Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWaarneeming, betreffende het doorslikken van eenige spelden, en derzelver ontlasting uit de borst. Door S. Popta, Chirurgyn enz. te Harlingen.In den Jaare 1797 raadpleegde my eene Jongedochter, oud 19 jaaren, over eene steekende pyn in de keel en slokdarm; doch zulks verdween schielyk, naa het gebruik van eenige hulpmiddelen. Een jaar, egter, naderhand kwam zy weder by my, klaagende over eene dergelyke pyn in de linker borst, wanneer zy zig in eene vooroverhellende richting plaatste. Nadat ik de borst had onderzocht, ontdekte ik, dat 'er een speld, naald, of iets dergelyks, huisvestte, welke zy zig konde herinneren, voor een groot jaar, doorgezwolgen te hebben, en waarschynlyk de steekende pyn in de keel en slokdarm toen ter tyd daarsteldeGa naar voetnoot(*). Ten einde der Lyderesse eenige verligting toe te brengen, oordeelde ik het uitneemen van het vreemde lighaam raadzaam; het welk ik in de maand July 1798 op deeze volgende gemakkelyke en tevens eenvoudige manier verrichtte: Ik nam de plaats, waar de speld in haare lengte lag, tusschen duim en vinger, bragt dezelve tot elkanderen, zodat de punt van de speld 'er | |
[pagina 394]
| |
uitkwam, vattede dezelve vervolgens met het pincet, en haalde die tot aan den knop toe uit, wanneer ik met een bistourie eene kleine opening maakte, om aan dezelve een gemakkelyken doorgang te bezorgen; doch toen dezelve ten voorschyn kwam, zag men de speld zonder knop, roestig, en aan het tegenovergestelde einde van de punt eenigzins omgeboogen. De pyn verdween schielyk, en binnen kort was de kleine wond geneezen. Den 30 July 1803 kwam dezelfde Lyderes my weder raadpleegen over een ongemak in de borst, ter plaatze waar de gemelde speld was uitgekomen. Dezelve onderzoekende, vond ik aldaar eene versterving, ter grootte van een Hollandschen Gulden, welke den 28 July haar begin met een klein stipje had genomen, zonder dat 'er eenige ontsteeking vooraf had plaats gegreepenGa naar voetnoot(*). Ik ried der Lyderesse, een pap van havergort op het ongemak te leggen, en inwendig de Cort. Peruv. te gebruiken; waarop de doode korst den 8 Augustus afviel, en een zuivere zweer naliet, welke ik vervolgens met een digestiev - pleister dekte: den 11den vertoonden 'er zig, weder zonder eene voorafgaande ontsteeking, twee plekjes, ter grootte van een stuiver, welke ik insgelyks met een gortpap liet dekken; waar op dezelve den 16den afvielen, eenen spekagtigen grond nalaatende. Onder de behandeling van deeze twee plekjes wierd de eerstgemelde zweer vuiler en pynlyker; ter geneezing van dit een en ander liet ik 's daags tweemaal compressen, in het volgende natgemaakt, 'er op leggen: ℞ Aq. Calc. ℥vi. waarmede zig alles tot geneezing schikte. | |
[pagina 395]
| |
Daar ik alle doode korsten met aandacht beschouwd had, met oogmerk om den knop van die speld, die ik 'er in de maand July 1798 had uitgenomen, 'er in te vinden, zo wierd ik in myne verwachting te leur gesteld, en bereikte 't zelve niet eerder dan den 23sten, wanneer ik in het midden van de grootste zweer den knop zag zitten, welke ik zonder eenige moeite 'er uitnam; waar na alle zweeren geneezen wierden. Hoewel de Lyderes zig nu vleide met eene volkomene herstelling, was zulks egter voor een korten tyd, daar zy, in het begin der volgende maand, weder door zwaare pynen in dezelfde borst gefolterd wierd, welke, zo wel als 't duidelyk gevoel, het daarzyn van een der voor eenige jaaren doorgezwolgen spelden te kennen gaf. Deeze nam ik den 15 September op de bovengemelde manier weg; doch zy was ook, gelyk de voorige, van haar knop beroofd; egter kwam dezelve vier dagen naderhand voor den dag, een duim laager, dan waar de speld was uitgekomen. Den 21sten kwam, binnen weinige uuren, eene verstorvene korst, ter grootte van een stuiver, op de plaats, waar de laatste speld was uitgekomen, welke weder als vooren met een gortpap overdekt wierd: 's anderen daags morgens, zynde den 22sten, de Lyderesse weder bezoekende, klaagde zy over geweldige pynen, een weinig laager dan de verstorvene korst, waar ik weder een speld voelde, welke ik 'er den 25sten uitnam, en, gelyk de voorige, zonder knop was. Den 8 October viel de doode korst af, die den 21 September was begonnen; in welke korst ik den knop van de laatstgemelde speld vond: de zweer, welke 'er nableef, was vuil, en binnen kort nam de gansche borst eene gedaante aan, alsof 'er met buskruid in geschooten ware. Toen verging de Lyderesse byna van pyn; waarom ik genoodzaakt wierd, haar, naar omstandigheden, een Haust. anod. toe te dienen. Over de gansche uitgestrektheid van de borst appliceerde ik een gortpap; waarmede ik aanhield tot den 24sten, wanneer alle de zwarte stippen 'er uitvielen. Vervolgens overdekte ik 't zelve met een pleister van 't Ung. digestiv. met een weinigje Merc. praecipitat. Rub. gemengd; onder welke behandeling alles spoedig genas. Dan, ofschoon den 24 November alles digt was, bleef der Lyderesse nog eene steekende pyn aanhoudend | |
[pagina 396]
| |
by, welke ten gevolge had, dat 'er, den 7 January 1804, in den omtrek van den tepel, eene plotzelinge versterving plaats greep, ter grootte van een duit, welke, gelyk voorheen, met een gortpap overdekt wierd. Deeze korst nu viel den 12den van het gezonde af, en liet eene heel zuivere zweer na, welke met compressen, in het hier boven genoemde lavament natgemaakt, overdekt wierd, en alzo geneezen. Den 17den ontstond, een weinig beneden den tepel, weder eene versterving; doch naa eenige dagen viel de doode korst af; dezelve wierd gelyk de voorige behandeld, doch de geneezing eenigzins vertraagd door 't aanweezen van een speld, zynde de vierde, en dus de laatste, die de Lyderes zig kon herinneren doorgeslikt te hebben, welke den 28 January ongeschonden uit het midden van de zweer ten voorschyn kwam. Nadat deeze 'er uit was, heeft zig alles wel geschikt, en de Lyderes heeft, tot heden, den 1 Juny 1804, het geringste van dien aart niet kunnen bespeuren. |
|