Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 411]
| |
Verslag van eene inrichting te Chaillot, tot het inneemen van oude lieden van beiderlei sexe. Volgens henry Redhead Yorke, Esq.Aan de Schryvers der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Myne Heeren!
‘Het zeer onlangs uitgegeeven, en in uwe Letteroefeningen, No. VI deezes Jaars, met vollen regt aangepreezen Werkje, getiteld: Opgaave van Wetten en Verordeningen, in onderscheidene Tydvakken, in Engeland, omtrent het Armenweezen gemaakt, getrokken uit het Werk van den Heer rüggles; voorafgegaan van eenige algemeene Aanmerkingen over den tegenwoordigen Staat van het Armenweezen in de Bataafsche Republiek, door van leyden van westbarendrecht; te Haarlem, by a. loosjes pz., heeft my in veele opzigten hoogst voldaan; byzonder van wegen den grooten Grondregel, daarin beweerd en uitgewerkt, dat men wel bedagt moet weezen om de Armoede te helpen, maar nog meer om de Armoede voor te komen. Alles, wat eene onmiddelyke strekking heeft ter bereiking van dit laatste, te veel verwaarloosde, einde, verdient onze overweeging, onze aanpryzing, onze naavolging. Ik twyfelde daarom niet, in een Engelsch Maandwerk een Stukje aantreffende, uit een nog onuitgegeeven, doch ter persse gelegd Werk, in Engeland, ten titel zullende voeren: Letters from France in 1802, by henry redhead yorke, Esq., 't zelve grootendeels te vertaalen, en UL. ter plaatzinge in uw Mengelwerk toe te zenden. Meermaalen ben ik geslaagd in verzoeken om zulk eene plaats-inruiming. Weinig twyfel ik, of dit zal weder het geval weezen van uwen Begunstiger ......
De Omwenteling in Frankryk heeft zeker de omverstooting of vernietiging ten gevolge gehad van veele menschlievende Inrichtingen, die Eeuwen lang in dat Ryk bestaan hadden. Byzondere Persoonen hebben edelmoedig, uit eigene beweeging, zich bevlytigd, om de ongelukkigen dienst te doen, en de gemaakte breuke eenigzins te heelen. Ondanks de lugtige en veelal losse geaartheid des Franschen Volks, zien zy veelal voorwaards na eenige oogenblikken rusts, als het leeven hoog in jaaren klimt: en daar zy die sterke gemeenschaplyke neiging niet aankweeken, welke men by eenige andere Volken aantreft, hebben zy meer gelegenheid | |
[pagina 412]
| |
tot het genot dier voordeelen, welke aan een enkel persoon worden uitgereikt. Niets strekt meer tot geluk der menschlyke zamenleevinge, dan de ontdekking van uitvoerbaare ontwerpen, om het genoegen te vermeerderen der zodanigen, die niet langer in staat zyn om zich zelven te helpen. Volken mogen het grondgebied hunner heerschappye uitbreiden, en de volksmenigte vermeerderen: wanneer zy deeze voordeelen niet aanwenden (want voordeelen zyn dit zekerlyk) om tot middelen te dienen tot gelukkigmaaking en verbetering van het lot der Ingezetenen van allerlel rang en staat, worden zy voorwerpen van grootsche vertoonmaaking, niet van Volksheil. Wanneer een Volk in aantal en magt toeneemt, is het teffens verpligt, voor de Ingezetenen de middelen van bestaan te vermeerderen: en zonder het omhelzen en invoeren van wyze maatregelen ter bereikinge hier van, zal het eene gedeelte der Maatschappye alle de voordeelen erlangen, welke ontstaan uit staatkundige vereeniging, terwyl de overigen wegzinken in elende en rampspoeden zonder tal of maate. 