Hollandsche Oostindische Compagnie, naar den Keizer van China, in de Jaaren 1794 en 1795. Waarin gevonden wordt eene beschryving van verscheidene, aan de Europeaanen nog onbekende, gedeelten van dat Keizerryk. Getrokken uit het Dagverhaal van A.E. van Braam Houckgeest, Opperhoofd der Nederlandsche Directie in China, en Tweede by gemelde Gezantschap. Door M.L.E. Moreau de Saint-Mery. Iste Deel. Met Plaaten. Te Haarlem, by F. Bohn, 1804. In gr. 8vo. 248 bl.
De Heer andreas everard van braam houckgeest, gebooren in den jaare 1739 in de Provincie Utrecht, diende van der jeugd af zyn Vaderland by de Zeemagt van het Bataafsch Gemeenebest, by welke twee zyner nog leevende Broederen den Tytel van Admiraal bekomen hebben. Dan onze van braam verliet, ten jaare 1758, den Zeedienst, om, in de hoedanigheid van Supercarga der Hollandsche Oostindische Compagnie, eene reis na China te onderneemen. Hy woonde daar te Macao en Canton tot den jaare 1773, uitgenomen
| |
| |
den tyd, dien hy aan drie korte reizen na Europa besteedde.
Naa dit verblyf van agt jaaren in China, vestigde hy zich in Gelderland, tot op den jaaren 1783. De onafhangelyk-verklaaring der Vereenigde Staaten van America deedt den Heer van braam het besluit neemen om een Land te gaan bewoonen, met zo veel geestdrift geroemd. Zuid-Carolina was de plaats zyner verkiezinge, waar hy in den jaare 1783 Koopman en Planter werd op eene Ryst-plantadie; hy deedt zich als Burger der Vereenigde Staaten, in het naastvolgend jaar, aanneemen. Hy leefde aldaar gelukkig en gerust, tot dat hy door de daar heerschende Ziekte, binnen het verloop van ééne maand, vier zyner Kinderen verloor. Dit verlies, gepaard met dat zyner goederen, veroorzaakt door eenen geveinsden Vriend, deedt hem besluiten, America te verlaaten, en gehoor te geeven aan de voorslagen, welke een zyner Broederen hem, van wegen de Hollandsche Oostindische Compagnie, deedt, om derzelver zaaken in hoedanigheid van Bewindhebber te Canton te gaan waarneemen. Hy nam dit aan, keerde na Holland terug, en ondernam weldra de reis na Canton.
Hier vondt hy gelegenheid, om zyn onderzoeklust, ten opzigte van de Chineezen, voldoening te verschaffen: de middelen, door aanwas van vermogen, stelden hem in staat om onbekrompene uitgaven te doen, die aan zyne waarneemingen eene meerdere uitgebreidheid gaven.
Dan meer nog wedervoer hem, om aan zyn geliefd oogmerk te voldoen; het Gezantschap der Oostindische Compagnie na China, door hem als de Persoon van den tweeden rang bekleed. De jaaren van den Heer van braam; het geluk, waarmede zyne onderneemingen vergezeld geweest zyn, en de banden der natuur en vriendschap, deeden hem eindelyk besluiten om Canton op den 6 Dec. 1795 te verlaaten, en het overige van zyn leeven in de Vereenigde Staaten van America te gaan doorbrengen. Hy kwam den 24 April 1796 te Philadelphia aan, en droeg, zyn Reisverhaal uitgeevende, 't zelve aan g. washington op.
Van braam geeft in het Voorberigt, voor zyne Reis geplaatst, verslag van de wyze, waarop hy zyn
| |
| |
Reisverhaal vervaardigde, en verklaart daarop: ‘Het zy my dan geöorloofd te gelooven, dat men, in alle de byzonderheden, die ik aanbiede, eene gestrenge juistheid vinden zal, en dat myn Werk daarenboven nog de verdienste zal hebben, van ten eenemaal nieuw te zyn; aangezien 'er niet een enkele regel in is, dien ik, of van eenigen Reiziger, of van welk een Schryver ook, ontleend hebbe.’
