| |
| |
| |
Klaagbrief van een' man over zyne al te goede vrouw, aan een' vriend geschreeven.
Mynheer!
In een' tyd, dat men zo zeer klaagt over het los en wulpsch character der schoone Sexe, in den eersten dageraad haars leevens; in een' tyd, dat de luidste jammerklagten worden aangeheeven, wegens de ontrouw van getrouwde Vrouwen, ten opzigte haarer Echtgenooten; zult gy versteld staan, de klagten te hooren van een' Man, wiens Huisvrouw al te goed is. Dit, nogthans, is het geval, waarin ik verkeer. En, schoon ik eenigzins byzonder moge weezen in myn lyden, kan egter de enkele mogelykheid, dat eenig ander Man met dezelfde bezoeking als ik geplaagd is, het openbaarmaaken van myn geval wettigen; het kan tot troost strekken van myne lydens-lotgenooten.
De gewoone klassen, waarin men de Vrouwen verdeelt, zyn slegte en zeer slegte, goede en zeer goede; maar de klasse van al te goede schynt nog niet talryk genoeg geworden om de aandagt te trekken en als een middel te dienen om het treeden in den Echtenstaat aan te moedigen.
Het is zeker iets zeldzaams, dat eenige persoonen hunne deugden tot zulk een hoogen trap opvoeren, dat ze lastig worden: het gaat egter vast, dat men eenige deugden tot uitersten kan brengen; wanneer moed in roekeloosheid verandert, spaarzaamheid tot gierigheid overslaat, en milddaadigheid in verkwisting verwandelt. De zaak is, derhalven, mogelyk: maar heeft men het wel mogelyk geoordeeld, eene Vrouw aan te treffen met al te veel goede hoedanigheden, of die dezelve tot uitersten brengt? - - Dit, nogthans, is myn geval; ik gaa het u ontvouwen.
In de eerste plaats, Mynheer! verwagt men in 't algemeen, dat eene Vrouw haaren Man zal lief hebben; naardemaal 'er, zonder die liefde, geen redelyke grond kan weezen van vooruitzigt op dat geluk, 't welk men in den Echtenstaat verhoopt, en een der prikkels is om dien aan te gaan. Dan, ten aanziene van dit stuk, bestaat myne klagte hierin, dat mvne Vrouw my al te lief heeft, en wel zo lief, dat zy zich ongelukkig rekent als ik uit ben; t'huis komende, dringt zy 'er op, om te weeten, waar ik geweest ben, - wat my zo lang heeft doen vertoeven; wanneer zy, met eene zeer groote maate van naauwkeurigheid, weegt, het, haars oordeels, voeglyke of onvoeglyke van het gezelschap, by 't welk ik my ophield, en wat ik gedaan heb. Indien ik, by toeval, wat bleek zie, houdt zy zich verzekerd, dat ik iets onder
| |
| |
de leden heb, en dringt 'er op, dat ik een Doctor raadpleeg. Is myn gelaat wat rood, zy houdt zich verzekerd, dat ik my overhaast, te sterk geloopen of te hard gereeden, of aan tafel my wat al te ruim goedgedaan heb: nu eens raadt zy my, in zodanig een geval, eene aderlaating aan; vast schryft zy my onthouding voor, en zomtyds t'huisblyven. Eet ik hartig, dan doe ik, haars oordeels, my zelven groot kwaad, en zy verzoekt my wel ernstig te overweegen, hoe veele gezoude en frisse menschen, by het afneemen van het tafelkleed, de slagtoffers waren van hunne onmaatigheid, en daar heenen stierven. Eet ik weinig, dan moet my zeker iets scheelen, en een menigte van maagversterkende middelen wordt 'er terstond gereed gemaakt, en ik moet ze gestadig inneemen, schoon ik ze zo min noodig heb als een boer met een welgestelde maag. De minste hoest, die ik doe, is een zeker voorteken, dat ik de teering onder de leden heb. Indien ik nies, verzoekt zy my op te merken de nadeelige en doodlyke gevolgen van het bersten eens bloedvats. - Op deeze wyze word ik opgepast en bewaakt, door een overmaat van liefde; en indien ik zomtyds klaag over de lastigheid, die een gezond en fris Man van dit alles heeft, verzoekt myne zorgvuldige oppaster my te overweegen, hoe veel gelukkiger ik ben dan Mynheer *** Mynheer *** Mynheer ***, &c.; waarop zy een douzyn of meer van onze bekenden optelt, wier Vrouwen zich welnig moeite geeven om zorg voor haare Mannen te draagen, en hun laaten voortgaan op eenen gevaarlyken weg, zich niet bekreunende of haare Mannen dood of leevend t'huis komen. - In de daad, eenigen van die Heeren zelfs hebben, de zorgvuldigheid myner Vrouwe ten mynen opzigte ziende, met een zugt uitgeboezemd: ‘Ach, Vriend B***, indien elk een Vrouw hadt gelyk de uwe!’ Dit behaagt haar ten hoogsten, en zy herhaalt het met zelfvoldoening, 'er byvoegende: ‘Herinner u, myn Waarde! wat de Heer*** van my zegt!’ - Myn antwoord is: ‘Ja, myne Waarde!
ik weet dit wel; ik herinner het my ten vollen; maar tevens, dat die Heer onder de zodanigen behoort, die het onderscheid niet weeten tusschen te weinig en te veel!’
