Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 625]
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Aanmerkingen, over de wysbegeerte van Locke en andere bovennatuurkundigen, tot Condillac.(Volgens M. garat, Hoogleeraar in de Normal-Schoolen in Frankryk.)
De Wysgeer, die het naast aan bacon komt, in de Geschiedenis van de Ontvouwing des Menschlyken Verstands, is de wydberoemde locke. Deeze Schryver doet zich niet aan onze verbeelding op, omringd met alle die hoedanigheden van een groot en vindingryk vernuft, 't welk eenen glans verspreidde rondsom den onsterflyken Kanselier van Engeland. Het schynt ook, dat hy een aanmerkelyk gedeelte zyns leevens gesleeten hebbe, zonder zelfs te vermoeden, dat hy bedeeld ware met eenige buitengewoone gaven, of bestemd, om, ten eenigen tyde, eene plaats van onderscheiding te bekleeden onder de Leermeesters des Menschdoms. Locke bevondt zich eens tegenwoordig by het voeren van een vry heevig en hoogloopend geschil tusschen eenige Geleerden van den eersten rang, zonder daarin zelve eenig deel te neemen. Hy nam waar de gevoelens en de taal der twistredenaaren; hy ontdekte welhaast, dat het geschil, 't geen zonder einde scheen te zullen kunnen voortduuren, niets anders was dan een woordenstryd, en dat eene voeglyke bepaaling en uitlegging der woorden, in de bewysredenen der twistenden gebezigd, zou strekken, om onmiddelyk vrede en overeenstemming tusschen hun te doen gebooren worden. Deeze opmerking gaf locke aanleiding tot zyn groot Werk, over het Menschlyk Verstand. In 't zelve speurt | |
[pagina 626]
| |
hy den oorsprong onzer denkbeelden op: hy bewyst, misschien met al te veel breedvoerigheid, dat niets zodanigs bestondt, als 't geen men Ingeschaapene Denkbeelden noemt; hy tragt uit te vorschen, hoe de denkbeelden gebooren worden, en zich in het verstand vormen, 't geen, van de eerste dagen onzer kindschheid, even zeer van beelden ontbloot is, als het onbearbeid marmer, uit de steengroeve gehaald. Op deeze wyze, door den aart onzer gedagten by derzelver oorsprong op te speuren en in derzelver loop te volgen, heeft hy ontdekt, hoe allengskens gewaarwordingen in begrippen veranderen. Hy volgt, in zyne redeneerwyze, bacon; doch gaat verder tot byzonderheden, en bewyst met meer uitvoerigheid van betoog, dan die Wysgeer, den heilloozen invloed, welken het misbruik van woorden heeft op onze redeneeringen en naspeuringen, in gevallen van eenen algemeenen aart. Hy heeft, met eene vaste en niet missende hand, den grondslag van menschlyke kundigheden, en de onovertreedbaare grenzen, op ééns vastgesteld. Locke, zyn Werk over 't Menschlyk Verstand aanvangende, was genoodzaakt zynen weg in het duister op te speuren. Naauwlyks hadt hy 't zelve voltooid, of hy vondt zich, in zyne eigene oogen, als 't ware, een ander man. Zyn geest, die, langen tyd, het niet hadt durven waagen, eenig onderwerp na te speuren, ontvouwde nu zyne kragt in eene onbegrensde verscheidenheid van onderzoekingen, en spreidde in alle, niet den trots, maar het vertrouwen ten toon, 't welk ontstaat uit het doen van groote ontdekkingen. Het was een vertrouwen, 't geen nooit te leur stelde of bedroog. - Het eerste onderwerp zyner naspeuringe, en het geen hy behandelde met de bewustheid van zyne eigene kragten, was het aangelegenste voor het Menschdom; de naspeuring van de wettige gronden des Burgerlyken Bewinds. De ontwikkeling van s Menschen Verstand heeft, bykans, by de geboorte, de Leer van de Natuurlyke Regten der Menschen ontdekt. Ingevolge van dit alles is Frankryk vry gewordenGa naar voetnoot(*). Wat kan ons een hooger denkbeeld inboezemen van | |