Dit Reisverhaal, gelyk de Fransche Uitgeever te recht aanmerkt, mag in zeker voege aangezien worden als eene ossicieele verantwoording van de Hollandsche Ambassade. Het Fransche Werk is, gelyk de tytel vermeldt, uit het Dagverhaal getrokken; dan op eene wyze, hoedanig zelden uittrekzels vervaardigd worden. Het heeft althans de verdienste eener groote getrouwheid, om dat 'er niet een enkele regel in is, die niet aan het onderzoek des Schryvers is onderworpen geworden. De ophelderende Aantekeningen, aan den voet der bladzyden gesteld, zyn van den Schryver en den Uitgeever.
Deeze beiden hebben in de zeer kort uitgetrokkene Berichten niets gesteld, dan 't geen wy, by de leezing deezes Deels, waarheid gevonden hebben; weshalven wy onzen Landgenooten, hoe veel, hoe breed 'er over China in de laatste jaaren moge geschreeven zyn, dit Werk van hunnen Landgenoot als hoogschatbaar mogen aanpryzen. De styl is die eens Dagverhaals. Wel zouden wy mogen gezien hebben, dat in 't zelve eenige rustpunten of afdeelingen kwamen: dan het schynt tegenwoordig, althans de Fransche Mode, om veelal een Werk onafgebroken te doen voortgaan; anderzins waren 'er overvloedige en zeer gepaste plaatzen ter afscheidinge.
Dan wy moeten het Werk zelve nader inzien, en onze Leezers deelgenooten maaken van eene en andere byzonderheid. - Een voorstel werd van de Chineesche zyde by van braam gedaan, of de Nederlandsche Oostindische Maatschappy het ontwerp niet zou goedkeuren om een Afgezant na Peking te zenden, om den Keizer, ter gelegenheid van de verjaaring van diens komst op den throon, welke zyne Majesteit voor de zestigste maal dagt te vieren, geluk te wenschen. Hy zelf kon, naar het gevoelen des Gerechts-Mandaryns, die hem den voorslag deedt, als Afgezant na Peking
| |
| |
gaan, mits hy van zyne Overheden Geloofsbrieven kreeg.
Dit voorstel behaagde, en van braam beloofde allen mogelyken spoed te zullen maaken met het noodige, 't geen moest voorafgaan. De Commissarissen Generaal, toen op Batavia, verstendigde hy deswegen. Zy stemden in het Gezantschap, en benoemden den Heer isaak titzing, een der Raaden van den Grooten Raad van Nederlandsch Indiën, om, in hoedanigheid van Gezant, na Peking te vertrekken; terwyl hy als tweede in het Gezantschap zou gebruikt worden.
De Heer titzing, te Vampou geland zynde, werd naar eisch begroet, en ondervraagd wegens het oogmerk van het Gezantschap. Ten antwoord bekomen hebbende, dat deszelfs éénige bedoeling strekte, om den Keizer, by den aanvang van het zestigste jaar zyner Regeeringe, geluk te wenschen, ging de Chineesche Hou-pou evenwel voort met vraagen, of zyne Excellentie met geene andere zending hoegenaamd belast was? Toen men hem voor de tweedemaal verzekerde van neen, herhaalde hy, dat, wanneer iets, van welken aart ook, aan zyne Majesteit voor te stellen mogt zyn, men zulks vooraf moest te kennen geeven, om dat alsdan het Hof eerst daar van verwittigd moest worden. Men zeide hem voor de derdemaal, dat men volstrekt niets anders voorhadt, dan den Keizer geluk te wenschen en eenige Geschenken aan te bieden. Hy eischte daarop het plegtig woord van den Gezant en van van braam, en dat zy op hunne eer zouden zweeren, hem de waarheid gezegd te hebben; waarin zy hem genoegen gaven. - Wy tekenen deeze byzonderheid op, dewyl dezelve ons Gezantschap zo zeer deedt afsteeken by het troggelend der Engelschen in den voorleden jaare; ook was de behandeling, den onzen aangedaan, vry heuscher en beleefder.