'Er is, in de daad, geene zedelyke of staatkundige noodzaaklykheid, dat de Weldaadigheid zou stilstaan, als het Volksheil voortgaat. ‘Welk voordeel,’ zegt een uitmuntend Schryver, ‘schenkt de voortgang der beschaaving, de aanwas van kundigheden, de opeengehoopte wysheid en ondervinding der Eeuwen, als dezelve de middelen niet aan de hand geeft om het algemeen geluk des Menschdoms te vermeerderen, en een grooter getal van byzondere leden der Maatschappye niet in staat stelt om de voordeelen der Burgerlyke Zamenleevinge te genieten, of het geen men, met vollen nadruk, mag noemen de Zegeningen des Menschlyken LeevensGa naar voetnoot(*).’ Ik weet, dat in Engeland de bygebragte aanmerkingen als overboodig mogen geagt worden; maar indien gy onderrigt zyt van de natuur en het oogmerk der Inrichtinge, welke ik gezien heb en nu vervolgens zal beschryven, houde ik my ten vollen verzekerd, dat gy versteld zult staan, dat een dergelyk denkbeeld nooit is opgereezen by iemand van die Menschenvrienden, die, zo zeer te hunner eere, hunnen tyd, arbeid en middelen besteed hebben om het lot hunner Medemenschen te verbeteren. Francois de neufchateau deedt een zeer nuttig Werk vervaardigen over de onderscheidene Liefdestichtingen in Engeland en Duitschland, om aan het Fransche Gouvernment en Volk aan te wyzen, hoe veel 'er nog ongedaan was in de Staatkundige Huishouding. Dit Werk, schoon vry uitgebreid, behelst de laatere Inrichtingen niet, welke de omstandigheden de Franschen genoodzaakt | |
[pagina 413]
| |
hebben aan te neemen. Ik zal, overzulks, in een breedspraakiger verslag treeden van de Stichting te Chaillot, die even pryzenswaardig is uit hoofde van het weldaadig oogmerk, als van de verstandige vinding. Onlangs kwam ik in gezelschap met een geweezen Edelman, duchailla geheeten, die, ten tyde des Schrikbewinds, veel verloor, en om lyfsberging zich na Berlyn begaf. Welhaast ontwaarde ik, dat die Heer een kloek en naspeurend verstand bezat, en door en door bedreeven was in alle vakken der Huishoudelyke Staatkunde. In den loop onzes gespreks vroeg hy my, of wy in Groot-Brittanje en Ierland eenige Inrichtingen hadden, die eene Wykplaats verzorgden aan den Ouderdom? Ik antwoordde hem onmiddelyk: ‘deeze zyn in die Landen ontelbaar;’ en ging daar op voort met het opnoemen van die talryke Armenhuizen. Dit antwoord voldeedt hem niet; en hy stelde daarom zyne vraag voor in een ander licht. ‘Hebt gy,’ was zyne vraag, ‘eenige Inrichting, geheel onafhanglyk van liefdegaaven, waarin Mannen en Vrouwen, naa dat zy zeventig jaaren bereikt hebben, of vroeger zwak worden, volgens Regt, en zonder de gunst van iemand hoegenaamd te verzoeken, kunnen gaan woonen, om het overige van hunne dagen gemaklyk en in rust door te brengen?’ Dewyl ik my geene Inrichting van dien aart in Engeland kon herinneren, vervolgde hy: ‘Kom op morgen by my eeten, en ik zal u eene zodanige toonen.’ Den volgenden dag vervoegde ik my derwaards; en van myne bevinding zal ik u nu verslag geeven. Het Huis van den Heere duchailla is allerschoonst te Chaillot gelegen, in de Champs Elysées, omtrent op twee mylen afstands van Parys; het heeft een zeer ruim gezigt op de Stad, op de Seine en het Champ de Mars. Voor het huis is een fraai parterre, uitloopende in een zeer grooten moestuin; achter hetzelve is een ander groot huis, voorheen het Klooster van St. Perine, 't welk mede tot deeze Stichting behoort: voorts heeft men 'er een veld, omtrent vier acres groot, omringd door een welaangelegden en goed onderhouden tuin. In deeze Stichting vond ik bykans honderd Oude Lieden, Mannen en Vrouwen, wier voorkomen en manieren duidelyk uitweezen, dat zy voorheen in ruimen doene geleefd hadden: hun uitzigt kondigde geluk en weltevredenheid aan. ‘Dit is,’ sprak duchailla, ‘de Wykplaats, die ik voor den Ouderdom bereid heb.’ Gy moet my nu, stap voor stap, met den Heere duchailla volgen, in de verdeeling van alle de vertrekken, en de algemeene schikking zien, welke hier gevolgd wordt. De Kamers, door de Vrouwen van de hier woonenden betrokken, zyn in den rechter vleugel van het gebouw. Elke | |