[pagina 627]
| |
de verdiensten, aan deeze soort van kundigheid toekomende? De Wysgeer, die wenscht, dat de Volken de hoogste maate van Vryheid genieten, moet zyne aandagt vestigen op de middelen, om de Menschen verlichter en deugdzaamer te maaken. Met dit oogmerk schreef locke over de Opvoeding; - een Werk, 't welk dien trap van beroemdheid niet beklommen heeft als zyne Proeve over het Staatsbestuur, doch even diep doordagt, stout en klaar geschreeven is; een Werk, waarin hy eene menigte van dwaalingen en wanbegrippen, door tyd en gewoonte als geheiligd, aantast, en die voorheen het bederf des menschdoms baarden, door de vroege verkeerdheden en elenden der jeugd: in stede van dezelve plaatst hy beschouwingen en voorschriften, geschikt om het onderwys gemaklyk te maaken, kundigheden aan de Rede te onderwerpen, en de Rede tot 's menschen heil dienstbaar te doen worden. De Schryver van de Emile doet zich zelven en het Werk van locke eer aan, door eenige van diens grondregelen te ontleenen, gelyk hy voorheen gedaan hadt uit de Verhandeling over het Burgerlyk Bestuur. Door geenen anderen Schryver zyn de beginzels van Verdraagzaamheid, die thans de Godsdienst is van alle verlichten en deugdzaamen, met meer onwederleglyke redenen vastgesteld, dan in eenige kleine Werkjes van locke. Sydenham, een Geneeskundige, in geheel Europa beroemd, erkende te meermaalen, dat hy aan de vriendschap van en de verkeering met locke, voor een groot gedeelte, verschuldigd was die gave van waarneeming, welke hy betoonde by het ziekbedde: dit is een talent, 't geen, in eene groote maate bezetten, eene kunst, welke te langen tyd een bestaanmiddel van Kwakzalvers geweest is, kan doen strekken, om het leeven genoeglyker en langer van duur te maaken. De naam van charles bonnet behoort niet in eene even groote maate tot de Geschiedenis van de Wysbegeerte des Menschlyken Verstands, als de naamen van bacon en locke; en ik kan my niet verbeelden, dat hy immer op dezelfde hoogte met die voortreflyke Wysgeeren zal geplaatst worden. Desniettegenstaande is zyn Werk, getiteld Analyse des Facultés de l'Ame, een Boek van groote verdiensten, indien het niet behoort gerangschikt te worden op eene hooge plaats onder de voortbrengzelen des Vernufts; maar zelfs de gebreken | |
[pagina 628]
| |
van den Schryver ontstaan uit een misbruik zyns gevoels en doorzigts, en de wondere uitwerkzels van zyne schryfwyze en schikking. Hy schynt begeerig om door te dringen verder dan de grenzen van 's menschen geest reiken; hy begint met de geestlyke geaartheid des Menschdoms, en eindigt met deszelfs opstanding: onderwerpen, ten welken opzigte de niet bygestaane menschlyke Rede in duisternis omdwaalt. Maar tusschen de twee klooven, waarin hy zoekt door te dringen en zichzelven verwart, verlicht hy den weg door de straalen van een sterken en bestendigen glans. Geen Schryver was beter bedreeven in het werktuiglyke van den geest, of maakte een veelvuldiger gebruik van de bekwaamheden des verstands, als welgestelde springveeren, ten zynen dienste werkzaam. Waar locke uitgebreid is, is hy kort en beknopt; hy toont al te veel zulks te willen weezen, en wy verbeelden ons zomwylen het raatelen te hooren van de schakels zyner naauw aaneen verknogte denkbeelden. 