Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijJ.G. Marezoll, over de Bestemming van den Kerkelyken Redenaar. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Franeker, by D. Romar. In gr. 8vo. 233 bl.Marezoll, eerst Academieprediker en Professor in de Godgeleerdheid te Gottingen, daarna Predikant by de St. Petri-kerk te Koppenhagen, thans Consistoriaalraad, Superintendent en Hoofdprediker te Jena, liet deze voortreffelyke Verhandeling reeds in 1793 't licht zien. Hoe veel de Hoogleeraar tinga tot de vertaaling derzelve toegebragt hebbe, is uit het Voorbericht, door die achtingwaardige hand voor dit Werkjen geplaatst, niet duidelyk. Hy zegt alleen, den Drukker tot de uitgave aangemoedigd, en, onder het nazien der vertaaling, hier en daar een enkele aanteekening bygeschreeven te hebben. De Vertaaling, van wien ze ook zyn moge, verdient lof; en voor de bygevoegde aanteekeningen zouden wy den Professor des te meer dank schuldig geweest zyn, byaldien hy had kunnen goedvinden, om over deze en gene byzonderheden zich wat opener te verklaaren, en zyne van den Schryver afwykende gedachten meer met redenen te bekleeden. Aan enkele waarschuwingen, om van deze en gene gezegden gene onvoorzichtige toepassing te maaken, 'er geen verkeerden zin aan te hechten, en ze niet verder te trekken, dan ze getrokken moeten worden, heeft men weinig. Ondertusschen verliest de anders ruime aanpryzing dezer Verhandeling, door zulke aanmerkingen, veel van haare kracht. Zy bevat desniettemin zoo veel schoons, zoo veel bruikbaars, dat wy ze gaarne in handen zagen van alle onze Predikers; en wel vooral van hun, die zich tot dat gewigtig ambt voorbereiden. Is iemand al, in alle byzonderheden, het met den Schryver niet volkomen eens, zulks kan, zoo als tinga wel aanmerkt, aan de hoofdzaak niet hinderen. Voor streng Orthodoxen is dit Werkjen niet geschreeven. Wy | |
[pagina 10]
| |
willen ons juist daaronder niet rangschikken; maar maaken evenwel ook zwaarigheid, om aan alle voorschriften en raadgeevingen van marezoll, omtrent de wyze van prediken, onze toestemming te geeven. Allerminst is ons 's mans denkwyze over het uitleggen van den Bybel, als geheel of althans byna onnoodig in het prediken, bevallen. Prof. tinga heeft daaromtrent, in het Voorbericht, zeer gepaste aanmerkingen, die wy wenschen, dat, even als dergelyken van den beroemden Remonstrantschen Predikant stuartGa naar voetnoot(*), algemeen mogen ter harte genomen worden. - Zie hier den korten inhoud der Verhandelinge van marezoll. Hy onderscheidt de algemeene en byzondere bestemming van den Kerkelyken Redenaar. De algemeene, waarover in de eerste Afdeeling gehandeld wordt, is deze: Hy is Leeraar van het Christendom; en wel Leeraar van het Christendom op den Predikstoel. - Hier ryst dan eerst de vraag: wat is Christendom? Daartoe behoort, volgends den Schryver, niet alleen dat geen, welk Jesus en zyne Gezanten daadelyk geleerd en voorgedraagen, woordelyk bevolen of verboden hebben; maar ook al dat geen, welk zy, overeenkomstig hunne oogmerken en grondbeginselen, zeer zeker leeren en voordraagen, beveelen of verbieden zouden, wanneer zy onder ons leefden, wanneer zy op onze denkwyze en gezindheid acht gaven, en onze manier van leeven zagen: al het geen op wysheid en waarheid, op zedelykheid en gelukzaligheid, op de daadelyke verbetering en vergenoeging der menschen, een naderen of verderen, maar ontwyfelbaaren invloed heeft. Christelyke preeken zyn dienvolgends alle zulke Leerredenen, welke zich met de verbetering en geruststelling der menschen bezig houden; dit moge dan nu met de woorden, en naar de leerwyze van Jesus en zyne Gezanten, of in onze gewoone taal, en volgends eene andere, in onze tyden en behoeften gegronde leerwyze, geschieden. Wysgeerige preeken zyn dus ook Christelyke preeken. - De tweede, met de eerste zeer naauw verbondene vraag, betreft de manier en wyze, op welke deze geheele omvang van het Christendom op den predikstoel moet voorgedraagen worden. Hier op is het antwoord: | |
[pagina 11]
| |