[pagina 414]
| |
Vrouw heeft eene slaapstede voor zich zelve; 'er is een zit- of spreek-kamertje, voor twee Vrouwen geschikt. Kleeding, als dezelve verzogt wordt, krygen zy. - De slinker vleugel wordt bewoond door de Mannen, die op dezelfde wyze woonen als de Vrouwen. Elk slaapt in een byzonder bedde. In een kamertje voor beiden ontvangen zy bezoeken van bloedverwanten en vrienden, zonder door vreemden gestoord te worden. Een Man en Vrouw hebben eene wooning voor zich zelven. Het eeten beantwoordt alzins aan de netheid en zindelykheid hunner vertrekken. Ten één uuren wordt, in een algemeene zaal, een overvloedig middagmaal voor allen opgedischt, en 's avonds ten zeven uuren de avondmaaltyd. Behalven eene genoegzaame hoeveelheid vleesch en toespyze, krygt ieder anderhalf pond brood, elk Man één, en elke Vrouw een halve vles wyn, alle dagen. In gevalle van ziekte, worden zy gebragt in een tot een Ziekenhuis afgezonderd gedeelte, waar hun alle geneeskundige bystand ten deele valt en de naauwlettendste oppassing. By het afsterven worden zy voeglyk begraaven, in eene niet ver af gelegene Kerk, op kosten der Societeit; of ook wel elders, doch dan voor rekening van de Vrienden des overledenen. Elk bewooner heeft volkomen vryheid om over zynen tyd te beschikken. Zy mogen zelfs zich onledig houden met eenige winstgeevende bezigheid, mits dezelve niet aanloope tegen de rust en de algemeene regelen der huishoudinge. Ik zag dus een aantal Vrouwen bezig met vrouwlyke handwerken, voor haare vrienden en familien. Het geld, 't welk zy op die wyze winnen, dient tot zakgeld. De Mannen slyten hunnen tyd meest met leezen, met wandelen in de ommestreeken, of nu en dan met arbeiden in de tuinen. - Over 't algemeen merkte ik op, dat de Mannen minder werkzaam waren dan de Vrouwen, en zich veel met godsdienstige bedryven onledig hielden. Onder deezen is een oude Abbé, die zyn geheelen tyd doorbrengt in het leezen van Kerk- en andere godsdienstige boeken: zyne Boekery bestondt uit een tweehonderdtal boeken, meest Leevensbeschryvingen der Heiligen. Een ander, omtrent vier-en-zeventig jaaren oud, was het tegenbeeld van den gemelden. Hy hadt veel van de wereld gezien; zyn voorkomen was inneemend; en zyne gesprekken weezen uit, dat hy niet zo zeer voor zich zelven als wel voor anderen geleefd hadt. Hy was godsdienstig zonder gestrengheid, vrolyk zonder buitenspoorigheid, en beleefd zonder laagheid. Het bleek alzins, dat hy betere dagen gehad of in ruimeren doene geleefd, en geleden had door de berooving van zyne goederen, van wegen zyne gehegtheid aan den voorvaderlyken Godsdienst. Hy sprak egter nooit met eenige bitter- of scherpheid over het gebeurde; alleen | |
[pagina 415]
| |