'Er zyn, egter, twee opmerklyke zaaken in zyne Werken, die de uitsteekendheid zyner schryfwyze doen zien. - Charles bonnet voelde eene onoverwinnelyke neiging tot de vooroordeelen van Bygeloof; terwyl zyne schryfwyze, even als een sterk kabeltouw, 't welk bestand is tegen de sterkste stormen der verbeeldinge, hem steeds te rugge houdt, en wederbrengt tot de natuur en tot de waarheid. By hem treft men een mengzel aan, en eene soort van tegenkanting tegen den geest van malebranche en den geest van locke, die elkander beurtlings de nederlaage geeven en zegepraalen; doch de geest van locke heeft te meermaalen de overhand op dien van malebranche. Charles bonnet hadt langen tyd blind, en geduurende geheel zyn leeven was zyn gezigt zeer zwak geweest. Niettemin, met een gezigt zo zwak en zo naby de volslaagene blindheid, koos hy, 't zelve vestigende op de voorwerpen der Natuure, de naauwkeurigste en getrouwste beelden, en zyn penceel heeft de treffendste en de natuurlykste afbeeldingen geleverd. Zyne Beschouwing der Natuure is bykans geheel opgemaakt uit een reeks beschryvingen; maar hy beschryft de gedaanten en kleuren van elk voorwerp met zo veel waarheids, dat wy ons verbeelden dezelfde voorwerpen te beschouwen, die hy zelf naauwlyks kon zien. - | |
[pagina 629]
| |
In zyne Bedenkingen over de georganiseerde Lichaamen, is het stelzel van oneindige verbintenissen, 't welk hy aanneemt, misschien eene veronderstelling, niet beter beweezen dan die, welke hy wederspreekt; maar de stelzels, welke hy aantast, en dat, 't geen hy omhelst, verklaart hy en ontvouwt ze met eene naauwkeurigheid, welke aan de denkbeelden gedaanten geeft, zo onderscheiden en van elkander afgezonderd als die, welke toegeschreeven worden aan lichaamen en zinlyke voorwerpen. - Bonnet schept niets; maar hy waardeert alles, wat zich anderen verbeeld hebben, met die verhevenheid en juistheid van oordeel, welke misschien den man van vernuft kenmerkt, als die diep opgedolven uitvindingen, welke, om bewaarheid te worden, de goedkeuring en toestemming der Eeuwen vorderen. - Die schepzels, welke zich aan het doordringendst gezigt schynen te onttrekken, de Insecten, zyn de voorwerpen, welke hy bovenal uitkoos tot zyne waarneemingen; en zyne Beschouwingen der Insecten en Bladeren zyn hoogst bewonderd en geagt by de liefhebberen der Natuurlyke Historie. Thans kom ik tot condillac, en ik schyn tot eene rustplaats te komen, naa eenen langen reistocht. Men verbeelde zich, dat ik tot het licht kome, naa gewesten der duisternisse doorgetrokken te zyn, of wegen bewandeld te hebben, slegts flauw verlicht. Ik weet niet, of condillac minder, zo veel, of meer oorspronglyke denkbeelden over het Menschlyk Verstand bezat, dan de Wysgeeren, die hem voorgegaan zyn in dezelfde loopbaane; maar de inzigten van anderen, welke zyne eigene schynen te worden, door het nieuwe licht, waarmede hy dezelve bestraalt, en die, welke onbetwistbaar zyne eigene zyn, schynen van zelve aan de ontvouwing des Verstands die maate van nuttigheid te geeven, welke, door blykbaar en algemeen te worden, dezelve zal doen ophouden het voorwerp te zyn van bestendige twistredening. Condillac was de eerste Schryver, die aan Werken, met den naam van Bovennatuurkundige bestempeld, zo veele Leezers bezorgde, als men vindt voor Werken, onder den naam van Werken van Smaak bekend; en zeker, het was de betoverende kragt van zynen styl niet, welke alle bevalligheid mist, behalven die van duidelykheid, die de algemeene aandagt ves- | |
[pagina 630]
| |