Groote behoedzaamheid, egter, werd betoond, ten aanziene van de Geloofsbrieven, om geen argwaan aan eenige Mandaryns te geeven. ‘De nayver en haat eeniger Europeaanen (welke, noemt van braam niet, schoon het zich ligt laat raaden) hadden verscheide Chineesche Kooplieden aangezet om te verspreiden, dat de Gezant niet door het Opperhoofd der Hollandsche Natie gezonden was, dat dit Opperhoofd geen Koning en de Gezant geen groote Mandaryn was, en andere nadeelige
| |
| |
gerugten meer. Maar gelukkig voor ons,’ voegt van braam 'er by, ‘had de Regeering van Canton, betreffende het Hollandsch Nationaal Character en het vreedzaam en geregeld gedrag van de byzondere leden onzer Natie, zulk een gunstig gevoelen, dat dit den goeden uitslag verzekerde van een Gezantschap, het welk men zo gaarne gewenscht hadt nadeel toe te brengen.’
By den Onderkoning ingeleid, verrigtten zy de Eerbewyzing aan den Keizer, naar het Chineesch gebruik. Naa veele begroetingen en toebereidzels ving de Reis aan, onder het geleide van drie Mandaryns van aanzien. Hier vangt het Reisverhaal meer journaalswyze aan, dan tot nog toe geschiedde. Eerst gingen zy in Chineesche daartoe bestemde vaartuigen. Alles wat zy voorbyvoeren namen zy op; zoms gingen zy aan land, en namen in het bezigtigen der plaatzen grooter vryheid, dan de vreemdelingen in China doorgaans durven gebruiken. Van braam vondt, tot zyne verwondering, geheele velden met Boekweit bezaaid. Nooit hadt hy te Canton iets van dat gewas bespeurd. Op zekere plaats was de bezaaijing der velden zodanig, dat de welbebouwde velden hem aan de Provincie Utrecht deeden denken, en genoeglyke herdenkingen aan zyn geboorteland by hem verleevendigden. Hoogst moesten zy de onvermoeide vlyt der Matroozen pryzen.
De reis zo verre geschieden kon te water afgelegd zynde, ving die te land aan; de Gezant en van braam plaatsten zich in Palankyns, en andere Heeren verkoozen de reis te paard te doen. Hadden zy reden gevonden om de Chineesche Matroozen te pryzen, zy vonden reden om zich over de Coulis of draagers veelvuldig te beklaagen, die steeds meer loon begeerden of niet verder wilden gaan. Zeer werd hunne aandagt getrokken door de bezuiniging van den grond; door de gedenktekenen, hier en daar voor verdiensten opgericht.
Tot de vervoering der geschenken, voor den Keizer bestemd, hadden zy omtrent duizend van de zo bezwaarlyk voldoenbaare Coulis noodig. De bezorging in de Herbergen onder weg was zeer ongelyk; hing niet af van de Mandaryns, die hun geleidden; elke Provincie had Mandaryns afgevaardigd, om die te regelen. By eenen zeer heuschen en verpligtenden kreegen zy be- | |
| |
rigt, dat een Mandaryn, ter oorzaake van zyn gedrag jegens het Gezantschap, zyn ampt verlooren hadt.
De koude begon te knellen; fahrenheits Thermometer tekende 25 en een halven graad. De weg werd eenzaam en ongemaklyk; de koude nam toe tot 22 graaden, en de reis werd moeilyker en ongevalliger. Zy trokken over eene fraaije brug, geheel van hardsteen gebouwd, die een weg vormt en in de geheele lengte bykans waterpas ligt, en tot gemeenschap dient van twee zyden van eene valei; de breedte was omtrent vyfendertig voeten, en de lengte omtrent vierhonderd roeden, met eene steenen leuning. Hier zagen zy, zich reeds over het kunstig maakzel der Chineesche kruiwagens verwonderd hebbende, een geheele vloot van kruiwagens met masten en zeilen, en met brassen voor den kruier, om het werktuig te bestuuren.