trok hy zyne schouders op, en liet wel eens een glimplach zien, wegens de poogingen zyner Landgenooten om Vryheid en Gelykheid in te voeren. Hy was wel bedreeven in de Fransche Letterkunde, en een liefhebber van de Starrekunde: dan zyne geheele Boekery bestondt uit een Bybel, en eene Spaansche uitgave van Don Quichot, met welken Schryver hy zeer scheen ingenomen. Eer wy ons ten middagmaal begaven, kwam een der Oude Mannen met eene groote leevendigheid binnen loopen, en maakte den Heere duchailla bekend, dat hy na den Schouwburg ging. Dit verwonderde my. Doch, by navraage, bevond ik, dat hy een groot liefhebber van de Muzyk geweest was, en dat op zyn twee-en-zeventigste jaar zyn smaak voor dezelve nog zo sterk werkte, dat niets hem kon wederhouden, om eene tweede vertooning te zien van de Zingari in Fiera door paesiello. Ik heb deeze kleine byzonderheden vermeld, om te toonen, dat 'er geen onredelyk of streng bedwang gelegd is op hunne vermaakneemingen; dat zy geheel en al hun eigen meester zyn. Over het algemeen nam ik waar, dat zy allen, meer of min, zich met Godsdienstige bedryven onledig hielden. 'Er was iets bekoorelyks in dit verblyf, 't welk de verbeelding alleen in de ziel kan oproepen. In dat tydperk des leevens, wanneer ziel en lichaam beide na rust haaken, wanneer het noodig is, dat de Ouderdom zich aan de woelingen der bezige wereld onttrekke, en denkend wandele op den stillen oever van die golf, waarin hy welhaast zal verzwolgen worden, - wat kan 'er in dat tydperk des leevens troostvoller zyn, dan de bewustheid van een verblyf te kunnen betrekken, waar in alle onze behoeften voorzien wordt, door de vlyt, in vroegere leevensdagen betoond; waar onze zwakheden verligt of te gemoet gekomen worden, zonder smertlyk gevoel van behoefte of naberouw! Men heeft wel eens ingebragt, en al te voorbaarig ingebragt, tegen de meeste Staatsbestuuren van Europa, dat men 'er niet anders ziet dan Jongelingen na den Galg, en Oude Lieden na het Werkhuis gaande. Een Staatsbestuur kan niet meer verantwoordelyk weezen wegens de ongelukken dan wegens de misdryven der Onderdaanen: beide deeze ontstaan veelal uit eene slegte leevenswyze of eene hebbelyke onagtzaamheid in de vroege jeugd: alles, derhalven, wat van eenig Staatsbestuur verwagt kan worden, is, dat het eene voeglyke richting geeve aan liefderyke voorzieningen, en dezelve bewaare met de eerbiedwekkende heiliging der wet. 'Er zyn eenige gevallen, in welke deszelfs koesterende voorzorge nuttig werkzaam kan weezen om eerst opkomende Inrichtingen te ondersteunen; doch over 't algemeen zal men het een waaren | |
[pagina 416]
| |
grondregel van algemeene Huishoudkunde vinden, dat dezelve den oorsprong ontleenen uit de natuurlyke medelydenheid des menschdoms: het Staatsbestuur heeft niets anders te doen, dan naauwlettend zorg te draagen, dat de gemaakte Inrichtingen eerlyk, en overeenkomstig met de oorspronglyke beginzelen, bestuurd worden. Indien deeze beginzels juist zyn, en de Inrichting, van welke ik verslag gegeeven heb, van die nuttigheid en dat aanbelang voor de Maatschappy zy, als dezelve schynt te weezen, verdient zy de aandagt van alle Menschenvrienden. In den loop myner bezoeken, te Chaillot afgelegd, gaf de Heer duchailla my meermaalen zynen wensch te kennen, dat men in Engeland eene dergelyke Stichting zou beproeven. In den aanvange scheen my dezelve nog al onderhevig aan eene en andere tegenwerping; doch hy wist ze voldoende op te lossen. - Ik bragt 'er tegen in, dat het den wortel scheen te knakken van een der beste beginzelen van zedelyke verpligting. Eerbied voor onze gryze Ouderen is niet alleen een beginzel van zedelykheid, ons ten sterksten ingedrukt door onze godsdienstige beginzelen, maar ook by ons charactermaatig. Zulk eene Inrichting mogt strekken om een schok te geeven aan die kinderlyke toegenegenheid, en in de menschlyke ziel eene der edelste aandoeningen uitdooven; het scheen daarenboven geschikt om ondankbaarheid voet te geeven, en den Ouderdom