Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTooneel van spookverbeeldingenGa naar voetnoot(*).(Uit het Fransch.)
Zedert eenigen tyd vertoont men aan het Publiek zekere Gezichtkundige begochelingen, bekend onder den naam van Fantasmagorie. Zedert dat de Heer robertson zich door deeze soort van vertooningen eenen naam heeft gemaakt, heeft men, in Frankryk en elders, veele persoonen gezien, die in deszelfs voetstappen wilden treeden; maar weinigen is het gelukt, dit stuk tot eene zo groote volmaaktheid te brengen. Wy zullen trachten hier de middelen te beschryven, welke de eene en de anderen gebruiken, en de werktuigen, waarvan men zich bedient, om deeze begochelingen voort te brengen, die niets anders zyn dan eene vernuftige toepassing van sommige gezichtkundige beginselen. Allen, welken de Fantasmagorie des Heeren robertson gezien hebben, zullen zich herinneren, dat hy begint met de gemoederen der aanschouweren te leiden tot droefgeestige en zwaarmoedige overdenkingen. Men komt eerst in eene met zwart behangen zaal, waarin men, by het licht eener graflamp, figuuren van monsters en geraamten ziet. Weldra heerscht in de zaal, door het schielyk uitblusschen der lamp, eene volmaakte duisternis. De harmonica laat zich daarop hooren, en op derzelver zoetluidende klanken volgt het geraas des donders en des hagels, klaagende toonen en jammerkreeten: met één woord, de Heer robertson stelt alles te werk, wat hy heeft kunnen uitdenken, om de verbeelding te treffen. Door dit voorafgaande tooneel worden de gemoederen | |||
[pagina 466]
| |||
recht geschikt tot het ontvangen van sterke indrukselen. door de verschyningen van monsters, waarmede men hen zoekt te verschrikken. Men doet hen geraamten en verscheiden andere, niet minder eislyke, gedaanten zien. Deeze gelyken eerst klein, en worden grooter, naarmaate zy schynen te naderen; tot de grootste uitgebreidheid, welke men haar geeven kan, gekomen, verdwynen zy. Men ziet ook gevleugelde gedaanten, die al klapwiekende nader schynen te komen; leevende figuuren, welker schaduwen, of liever afbeeldsels, alle mogelyke beweegingen verrichten, en eindelyk spooksels, welke door de zaal loopen, en verdwynen in het oogenblik, waarin men meent ze op het lyf te hebben. Alle deeze begochelingen zyn volmaakt, en de Heer robertson verricht ze met zo groote kunst, dat ook de meest geoefende oogen 'er door bedrogen worden. Zie hier welke middelen hy daartoe gebruikt. De onderscheiden figuuren, welke hy doet verschynen, zyn op glas geschilderd, gelyk die, waarvan men zich bedient voor de toverlantaarn; met dit onderscheid, evenwel, dat in het algemeen deeze gedaanten getekend zyn in een zwart veld, welk het geheele glas bedekt. De ongedekte deelen van dit glas vormen de trekken der schetse, en vertoonen zich, door middel van een sterk licht, achter het glas geplaatst, als wit getekend. De verschillende diepsels worden gemaakt door meer of minder zwaar gekleurde laagen. Deeze glazen worden geplaatst in eene kas, gelyk die van eene goede toverlantaarn, bykans eveneens gemaakt; maar zo dicht gesloten, dat geen het minste licht 'er uit kan ontsnappen, dan door de ongedekte trekken van het glas, waarvan men de figuur wil vertoonen. Deeze figuur tekent zich op een gespannen doek, doorgaans gemaakt van gewascht taffetas. of van natgemaakt katoen, of nog beter van Italiaansch gaas. Het is volstrekt noodzaaklyk, dat de aanschouwers onkundig zyn van de plaats, waar dit doek gesteld is; hiervan hangt de begocheling grootendeels af. Deeze figuur, zo als wy reeds gezegd hebben, vertoont zich eerst klein, als van