tigde en de algemeene toejuiching wegdroeg. Men hadt dit toe te schryven aan de klaare schikking van zyne uitdrukkingen en denkbeelden, welke ieder voorwerp vertoonden zonder opciering en tevens zonder vermindering. Hy is niet bezogt met de gemaaktheid om nieuwe woorden te smeeden, 't welk een der kenmerken is van een dorren geest; maar hy gebruikt, met zo veel naauwkeurigheids en oordeels, de gewoone uitdrukkingen der taale, dat, terwyl de ziel verbeterd wordt door zyne lessen, hy nieuwe kragt en fraaiheid aan zyne moedertaale byzet. Ter oorzaake van de beroemdheid, welke hy zich in Europa verworven hadt, geroepen zynde, om de opvoeding van den Infant, Hertog van Parma, op zich te neemen, stelde hy Werken op, ten onderwys zyns kweekelings, welke belooven, eene omwenteling te zullen te wege brengen in den algemeenen trant om onderwys mede te deelen. Om zynen Leerling eene volkomene loopbaan zyner Studien voor te schryven, stelde hy eene Spraakkunst op, en eene Kunst van denken en redenkavelen; eene algemeene Geschiedenis des Menschdoms en der Ryken: zyne leerwyze is niet alleen geschikt voor de onderscheide deelen der Letterkunde, zo wyd van elkander afgezonderd, maar spreidt zichzelve ten toone over elk onderwerp, met de treffendste kenmerken van eene meerderheid, welke zich verbergen op het eerste gezigt, doch meer en meer sterker uitkomen by elken voortgang. Hy vervaardigde eene Spraakkunst, en als een Spraakkunstenaar zweeft hy verre boven dumarsais; hy schreef eene Redenkunst, geenzins bestaande in de nietsbeduidende bekwaamheid om Sluitredenen van veelerlei benaamingen te maaken, maar in de verheevene kunst dier Mannen, wier naamen naauwlyks bekend zyn by de Volken, aan welken zy zo veel voordeels bezorgden; de Geleerden; - ik versta 'er door de Mannen, die, zints den tyd van galileo, veelvuldige en belangryke ontdekkingen gedaan, het vermogen der menschen uitgebreid en hun geluk bevorderd hebben. Hy schreef desgelyks eene Geschiedenis; en, indien wy verlangen in de Geschiedenis iets meer te vinden dan een Roman of een Drama; indien wy hem de droogheid zyner verhaalen kunnen vergeeven, welke verstooken zyn van alles, wat de verbeelding treft, en allen cieraad van styl; indien wy begee- | |
[pagina 631]
| |
rig zyn om in zyne Geschiedenis te zoeken, en daaruit berigt te ontleenen van 't geen opleidt tot de groote ontdekkingen in de Wetgeeving, in de Zedekunde, in de Kunsten en Weetenschappen, - zou men uit alle deeze onderscheidene deelen van den geheelen loop der Studien, opgemaakt voor den Infant, Hertog van Parma, eene Historie kunnen zamenstellen over de Kunsten en Weetenschappen, over de Zedekunde en Wetgeeving, welke meer zou bevatten van den waaren geest der Wysbegeerte, dan eenig Werk van dien aart, 't geen immer onder de verlichte Volken van Europa te voorschyn kwam. Condillac heeft, in zyn Werk over de Redeneerkunst, opdat ik dit in 't voorbygaan opmerke, wanneer hy onderwerpen behandelt, door newton en kepler onderzogt, niet zo zeer het voorkomen van hun navolger, als wel van hun metgezel; meer van een hun gelyk, dan hun bewonderaar: wanneer hy hunne ontdekkingen ontvouwt, dringt hy door tot alle de geheimenissen van hun vernuft, welke hy zynen Leezeren schynt mede te deelen. Hy was de eerste van allen, en misschien de eenige persoon, die begreep, dat het groot stelzel des Heelals niets anders is dan eene gelukkige toepassing van de eerste beginzelen der Werktuigkunde; eene ontdekking, welke het stoutste gedenkstuk mag heeten van 's menschen geest. Wanneer condillac in Frankryk wederkeerde, was, toen hy te Parys kwam, het onderwerp van elk boek, de stoffe van