in het licht van een zwaardrukkenden last voor de Maatschappy te doen voorkomen. Woeste Volken waren, door een kwalyk geplaatst gevoel van toegenegenheid, misschien gepaard met een sterken trek tot zelfbehoud, gewoon, de Oude Lieden te verdelgen, ten einde de Jongen mogten leeven. Zulks ontstaat uit hunne leevenswyze, uit de moeilykheid om zich de leevensnoodwendigheden te verschaffen, en het gebrek van dezelve ten voeglyken tyde te bespaaren, wanneer zy die in overvloed hebben. Maar, by beschaafde Volken, waar de landbouw, de kunsten en de koophandel niet alleen bloeijen, maar het eene land in staat stellen om den overvloed van binnenlandsche voortbrengzels voor die van een ander te verwisselen, en waar de talryker bevolking een grooter maate van voorraad belooft, kunnen dusdanige beweegredenen geen oogenblik in 's menschen geest opkomen. Een geheel verwilderde mogt, eenige jaaren geleden, in de Club der Jacobynen voorstellen, om de Oude Lieden te dooden of te laaten doodhongeren, ten einde zy niet opaten, 't geen kon dienen om den Soldaat en werkzaamen Burger te voeden; zulk een voorstel vondt geen ingang: in die Vergadering zelfs hadden allen de beginzels van beschaafde menschen niet uitgedoofd. Dit bewys kan derhalven niet toegepast worden op lieden in eenen beschaafden leevensstand. Verder hadt men hier in | |
[pagina 417]
| |
acht te neemen, dat zy, die ons het bestaan gaven, ook doorgaans de bevorderaars waren van ons welweezen. Hierdoor hebben zy een dubbelen eisch op onze dankbaarheid, welke geheel zou worden uitgedoofd, indien zy uit het verblyf, door hunne vlyt gesticht, overgevoerd, en, in de uiterste behoefte, als leevend begraaven wierden, zonder een bloedverwant by zich te hebben om hun de oogen te sluiten. Dit is de taal des gevoels; een bewonderbaare grondslag van een staatkundig stelzel, maar niet altoos de beste raadgeefster in de daadlyke bedryven des leevens. Dat zulks waarheid is, blykt uit de onwederleglyke redenen, daar tegen aangevoerd. In de eerste plaats zyn deeze tegenwerpingen verkeerd aangevoerd; dewyl het oogmerk van deeze Stichting geenzins is om bloedverwantschaplyke of huislyke verbintenissen te verwoesten, maar om 'er meer kragts aan by te zetten. Want een persoon, die 'er in treedt, kan, ten allen tyde, de oplettenheden en voorzorgen der vriendschap en verknogtheid ondervinden, door de bezoeken van vrienden te ontvangen, en deezen, op zyne beurt, weder te bezoeken. Ten tweeden. De Stichting is niet geschikt voor de Ryken en Gelukkigen; maar voor de zodanigen alleen, die, op eene andere wyze, voor zich zelven niet kunnen zorgen, of bezorgd worden door hunne vrienden. Ten derden. Meer gemaks, meer genots, meer oppassens kan in zodanig ééne Stichting bezorgd worden aan een aantal Persoonen in dergelyke omstandigheden, dan aan die zelfde Persoonen, verspreid in byzondere huizen. Ten vierden. Het is niet noodzaaklyk, dat elk, die een Lid wordt van deeze Societeit, een Vader of eene Moeder zy. 'Er is eene menigte van ongehuwde Persoonen, van beiderlei Sexe, aan welken dusdanig eene Stichting een gelukkig verblyf biedt, buiten getrouwde Lieden, die geen Kinderen hebben, of wier Kinderen overleden zyn Ten vyfden. Veele Vaders en Moeders van Huisgezinnen zullen de voorkeus geeven aan eene Societeit van Persoonen, hun in jaaren en omstandigheden gelyk Ten zesden. Dusdanig eene Stichting is beter dan een Werkhuis: naardemaal, schoon eene maatige werkzaamheid voor de Ouden heilzaam is, eigenlyk gezegde arbeid hun benadeelt. 't Is het Regt der Persoonen, die 'er Leden van worden; zy hebben 't altoos in 't oog gehad, en hun aandeel daartoe bygedraagen; zy hebben veelvuldige gelegenheden genooten, om het gemak en geluk, hier te ondervinden, te zien. Ten zevenden. Indien de Stichting hun niet aanstaat, hebben zy altoos vryheid, dezelve te verlaaten. Naa deeze bedenkingen overwoogen, en ooggetuige ge- | |