'Er is eene soort van toegenegenheid, welke zelden verondersteld wordt te verre te gaan, doch welke myne Huisvrouw een gelyken tred doet gaan met de overige haarer overmaatige deugden. Ik bedoel haare zorgvuldigheid voor onze Kinderen. Wy hooren, in de daad, zo veel van onnatuurlyke Ouders, die geen meer zorgvuldigheids betoonen voor hunne Kinderen, dan voor hunne Honden of Pappegaaijen, of zelfs zo veel niet, dat men zich niet te verwonderen hebbe, hoe andere, die van zulk een doen een afkeer heb- | |
| |
ben, in het vermyden daarvan tot een ander uiterste loopen, en de Kinderen benadeelen, zonder het te weeten. Myne Echtgenoote, ik moet het zeggen, is zo zeer gesteld op haare Kinderen, dat zy aan dezelve niets weigert, wat zy verlangen; en ik behoef u niet te zeggen, hoe uitmuntende oordeelaars Kinderen zyn omtrent het geen voor hun goed is! Van hier, dat, hoe zeer de gezondheid onzer Kinderen haar ter harte gaat, en zy des angstig bekommerd is, 'er weinig huisgezinnen zyn, waar de Geneesheer veelvuldiger wordt ingeroepen, en in de daad noodig is. Dan dit alles dient slegts om haare angstige bezorgdheid te vergrooten: want is zy bezorgd wegens de gezondheid der Kinderen, als dezelve welvaarend zyn, gy kunt u ligt verbeelden hoe het gesteld is, als hun iets schort: en hoe ziekte en ongesteldheid kan uitblyven by Kinderen, aan welke niets geweigerd wordt, moet ik nog leeren. Ten zelfden tyde dat die Kinderliefde zich ontdekt in de zorgvuldigheid voor derzelver gezondheid, en het Huisgezin in gestaage onrust houdt of ze gezond dan of ze ongezond zyn, werkt die by haar uit, dat zy haare Kinderen boven alle andere Kinderen stelt, en nooit iets kwaads vindt in 't geen zy zeggen of doen. Nu laat ik het aan uw oordeel over, om te zeggen, of dit iets anders is, dan eene natuurlyke Genegenheid tot een onnatuurlyk uiterste gebragt?
Eene andere geaartheid myner Vrouwe, die zommigen zouden pryzen, doch voor my eene bron van onaangenaamheden wordt, is haare overmaatige Gezetheid op haar Huis en Huisraad. Deeze openbaart zich in het gestadig stoffen, boenen, wryven en schrobben, dat zy laat doen; aan geen kamer, aan geen stuk huisraad tyd geevende om vuil te worden. Waarlyk, het is my altoos onoploslyk voorgekomen, hoe een Spinnekop de stoutheid durfde hebben om eene webbe in den omtrek van de heerschappye myner Vrouwe te weeven! Het gevolg van deeze al te groote bezorgdheid voor reinheid is, dat wy altoos te zeer in de toebereiding zyn om ooit gereed te komen, en dat niemand ons kan komen bezoeken, zonder ten minsten het halve huis onder het schoonmaaken te vinden, terwyl myne Vrouw duizend verschooningen maakt over het onzindelyke van het andere gedeelte.
Men zal het misschien voor de vreemdste buitenspoorigheid van alle houden, wanneer ik zeg, dat een gedeelte myner kwellingen hervoortkomt uit eene overmaate van Huishoudelykheid. Dit is een fout, zo zeer zeldzaam in Vrouwen van de leevenswyze myner Echtgenoote, dat, indien gy my tot nog toe geloofd hebt, gy hier een weinig zult beginnen te twyfelen. Niets is, nogthans, met de waarheid overeenkomstiger, dan dat ik alle dagen verlies door de overmaate haarer
| |
| |
Huishoudelykheid. Zy heeft, ik weet niet waarom, een wederzin opgevat tegen werklieden van allerlei slag. Zy houdt hun allen voor schurken, en zal geen arbeidsman, dan in den dringendsten nood, over den drempel laaten komen. Deeze afkeer heeft haar op zonderlinge plans doen bedagt weezen, welke zy alle volvoerd heeft, ter zaake van Huishoudelykheid; doch of zy daardoor haar oogmerk bereikt heeft, zult gy uit de volgende staaltjes kunnen beoordeelen.