De leerstoel van den Predikant is de kansel; hier spreekt hy alleen en ongestoord; zyn voorstel is een samenhangend geheel, eene rede naar regelen van welspreekendheid ingericht: derhalven moet hy ook, in den eigenlyken zin des woords, Redenaar zyn. Welspreekendheid, kunst van overreeden, is het eenig werkzaam middel, om zyn doel als Leeraar te bereiken. Behalven deze algemeene bestemming, heeft elk Leeraar zyne byzondere en plaatselyke. Hierover handelt de tweede Afdeeling. 'Er is eene groote verscheidenheid der volksstanden, welke van den kansel moeten onderweezen worden; en ieder van deze standen heeft zyne eigene en byzondere zedelyke behoeften; voor die allen moet dus niet 't zelfde, noch op dezelfde wyze gepredikt worden. De verscheidenheid der standen veroorzaakt verscheidenheid van plichten, dat is, verscheidenheid in de manier en wyze, op welke de mensch zyne deugd oefenen en aan den dag leggen kan; 'er zyn ook onder dezelve onderscheidene hoofdgebreken; niet minder verschilt de uitwendige leevenswyze, de zeden en gewoonten; men kan zich ook niet by ieder derzelven van dezelfde beweeggronden tot het goede bedienen; elke stand heeft zyne eigene en byzondere verzoekingen tot het kwaade; ook zyne byzondere dwaalingen en vooroordeelen. Behalven dit alles, moet de Prediker ook nog plaatselyke menschenkennis, kennis van de hem toebetrouwde Gemeente, in 't byzonder, hebben. Uit dit alles worden nu gewigtige aanmerkingen afgeleid. - Onze Predikanten zyn geen Apostels. Zy hebben geen Onchristenen te bekeeren, maar gebooren Christenen te onderwyzen; en moeten dus alleen zulke onderwerpen op den kansel behandelen, welke zich voor denzelven schikken. Zy moeten daarom ook den toon, in welken de Apostelen spraken, alleen met groote behoedzaamheid en bepaaling navolgen; mogen geen zoo volstrekt geloof, en geen zoo onbeperkt vertrouwen van de menschen vorderen, als deze zulks deeden en doen moesten; en kunnen zoo min, als andere Ambtenaaren in den Staat, op een buitengewoonen bystand van God rekenen. - De geheele nuttigheid van hun leerambt hangt eenig en alleen af van die omstandigheid, dat zy juist voor die genen, welke hen hooren, van dienst worden. Hunne preeken moeten dan altyd praktikaale preeken zyn, dat is, zul- | |
[pagina 12]
| |
ken, van welken die volksklassen, welke zy telkens moeten onderwyzen, naar de omstandigheden van tyd en plaats, een bepaald gebruik maaken kunnen. - 'Er moet altyd populair gepredikt worden, dat is naar de vatbaarheid en behoefte van die volksklasse en die gemeente, voor welke ieder predikt. - Men kan bybelsch prediken, zonder zich juist van de eigen woorden der Bybelschryveren te bedienen; de beeldryke en oostersche bybeltaal behoort althans de kanseltaal niet te zyn. In de derde Afdeeling wordt deze vraag beantwoord: waarop heeft zich dus de Kerkelyke Redenaar, in zyne Leerredenen, toe te leggen, wanneer hy aan zyne geheele en plaatselyke bestemming voldoen zal? - De Schryver vordert vier stukken. (1) De Leeraar moet zich bevlytigen, om zyne tochoorders steeds verder te brengen; en hierin moet hy, volgends zekere en wel overlegde regelen van voorzichtigheid, te werk gaan. (2) Hy moet, door zyne voorstellen, dat alles zoeken te bewerken en te verhinderen, 't geen de burgerlyke wetten en inrichtingen niet bewerken en verhinderen kunnen. (3) Hy moet zyne tochoorders daartoe aanmoedigen, en het hun gemakkelyk maaken, dat zy alles, ook de kleine en onbeduidendste dingen en belangen van het werkdaadig leeven, met den Godsdienst verbinden. (4) Hy moet zich, in zyne voorstellen, naar den geest der eeuwe, en naar derzelver grooteren of geringeren invloed op de leden zyner gemeente, richten. En nu worden nog deze vraagen geöpperd, en met veel juistheid behandeld: of de Predikant meer op licht, dan op warmte zien; of hy derhalven aan het onderwyzend of aan het roerend deel zyner Leerredenen meer moeite besteeden moet? - welke manier van voorbereiding tot het mondelyk voorstel de beste zy? - en of zich dan ook de aangeweezene bestemming van den Kerkleeraar met de verplichting van den Predikant, met opzicht tot de symbolische boeken, schikt? - Het antwoord op alle deze vraagen is oordeelkundig, doeltreffend en belangryk. |
|