gers en Speellieden heffen liederen aan, tot lof van het jeugdig paar. De Speellieden worden voorgegaan door drie mannen; een deezer draagt op het hoofd eene mande vol versche kaas-koekjes; op de grootste zyn twee kleine vygen geplaatst: hy heeft daarenboven een sjerp om, aan welken een rond gebak, Collora geheeten, hangt. De tweede draagt eene mande vol suikergebak, uit welke een der Bloedverwanten aan de kennissen, die hem tegenkomen, mededeelt; in 't midden is een doek, pyramidswyze gevouwen, vercierd met de beeldtenis van maria, het kind en st. jozeph. De derde draagt een brandend wierookvat. Hierop volgt het Paar Egtelingen, onder een verhemelzel van rood damast, met afhangende plooijen, gedraagen door vier van de voornaamste persoonen; en de Ouders sluiten den trein op.
Het luiden der klokken kundigt de komst aan van het Paar en de voltrekking der Egtverbintenis. De Priester ontvangt eene mande, waarin een gebak, een zakdoek, en twee vlessen wyn: naa de inzegening des Huwelyks gaan zy uit de Kerk, in dezelfde orde als zy daar heen toogen. De geheele plegtigheid duurt doorgaans vier uuren. Eene dienstboode, aan een der vensters van het huis geplaatst, werpt, by het wederkeeren, eenige handen vol graan en klein geld op het hoofd der nieuwgetrouwden.
Het vooroordeel der Malteseren, op dien tyd, was, dat, indien de nieuwgetrouwde Vrouw den voet eerst zette op den deurdrempel, zy haar Man zou overheerschen: wy mogen wel veronderstellen, dat 'er zeer weinigen zo beleefd waren, dat zy hunne Egtgenooten dien eersten stap lieten doen! - Op de Bruiloft eet de Vrouw in een afzonderlyk vertrek, of in oen hoek van de feestzaal, met kleederen overdekt: naa den maaltyd komt zy te voorschyn; zy zet zich naast haar Man, en drinkt met hem uit hetzelfde glas. Onder het eeten wordt 'er gedanst; elk dansser werpt den speellieden een stuk gelds toe, en ieder gast brengt een vogel mede. Tot den aanvang der tegenwoordige Eeuwe, werden de Huwelyks-Bals gegeeven op de Spaansche wyze, en zy dansten met Castagnetten, of kleine Klaphoutjes, waarop men speelde. De jonggetrouwde Vrouw slyt de eerste agt dagen in haars Vaders huis; vervolgens wordt zy met veel staatzy door haar Man ontvangen; de Ouders geeven een dansparty en een avondmaaltyd.
De Maltesers trouwen nooit in de May-maand. Zy hebben zo weinig goed uitzigt op eenig werk, 't geen zy in het verloop van die maand onderneemen, dat zy zelfs geen nieuw kleed, geduurende dezelve, zullen laaten maaken. Deeze bygeloovigheid roept voor onzen geest op, de verdeeling, welke de Romeinen oudtyds maakten, tusschen gelukkige en ongelukkige dagen.
Wy vinden in de oude zeden der Malteseren een groot deel