verre, en schynt te naderen naarmaate zy grooter wordt. Om de verschillende afmeetingen aan deeze figuuren te geeven, doet men de kas beweegen, en verwydert ze van het doek, terwyl men ter zelfdor tyd, in evenredige maate, de buizen inschuift, welke het bol geslepen (of voorwerp-) glas bevatten. By voorbeeld, wanneer de figuur zich zo klein moet vertoonen als mogelyk is, plaatst men de kas dicht by het doek, en de tekening der figuur is in het brandpunt van het bolronde glas. Uit de beginselen der Gezichtkunde laat zich betoogen, en de ondervinding bevestigt het, dat zich alsdan een beeld zal vormen, volkomen gelyk aan het weezenlyke voorwerp, dat in het | |||
[pagina 467]
| |||
brandpunt van het glas geplaatst is, en dat dit beeld zyn zal op den zelfden afstand van het glas, als het voorwerp, waardoor het wordt voortgebragt. Indien men daarop de buis inschuift, (waardoor het bolronde glas nader by het voorwerp komt) zo dat het voorwerp zich tusschen het brandpunt en het glas bevinde, zal het beeld in grootte toeneemen en op eenen grooteren afstand getekend worden. Maar dewyl het doek, hetgeen dit beeld moet ontvangen, niet van plaats kan veranderen, is men genoodzaakt de kas achterwaards te beweegen, om het beeld altoos in de zelfde duidelykheid te bewaaren. Men ziet hieruit, dat de verschillende afmeetingen der figuuren afhangen,
Persoonen, aan deeze behandeling gewoon, weeten, terwyl zy de kas doen beweegen, de buizen in evenredige maate in te schuiven, en daardoor op het doek een beeld te bewaaren, dat in afmeetingen toeneemt, en altoos duidelyk blyft. Wanneer de afstand, waarop eenig voorwerp zich van ons bevindt, ons onbekend is, oordeelen wy over denzelven uit de grootte van den gezichthoek. Indien een voorwerp, waarvan wy meenen de afmeetingen te kennen, zich aan ons vertoont onder eenen kleineren gezichthoek, dan wy gewoon zyn het te zien, wanneer het naby ons is, oordeelen wy het op eenen afstand, die grooter zal zyn, naarmaate de gezichthoek kleiner is. Uit deeze onbetwistbaare beginselen volgt, dat, wanneer de figuuren, welke zich op het doek (welks afstand ons onbekend is) vertoonen, klein zyn, zy ons verre af moeten schynen, en, naarmaate zy grooter worden, gelyken tot ons te naderen door het doorloopen van den afstand, waarop wy ze eerst gerekend hadden. Somtyds doet men op het doek een met kunst getekend verschiet te voorschyn komen, by voorbeeld, de gangen van een klooster, of van eene kerk, enz. en men doet verre af eene figuur verschynen, welke, al grooter en grooter wordende, eene ruimte schynt door te loopen, die ons verbaazende voorkomt. Deeze begocheling is eene der meest treffende. Zy wordt voortgebragt door twee kassen, waarvan de ééne, die onbewogen stil staat, het beeld der verschiettekening op het doek werpt, en de andere, zich van het doek verwyderende, de figuur voortbrengt, die grooter wordt, en tot de aanschouwers schynt te naderen. De beweegende figuuren worden gemaakt met twee glazen, welke ieder een gedeelte bevatten van de tekening, | |||
[pagina 468]
| |||
die men wil vertoonen. Laat ons, by voorbeeld, onderstellen, dat men voorheeft eenige afschuwelyke figuur te vertoonen, die met de vlerken klapt, dan schildert men op een der glazen die deelen, welke onbeweegelyk moeten blyven, gelyk het hoofd, de romp, enz.; op het andere schildert men de deelen, welke men wil doen beweegen, gelyk de vleugels, indiervoege, dat, wanneer de glazen het ééne achter het andere geplaatst zyn, de tekening zich in haar geheel vertoone. Alles dus in orde gebragt zynde, plaatst men deeze beide glazen in de kas, en men doet