Naa veele hoogst armoedige plaatzen doorgetrokken te zyn, kwamen zy aan de voorstad van Peking. Hier hadt het Gezantschap de onaangenaamheid van te moeten vertoeven, dewyl de plaats, te hunner ontvangst, niet gereed was; in 't einde werden zy voeglyk gehuisvest, mogten zich van hunne vermoeienissen herstellen en een genot smaaken, waarvan zy, sedert het eindigen van hunne reis te water, eene geheele maand beroofd geweest waren.
Hun verblyf werd ras veraangenaamd, daar twee voornaame Mandaryns een heerlyke Steur hun van den Keizer ten geschenk bragten. Dit was een bewys van uitsteekende gunst; wyl deeze visch alleen voor den Keizer gehouden wordt, en die geenen zyner gunstelingen, welke 'er van eeten, dien van hem ontvangen. Men bleef niet in gebreke, hun alle die byzonderheden op te tellen, en 'er by te voegen, dat zyne Majesteit hun meer gunst betoonde, dan het voorige jaar de Engelschen, die nooit zulk een blyk van onderscheiding van hem genooten hadden.
Eer nog hunne goederen en kleederen aangekomen waren, werden zy verzogt, ten Hove en by den Keizer te komen tegen 's anderendaags ten vyf uuren 's morgens, de gewoone tyd van gehoorverleening, waarover van braam zich hoogst beklaagt. Met veel omslags ging deeze gehoorverleening toe. De vertrekken vielen hun zeer af, en derzelver beschryving strookt weinig met de schitterende berigten, die de Zendelin- | |
| |
gen omtrent deeze Hoofdstad en het Keizerlyk Paleis aan Europa medegedeeld hebben. Aan onthaal en vermaakgeevingen, naar 's Lands wyze, ontbrak het niet. Alleen hadden zy het onaangenaame van in hun verblyf als opgeslooten gehouden te worden, om hun van de gemeenschap met de Zendelingen te verwyderen.
De koude, welke zy te Peking ondervonden tot 16 gr. fahrenh., doet den Franschen Uitgeever, die veele keurige Aantekeningen verleent, eenige vergelykingen maaken tusschen de Lugtsgesteldheid te Peking en te Philadelphia, twee steden onder dezelfde parallel geplaatst.
Veelvuldig waren de verschyningen en onthaalen ten Hove. Van braam bekleedde, door ongesteldheid van titzing, te meermaalen diens plaats, en hadt dus gelegenheid om van het Paleis zeer veel te zien, en wel de binnenste deelen, die misschien nog nooit voor het oog eens vreemdelings blootgesteld geweest waren: dit maakt hem zeer breedvoerig in de beschryving. 's Ouden Keizers uiterlyk aanzien, kleeding, en de groote eerbied, hem betoond, wordt vermeld. Hoe gepast is des Schryvers aanmerking: ‘In vergelyking met Europa kan men zeggen, dat hier de schitterendste Majesteit met de tekenen der vernederendste onkunde onmiddelyk verbonden is. De Vorst is tot de wolken verheeven, terwyl de Mensch in de duisternis der eerste eeuwen ingewikkeld blyft.’ Zoo groot der Chineezen verwaandheid, hier beschreeven, is, zo groot is hunne onkunde. Uitmuntend zyn de hier over gemaakte aanmerkingen; doch voor ons ter overneeming te breedvoerig. - Alleen schryven wy 'er dit van af: ‘Ik moet aanmerken, dat, over het algemeen, de Cantonners de meest beschaafde Chineezen zyn, 't geen voortvloeit uit hunne aanhoudende gemeenschap met de Europeaanen, waarvan hunne overige Landgenooten verstooken zyn; maar deeze uitwerking bepaalt zich ook alleen by Canton, waar men geleerder, vernuftiger en beschaafder menschen, dan in geheel het overige van het Ryk, aantreft. - Te Peking integendeel ziet men nog de Tartaarsche ruwheid, ofschoon men natuurlyk zou vermoeden, aldaar meer welleevenheid, dan in eenige plaats van China, te zullen moeten vinden. Misschien zal, na al hetgeen men in Europa, wegens dit onmeetelyk Gewest, in 't licht gegeeven heeft, myn oordeel partydig schynen: maar ik wil niets verbloemen, en ik
| |
| |
weet niet of myne reisgenooten zelfs niet van gevoelen zouden zyn my te beschuldigen, dat myn penseel te inschiklyk zy.’