[pagina 418]
| |
weest te hebben van de heilzaame uitwerkzelen der Inrichtinge te Chaillot, houd ik my verzekerd, dat dergelyke Stichtingen, door elk redelyk denkend mensch, ook elders met dankzegging zouden beschouwd worden, door allen, die het oog vestigen op de onwisse lotgevallen des voor- en tegenspoeds in het menschlyk leeven. Hoe veele vlytige Lieden worden 'er niet gevonden, die, te midden van hunnen arbeid en het voortzetten van een eerlyk bedryf, met kommer op den naderenden Ouden Dag vooruitzien! Hoe veelen, die op een zeer goeden voet leefden, ontmoeten in de laatste leevensdagen tegenspoed! Kan 'er dan geene wykplaats zyn tusschen den dood en het werkhuis? Kan 'er dan geene aanmoediging voorgesteld worden, om het ongeluk eene schuilplaats te verschaffen, en de onvermydelyke rampen, die den Ouderdom vergezellen, te verzagten? - Slaa het oog op Chaillot! Zie daar eene Stichting, opgericht door de bespaaringen van byzondere Persoonen, zo gering, dat dezelve naauwlyks opgemerkt, veel min gevoeld worden', in den woeligen en werkzaamen leeftyd, maar die voor ouderdom en zwakheid een onafhanglyk verblyf bezorgen, 't geen voor hun van Regtswegen openstaat, als het gevolg van hunne voorzigtigheid en tydig uitgeoefende spaarzaamheid. Gezondheid en Vergenoegdheid staan op elks gelaat geschilderd; de aangenaamheden der verkeering en de gezondheid der lugt hebben eenen zo sterk werkenden invloed op het lot der weltevredene Bewoonderen deezer plaatze, dat zy, om de eigene woorden van den Heere duchailla te bezigen, nimmer sterven! Ik zal hier byvoegen des Heeren duchailla's eigen verslag van deeze Stichting. | |
Verblyf voor den ouderdom te Chaillot.Naast de verpligting om regtvaardig ten opzigte van alle menschen te handelen, is de Weldaadigheid de eerste en heiligste pligt der Zamenleevinge. Deeze bestaat in eene vaderlyke zorge te draagen voor alle leden van het zelfde gezin, door hun óf redmiddelen aan te bieden in ouderdom en zwakheid, óf hun eene wykplaats te bezorgen, zelfs geduurende den voorspoed, tegen de wisselingen, die de wederspoed kan te wege brengen. Dan, om deeze hoogstwenschlyke einden te bereiken, moet men dit hulpbetoon weeten daar te stellen, zonder dat het ten laste van het Staatsbestuur kome. Dit kan niet beter bewerkstelligd worden, dan door aan de vlyt een uitzigt te openen, waardoor het tegenwoordig oogenblik dienstbaar kan gemaakt worden tot onderstand van het toekomende; waardoor het vlytbetoon zich zelven de middelen verschaft om de ongelukkigen te helpen, en, door eene ligt draagbaare be- | |
[pagina 419]
| |
zulniging, een zeker eigendom te verschaffen aan de zodanigen, die onder den last der jaaren gebukt gaan, of zwak worden, en niets bezitten. Verscheide yverige Menschenvrienden, die de ongelukkigen wenschen te helpen, hebben zich vereenigd om dit weldaadig Plan te volvoeren, 't welk alleen eene vrywillige opoffering vordert, volgens eene opklimming, bykans onmerkbaar voor Persoonen, die zelfs in geen ruimen doene zyn. De zodanigen, die door zwakheden of tegenspoed tot eenen behoeftigen staat gebragt zyn, en die schrikken op het denkbeeld van hun