elk gesprek, de Staatkundige Huishoudkunde, welke het Bestuur moest regelen en de Inwoonders van elk Land verryken. Vermoeid door de nietsbeduidende woordenrykheid der Geschilvoerderen, over een onderwerp, 't welk bepaald moest weezen in deszelfs grondbeginzelen en vatbaar voor elk verstand, poogde condillac hetzelve aan een nieuw onderzoek te onderwerpen; eene pooging, welke hy zich verzekerd hieldt dat zou strekken om eene algemeene verbetering in de Maatschappy hervoort te brengen. De Economisten hadden eene taal op zichzelven; doch deeze hadt het ongeluk, dat dezelve alleen verstaan werd door eenige weinigen in de kunst bedreevenen; en hunne grondbeginzels, schoon uitmuntend in andere opzigten, bleeven in eenen staat van donkerheid, uitgenomen voor hunne Leerlingen, en werden, in gevol- | |
[pagina 632]
| |
ge hiervan, veeleer het voorwerp der belachinge van eene beuzelende wereld, dan dat zy de bewondering daarvan gaande maakten. Condillac onderstondt de naspeuring van het zelfde onderwerp, zonder zyne aandagt te verwarren door het leezen van verscheidene Schryvers, die daarover de pen gevoerd hadden. Hy stelde zyne denk- en schryfwyze te werk op voorwerpen, welke voorheen zyne aandagt nimmer trokken. Niettegenstaande de Schriften van zo veele uitsteekende Mannen, die zich eeniglyk toegelegd hadden op dit onderwerp, ontleedde condillac die stukken, met eene eenvoudigheid en klaarheid, welke onze verwondering min gaande maakt over derzelver uitlegging, dan over de ingebeelde zwaarigheden, die dezelve omgeeven. De Schryver schynt niets anders te zeggen dan gemeene en afgesleetene dingen, terwyl hy de ingewikkeldste onderwerpen naspeurt en in een zuiver licht plaatst, elk stuk ongemerkt opklaarende: zo was condillac gewoon, de waare natuur van elk onderwerp aan den dag te leggen, zonder eenig vertoon te maaken van zyne eigene begaafdheden. De Economisten vielen woedend aan op een Werk, 't welk geschikt was tot verdeediging hunner begrippen; doch het schynt, dat zy te onvrede waren over deeze ondersteuning, hun door een vreemden met meer bekwaamheids toegebragt, dan door iemand van hun eigen lichaam. - Condillac hieldt zich te vrede met te zeggen: ‘De verdienste der Verdeediging is niet myne eigene; het hangt alleen van myne schryfwyze af. Ik beken, dat ik my liet verrukken door mynen yver, wanneer ik spreek van Schryvers, die ik bewonder; maar zy zyn de Uitvinders van de Weetenschap, welke het myn pligt is voor myne Leerlingen en Medeburgers te ontvouwen. Wat 'er moge ontbreeken in myne Lessen, zal gevonden worden in de Schriften der uitsteekende Wysgeeren, door my vermeld. Een tydperk van twintig jaaren lang was ik getroffen door bewondering van hunne diepe kunde, en, schoon door myne natuurlyke geaartheid tot een ander vak van Weetenschappen bepaald, voelde ik my onophoudelyk getrokken tot de Werken, welke zy hadden geschreeven, en de stoffe hunner naspeuringe. Ik heb 'er twintig jaaren over gedagt, schoon ik nimmer een regel schreef over een | |
[pagina 633]
| |
onderwerp, 't welk ik uwer aandagt aanbeveel, en het onderwerp zal uitmaaken van myne volgende schriften. Toen de wreede byl over onze hoofden was opgeheeven, geduurende het rampzalig tydperk, van 't welk wy allen getuigen geweest zyn, was myne droefenis, op het vooruitzigt van den dood, veroorzaakt door de vrees van te zullen sterven, zonder, naa den dood op het schavot geleden te hebben, een Werk agter te laaten, 't welk zo langen tyd myne overdenkingen hadt bezig gehouden.’ |
|