Veelvuldig zyn de klagten over der Chineezen morzigheid en spysbereiding; men oordeele uit een enkel staaltje: men bragt hun, naamelyk, een geschenk van den Keizer, tot hun ontbyt, bestaande in een schotel koud gekookt vleesch en een schotel gekookte meelagtige ballen. Het vleesch bestond in een ribbenstuk, waarop zich niet de dikte van een halven duim mager vleesch bevond, en eenige beentjes, die reeds afgekloven scheenen. Al dit walglyk mengelmoes, op een vuilen schotel, scheen meer geschikt om een hond dan een mensch te vergasten. In Holland, voegt van braam 'er nevens, zou de geringste bedelaar in een gasthuis zindelyker voedzel krygen; en dit was evenwel een Keizerlyk eerbewys jegens eenen Afgezant! en wel een teken van de hoogste gunst, wyl zy het been mogten afkluiven, dat denkelyk zyne Majesteit zelve ontgonnen had.
Onophoudelyk werd by de Heeren des Hollandschen Gezantschaps herhaald, dat men hun veel hooger schatte dan de Engelschen. Zy mogten des wagten, dat zy, niet min dan deezen, vrydom van Regten zouden genieten. Het Hollandsch Gezantschap zal, merkt van braam op, der Keizerlyke schatkist ten minsten tagtig duizend taals (zesmaal honderd duizend Guldens) kosten, wyl alle onze reiskosten van Canton na Peking en terug, als ook de vervoering der goederen, voor rekening van het bestuur zyn.
Jammer dat de kostbaare Geschenken, door het Gezantschap aangebragt, op de Landreize zo veel geleden hadden; dan het werd zo goed mogelyk hersteld. Het Geschenk, door den Chineeschen Keizer voor den Stadhouder bestemd, was eene soort van Scepter, naar de Chineesche wyze uit een zeer fraaijen groenachtigen doorschynenden steen gevormd, die naar Agaat gelykt, en door de Chineezen Fitz-auy genaamd wordt. Dit stuk, dat uitneemend fraai gewerkt en keurig gepolyst, en niet minder dan tweeduizend Piasters (vyfduizend Guldens) waardig geschat wordt, was vergezeld van vyfenvyftig rollen van verschillende stukken zyde, den Gezant ter hand gesteld. Voor zichzelven ontving hy vyfentwintig andere rollen. Van braam zelve kreeg
| |
| |
'er agt, en bovendien waren 'er nog veertig voor de vyf overige Heeren van het gevolg, benevens tweeënzeventig stukken Panche (dunne zyden stof) en even zo veele stukken bruin Namking voor den werktuigkundigen en de zeventien soldaaten of bedienden.
De Keizer had last gegeeven om het Gezantschap eenige Tempels en Gebouwen in den omtrek van het Paleis te laaten bezigtigen, welker beschryving veel weetenswaardigs oplevert.
Ter overmaate van vriendschapsbetoon werd het Gezantschap uitgenoodigd om den Keizer na diens pragtige Lustplaats Yuen-ming-yuen te volgen, ter aangenaame uitspanning. Hiertoe maakten zy zich vaardig; en zal een volgend Deel ons daarvan verslag geeven, en, daar dit uitgegeevene de helft van het oorspronglyke Fransche Werk bevat, alles daarmede beslooten worden.
De Vertaaling is zeer wel uitgevoerd; - de Plaaten, die dit Deel vercieren, zyn, een Gezigt der Stad Peking, en eene Afbeelding van de Vischvangst der Chineezen. |
|