leeven in een Hospitaal te zullen moeten eindigen, zullen in dit Plan eene wykplaats voor het toekomende vinden, aldaar de zorgverzagtendste oppassing aantreffen, welke hun leevenslot verligt, rust en troost voor de rest hunner dagen verschaft. Het onderscheid tusschen deeze Stichting en de Hospitaalen, of andere Liefderyke Gestichten, bestaat hierin, dat de Inschryver een Regt verkrygt tot het bezit van deezen Eigendom voor zyn leeven, verkreegen door zyne eigene spaarzaamheid en arbeid, waarvoor hy geene verpligting heeft aan het medelyden of de liefdegaven van anderen. Hier vernedert geen daad van weldaadigheid de zelfliefde, of kwetst den hoogmoed. Het is elks eigen bedryf. Voorzigtigheid en rede regelen de zorg, het bedryf, de evenredigheid en de opbrengst der Inrichtinge. - Deeze Inrichting heeft eene onmiddelyke strekking om zedelykheid aan te moedigen, door de Lieden te gewennen om een geschikt gebruik te maaken van een klein gedeelte hunner winsten, of het overschot huns arbeids, maar al te dikmaals in losbandigheden verkwist: dezelve zet hun aan om vlytig te weezen, als vindende daarin een onfeilbaar redmiddel tegen den wederspoed, die onafscheidelyk is van Ouderdom zonder middelen van bestaan. Het aantal der Hospitaalen en de kosten, welke dezelve veroorzaaken, zullen verminderd worden; het groot aantal Armen, die zonder schuilplaats omzwerven, zal afneemen, en dus ook het bedroevend vertoon, 't geen zy maaken, verwisseld worden voor het gezigt van den arbeidzaamen, gelukkig voor het tegenwoordige en toekomende verzorgd. Het Plan, thans voorgedraagen, is eenvoudig en onkostlyk; de uitwerking schielyk, en binnen het bereik van iedereen. Rede en berekening toonen, dat het een onuitputbaare bron opent van weldaadigheid. Deeze Stichting ter veilige Wykplaats voor Ouderdom en Zwakheid is geschikt voor lieden van alle Standen, en van beiderlei Sexe, zonder onderscheid. Ik zal u dit nader ontvouwen. Eenige jaaren geleden deedt Mr. pitt verscheide voorslagen tot verbetering der Wetten voor den Armenstaat; een deezer trof my zeer, uit hoof- | |
[pagina 420]
| |
de van deszelfs nuttigheid en zedelyke strekking. Het was, den Armen werk te verschaffen in hunne huizen, in stede van hun in werkhuizen te plaatzen. Dit was eene groote verbetering; ongelukkig werd dit plan niet omhelsd. - Het Plan, hier voorgesteld, is niet voor dat slag van Lieden, welke men Armen noemt, die regt hebben op de Volksgoedwilligheid en ondersteuning; maar voor ouden of zwakken, die de taak des leevensbedryfs hebben afgewerkt, en beslooten hebben met werken uit te scheiden; die begrypen, dat 'er zo wel een tyd is om te rusten als om te arbeiden; en die, by het vooruitzigt op den ouden dag, iets wegleggen, om zich eene rustige wykplaats te bezorgen, die hunne eigene mag heeten, in stede van met verstramde leden den arbeid zugtend voort te zetten. - Het lachend gelaat des geluks is veeltyds geyaarlyk; en zy, die het gefronst gelaat des onheils gezien hebben, behoeven deeze les niet. Eene voorzorg van dien aart moet derhalven eene onmiddelyke strekking hebben om de zorgen deezer wereld te verligten, en eene menigte van troostvolle bedenkingen te doen gebooren worden, te midden van zorgen en teleurstellingen. Misschien zullen wy, oud geworden, dit gevoelen niet koesteren; maar in den besten tyd des leevens kunnen wy niet nalaaten op te merken, dat veelen der Ouden maar al te dikwyls aangezien worden als lasten der Maatschappye. - Wat my betreft, ik wensch zodanige Inrichtingen tot stand