ken, en te spreeken als magthebbende, en niet gelyk de Schriftgeleerden. In christus beschouwen wy de Menschlyke Natuur in haare hoogste waardigheid en volkomenheid. In zyne geaartheid en character zien wy een afdrukzel van alles, wat groot en goed is.
Gelyk jesus zelve was, zo ademt de Godsdienstleer, door Hem verkondigd, den geest van algemeene goedwilligheid, vorderende de gehoorzaaming aan den goeden, welbehaaglyken en volmaakten wil van god. Die Godsdienstleer is geschikt, om alle zaaden van nyd, boosaartigheid en wraaklust te dooden, en den groei te bevorderen van alle zagte, liefdevolle en edelmoedige aandoeningen. ‘Gy,’ voert Hy zyne Leerlingen te gemoete, ‘hebt gehoord, dat 'er gezegd is: Gy zult uwen Naasten liefhebben, en uwen Vyand zult gy haaten. Maar ik zeg u: Hebt uwe Vyanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel den geenen, die u haaten, en bidt voor de geenen, die u vervolgen: op dat gy moogt Kinderen zyn uws Vaders, die in de Hemelen is: want Hy doet zyne zonne opgaan over boozen en goeden. Hy regent over regtvaardigen en onregtvaardigen.’
Zo weldaadig was de aart van, - zo wyduitgestrekt was het nieuw Gebod van jesus christus. 't Zelve gedoogt niet het opkomen van eenige ongeregelde begeerte, of daarmede strydige neiging: het treft den wortel zelven van elke bedorvene neiging en schadelyke drift. Terwyl het de ziel uitbreidt en verheft, zuivert het, ten zelfden tyde, de bronnen, waar uit de stroom des leevens voortvloeit. Het werpt ter neder den middelmuur des afscheidzels tusschen Jood en Heiden, en toont, dat zy beiden de voorwerpen zyn van gods Liefde, - van de Liefde des algemeenen Vaders van het Menschdom, die alle Volken, op den wyden aardbodem verspreid, uit éénen bloede gemaakt heeft
Dit wydstrekkend Liefdegebod wordt aangedrongen en bekragtigd door beweegredenen van de ontzettendste natuur en allerkragtigst in derzelver werking; beweegredenen, ontleend uit de zekerheid van eeuwige belooningen en straffen, die alle beginzels van werkzaamheid moeten roeren, en ons aanzerten tot het betragten van alle deugd. Om ons af te schrikken van Ondeugd en met lust tot Deugd te bezielen, om ons met afkeer te