'Er was iets te herstellen boven in ons huis: myne Vrouw dagt het werk eens Timmermans zeer wel te zullen kunnen verrichten: twee dagen timmerde zy met zo veel gewelds en vermoeienis, dat zy zich eene ziekte op den hals haalde, welke eene maand duurde. Het bespaarde mogt vyf of zes guldens bedraagen; dan de rekening van den Apothecar zeide wat meer. - Op een anderen tyd wilde zy, uit het zelfde beginzel, zelve een bovenkamer schilderen. Te vergeefs kantte ik 'er my tegen aan, door te zeggen, dat het dwaasheid en gevaarlyk was, zich bloot te stellen aan een werk, waarvan zy geene kunde hadt. Zy verzekerde my daarentegen, dat zy het zeer wel verstond, en dat ik de kamer geschilderd zou zien, als of de beste kamerschilder zyn vlyt en kunst 'er aan besteed hadt. - Goed. - Het werk werd aangevangen en bykans voltooid, wanneer een ongelukkig uitglippen van den voet myne Vrouw van de ladder deedt vallen. Het uitwinnen zou, gelyk myne Echtgenoote my verzekerde, ruim vyftig guldens bedraagen hebben: maar een ontwrichte enkel, en dit verwen, kostte my een Chirurgyns-, Doctors- en Apothecars-rekening, behalven een verblyf op 't land tot volkomene herstelling. Doch dit was 't niet al. Op het land onzen intrek genomen hebbende, en in staat zynde om zonder veel pyn te wandelen, overviel haar eene sterke vlaag van Huishoudelykheid, by het vinden van een boek met voorschriften van Huislyke Geneesmiddelen. Hieruit ontleende zy het plan om eene Zalve te bereiden, genoeg voor ons huis en onze bekenden, voor een geheel jaar, en dit ten koste van eenige weinige guldens. Dit vervaardigen werd te werk gesteld in een klein schuurtje, behoorende tot het landhuis, waar wy intrek in genomen hadden: doch wanneer de Zalve bykans gereed was, kookte de ketel, ingevolge van haar' doorgaanden misslag omtrent het te veel en te weinig, over, zette het schuurtje in den brand, en verspreidde zich iets verder. Ik moest het
verbrandde betaalen; en ik verzeker u, die proefneeming, om Zalf te bereiden, kwam my duur te staan!
Ik zou myn Brief veel te lang doen worden, indien ik wilde vermelden alle haare plans van Huishoudelykheid en Bezuiniging. Zy liepen alle doorgaans af op dezelfde wyze
| |
| |
als ik vermeld heb; waren zy alle niet gemengd met leevensgevaar, zy benadeelden myne beurs, en, naa alle haare uitrekeningen van de nutheid haarer plans, de goedkoopheid der daartoe benoodigde stoffen en de gemaklykheid der bewerkinge, heb ik doorgaans, op het einde van het jaar, de droeve ervaarenis gehad, dat alle myne vermeende winsten op verliezen uitkwamen, en dat de meest kostende artikelen in ons huishouden onze bespaaringen waren! En onze Buuren (het smert my dit te moeten bekennen) hebben op ons huishouden veele spreekwoorden toegepast, welker waarheid ik niet kan lochenen, door eene droeve ondervinding maar al te zeer des overtuigd.
Deeze schets gegeeven hebbende van Mejuffr. B***, om te toonen hoe veele beminnenswaardige deugden tot buitenspoorigheid kunnen gedreeven worden, zal ik besluiten met een charactertrek, die ik aanmerk als de grond van al het andere; en deeze bestaat hierin, dat myne Echtgenoote al te wys is.
De zodanigen, die gewoon zyn de Vrouwlyke Sexe al te laag te zetten, en veel ophess te maaken van de meerderheid en voorrang der Mannen, zullen misschien eenige moeite vinden in het aanneemen eener verzekeringe, welke zo zeer aanloopt tegen veele hunner vooroordeelen. Doch de zaak is nogthans juist zo als ik ze heb te nedergezet. Mejuffr. B*** is al te wys; dewyl zy zo veel wyzer is dan iemand anders, dat zy nooit wil hooren na eenigen raad, strydig met haar begrip; en dit is, geloof ik vast, de bron van alle haare andere overmaatige deugden, door my opgeteld. Hadt zy slegts eenigen trek van zwakheid of onverstand, dan zou misschien goede raad iets vermogen, en de ondervinding althans haar tot eene leermeesteresse kunnen dienen. Maar alles te boven streevende wysheid duldt geene voorschriften; en 'er valt geen bewys van verkeerdheid, wanneer alles in iemands oogen recht is.
Indien eenigen der Leezeren van deezen mynen Brief zich ongelukkig achten, om dat hunne Echtgenooten gebrekkig zyn in de goede hoedanigheden door my opgenoemd, ik hoop zy zullen uit deeze myne opgave eenigen troost ontvangen. Het is doorgaande het geval der Mannen, dat zy klaagen over het gebrek van toegenegenheid hunner Vrouwen te hunwaards en ten opzigte van de Kinderen, - over te weinig oplettenheids op het huishouden, - over te geringe maate van spaarzaamheid, - over te weinig wysheids; - zy zullen zien, hoe gevaarlyk het is, de proeve te neemen om die gebreken te verbeteren; en dat een grooter, althans eene te groote maate van die Deugden, by zommige tot eene buitenspoorigheid overslaat, die
| |
| |
veel lastiger en nadeeliger is dan het geheele gemis. Het is altoos een goede raad, het loopen in uitersten te vermyden: doch weinigen worden 'er gevonden, die wys genoeg zyn om aan te toonen, op welk eene wyze men dit voorschrift best kan uitvoeren. |
|