gebragt te zien, om eene bewustheid van onafhanglykheid te bewaaren, by het wankelend wandelen op den rand des grafs. Indien dan de zodanigen, aan welken ik vermaagschapt ben, zwak of snood genoeg waren om my te verwaarloozen, en te behandelen als iemand, die over de hand en te veel was, om dat ik hulp behoef, dan zou ik weeten, waar buiten hun te leeven; en indien, naa myne Inschryving geregeld betaald te hebben, myne leevensomstandigheden zodanig zyn, dat ik niet noodig heb, my van die Wykplaats te bedienen, zal ik nogthans het streelend genoegen smaaken van het myne toegebragt te hebben tot onderschraaging eener Inrichtinge, die in verband staat met menschlievenheid, met eer, met onafhanglykheid. Naa myn eerst afgelegd bezoek te Chaillot, heb ik de voordeeligste berichten ontvangen van den op- en voortgang deezer Stichtinge. De Eerste Consul (die voorheen voor dertig Persoonen hadt ingeschreeven) heeft vervolgens meer gedaan, en het oppertoevoorzigt daar van toevertrouwd aan den Aartsbisschop van Parys, een oud eerwaardig Man, die, door eigene beproeving van ongeluk, wel in staat zal weezen, zodanige ongelukkige Persoonen uit te kiezen, als verdienen niet langer ongelukkig te blyven. De Aartsbisschop, vergezeld door een aantal Geestlyken, oordeelde het eigenaartig, Chaillot te gaan zien, eer hy eenige benoeming deedt. | |
[pagina 421]
| |
Hy voelde zich getroffen door de schoonheid der ligging, de frisheid der lugt, de netheid van elk vertrek, de orde en de voeglykheid, daar in acht genomen. Toen het middageeten was opgezet, verscheenen 'er zeven-en-tachtig Persoonen van beiderlei sexe, op wier gelaat geluk en genoegen te leezen waren: eenigen hunner verklaarden, dat zy het zo goed hadden als in hun eigen huis. De Aartsbisschop meende, dat hy de oudste was der geheele Zameninge; doch, by nader onderzoek, bleek, dat Madame de gand, eene Weduwe, het hem in jaaren afwon. Hy voelde zich dermaate getroffen door 't geen hy hier zag, dat hy traanen van genoegen schreide, en zyn leedweezen te kennen gaf, dat hy niet vroeger berigt gekreegen hadt van deeze Wykplaats des Ouderdoms; in zulk een geval zou de Eerste Consul hem noode daar uit gekreegen hebben, om hem ten Bisschoplyken zetel van Parys te verheffen. Eene Inschryving is de weezenlyke en onvermydelyke voorwaarde om Regt ten ingang te bekomen. Ingevolge van die Inschryving moet ieder geregeld en stipt tien Stuivers ter maand betaalen, van tien tot vystig jaaren; één Schelling en agt Stuivers ter maand, van vyftig tot zeventig jaaren. Deeze onderscheidene betaalingen bedraagen 45 L., die ten vollen moeten afgedaan weezen, eer iemand het Regt van Intreede bekomt. Van hier moet iemand, die ouder is dan tien jaaren, en zich als Inschryver aanbiedt, ten tyde zyner Intekeninge zo veel bydraagen, als hy of zy zouden hebben moeten betaalen, indien de Inschryving op het tiende jaar geschied ware. Om deeze weldaadigheid aan te moedigen, kunnen allen, die lust ter Inschryvinge hebben, hun Regt overdraagen aan zo veele Persoonen, als zy voor intekenden, onder voorwaarde, dat de Persoon, op welken de overdragt geschiedt, zo na mogelyk van denzelfden ouderdom zy als zyn Begunstiger, en dat hy niet zal toegelaaten worden, eer hy zeventig jaaren bereikt hebbe en de volle 45 L. betaald zyn. Deeze overgedraagene Inschryving vervalt door den dood des in plaats gestelden. - Het Fonds deezer Stichtinge is belegd in de beste en zekerste papieren, en staat onder een beheer, 't geen, in alle opzigten, veilig en zeker is. |
|