Karakter der Engelsche natie. Door Oxenstiern, Kanzelier van Zweden.
Engeland is allerzekerst de Koningin der Eilanden, de Keizerin en het Arsenaal van Neptunus. Tevens is 't het Peru van Europa, het Koninkryk van bacchus, het School van epicurus, de Akademie van venus, het Vaderland van mars, de zetel van minerva, de steun van Holland, de geessel van Frankryk, het Vagevuur der voorstanders van de Slaaverny, en het Paradys van de minnaars der Vryheid. De Vrouwen zyn schoon; maar haare schoonheid gaat verzeld met een je ne sçai quoi de fade. Dapperheid is den Mannen natuureigen; maar dezelve wordt tot een uiterste overdreeven, 't welk aan woestheid grenst. Voor vernuft zyn hunne talenten berekend, meer, misschien, dan in eenig ander land; maar dit veroorzaakt eene zekere maate van laatdunkendheid, die de waarde daarvan merkelyk doet daalen. Hier mag het met waarheid gezegd worden, dat de Fortuin haare giften met eene milde hand uitdeelt; doch deeze Eilanders verstaan de kunst niet, om zich van dezelve zoo wel voor anderen als voor zich zelven te bedienen. Gerieflyke meisjes en het streelen van hun gehemelte zyn de voorwerpen hunner liefdaadigheid. Hunne taal is een zonderling mengelmoes van alle taalen, die in Europa gesproken worden; doch zy bezit de hoedanigheid van zich beter dan eenige andere te kunnen uitdrukken. Om kort te gaan, niets ontbreekt deezer Natie, om haar waarlyk gelukkig te maaken, dan de weetenschap, op hoedanig eene wyze zy haare zegeningen moet aanleggen. Eene natuurlyke rusteloosheid, en eene overmaate van jaloersheid op haare regten en vryheid, hebben haar dikmaals in de akeligheden eens burgerkrygs gedompeld, en haar op