het beeld, dat men voorheeft te vertoonen, op het doek vallen. Wil men de vleugels doen beweegen, dan geeft men eene daartoe gevoegelyke beweeging aan het glas, waarop zy geschilderd zyn, en op het doek zal men een beeld zien, dat schynt te vliegenGa naar voetnoot(*). Somtyds maakt men eene verbaazende vermenigvuldiging van figuuren van allerlei soort. Men gebruikt daartoe verscheidene kassen, welke men in beweeging brengt, en met ruiten geslepen glazen, die om hunne assen draaien. Maar die, onder alle deeze begochelingen, de grootste verbaazing verwekken, zyn de leevende figuuren, welke men doet verschynen. Persoonen, die met eene fantasmagorische vertooning reizen, doen zelden deeze proef, dewyl daartoe eene zeer uitgebreide ruimte vereischt wordt, welke te bekomen hun vermogen niet altoos toelaat. Wy zullen trachten de Theorie daarvan te verklaaren. Wy hebben gezien, dat, wanneer men, tusschen het brandpunt van een bolrond geslepen glas en het glas zelve, eene kleine figuur plaatst, zich een beeld van die figuur zal vormen van zekere grootte, en op eenen afstand, die afhangt van de plaatzing des voorwerps met betrekking tot het bolronde glas. Het omgekeerde hiervan heeft eveneens plaats; dat is te zeggen; indien men, in plaatze van het gevormde beeld, een weezenlyk voorwerp plaatst van gelyke grootte, moet zich een beeld van dat voorwerp in het klein vormen op de plaats, daar eerst de geschilderde figuur was. Op dit beginsel is het werktuig gemaakt, dat in de Gezichtkunde bekend is onder den naam van Donkere Kamer. Achter het doek, op eenen afstand, bykans tweemaal zo groot als die, waarop de kas moet staan, om de kleine geschilderde figuuren op het doek de grootte van een leevend mensch te doen hebben, plaatst men de groote of leevende voorwerpen, welke men voorheeft te vertoonen. Men draagt zorg om ze zeer sterk te verlichten; en opdat | |||
[pagina 469]
| |||
het licht, hetgeen men daartoe gebruikt, het doek niet bestraale, scheidt men ze daarvan door eene afschutting, waarin men eene opening maakt, geschikt om eene buis te ontvangen, voorzien van een bolrond glas. Men begrypt nu wel, dat, wanneer alles dus geschikt is, de leevende en sterk verlichte voorwerpen in het klein, en in eenen omgekeerden stand, zullen getekend worden, naby het brandpunt van het glas, dat in de afschutting is. Men kan dan voor dit kleine beeld van leevende voorwerpen soortgelyke middelen ter hand neemen, als men gebruikte om geschilderde figuuren te vertoonen. Het is klaar, dat alle beweegingen, welke de leevende persoonen maaken, zich in het klein zullen vertoonen in het beeld, dat door het eerste beeld gevormd wordt, en gevolgelyk in het groot en op het doek in het beeld, dat het voortbrengsel is van het tweede glas. Men maakt alle dagen nieuwe verscheidenheid in de fan, tasmagorische proefneemingen, en men verbindt werktuigkundige middelen met die, welke de gezichtkunde aan de hand geeft, om de aanschouwers te verrassen. Zodanige zyn de schimmen, welke door de zaal zweeven. Zy bestaan uit een Venetiaansch masker, gekleed zo als men verkiest, en vastgemaakt aan het einde van een' langen stok, langs welken eene kleine lantaarn zich beweegt, welker licht men naar welgevallen kan verbergen. Wil men nu deeze schim zichtbaar maaken, dan schuift men de kleine lantaarn voor eene opening, welke achter het masker gemaakt is. Deeze opening bevat een gekleurd glas van zulke kleur als men aan de schim wil geeven. Om de schim te doen verdwynen, trekt men de lantaarn terug, zodat derzelver opening achter eene blikken plaat kome, welke al het licht bedekt. |
|