| |
Eliza Lascells.
(Vervolg en Slot van bl. 331.)
De droefheid van eliza hadt eene allerzigtbaarste uitwerking op haare gesteltenisse. Haars Moeders vreeze en bekommernissen verdubbelden; en zelfs de losbandige george freelove besloot, voor een tyd, het geliefde voorwerp van zyn hart te verlaaten. Een en ander Geneesheer werd by haar geroepen: geen hunner kon haare kwaal ontdekken; schoon het den kundigsten in 't oog liep, dat de- | |
| |
zelve uit haaren geest den oorsprong nam. Men stelde eene reis na Lissabon voor; en Sir charles drong 'er op aan, dat zy 'er de proeve van zou neemen, daar hy haar zo hartlyk beminde alsof zy zyne eigene Dogter geweest ware. - Eliza, overtuigd dat men die kosten te vergeefs zou maaken, en weetende, dat, door het buitenspoorig leeven haars Egtgenoots, zyne middelen in een verwarden en nadeeligen staat waren, weigerde langen tyd volstrekt, uit Engeland te gaan; doch gaf 'er eindelyk, op het aandringen van Sir charles en van haare Moeder, de toestemming aan. By zichzelve verzekerd, dat zy nimmer in Engeland zou wederkeeren, en alleen wenschende te leeven om den wil van haar Kind, vormde zy het plan om de ongelukkige emma te gaan zien; hoe zeer zy kon berekenen, dat zulk een bezoek haare ziel zou doorgrieven.
Naardemaal Mevrouw lascells altoos haare Dogter vergezelde, als deeze een lugtje ging scheppen, hieldt zy het noodig, dit bezoek vroegtydig af te leggen. Zy zeide daarom tegen haare Kamenier, dat zy eene Juffrouw, niet verre woonende, ging spreeken, en wandelde tot de eerste plaats, waar zy een huurkoets kon krygen. - Edward was, op dien tyd, met zynen Vader een reisje dieper het land in gaan doen; zy hadt dus geene vrees altoos van hem te zullen aantreffen; nogthans wist zy niet, onder welk een voorwendzel zy zich by eene vreemde Juffrouw zou vervoegen; ook was de Talletter van het Huis haar onbekend. Den Koetzier last gegeeven hebbende om stil te houden by een Kruideniers-winkel op den hoek van de Sloane-street, stapte zy uit het rydtuig, onder voorwendzel van thee te willen koopen. Zy vroeg aan de Winkelierster, of 'er geene Juffrouw, smith geheeten, in die zelfde straat woonde. ‘Ja, Mevrouw!’ antwoordde een Dienstmeisje, 't welk 'er zeer goed en gul uitzag; ‘Ik heb de laatste zes maanden by haar gewoond, en staa morgen uit haar dienst te gaan. Zal ik het genoegen hebben, u haar huis te wyzen?’
‘Ik wilde,’ zeide eliza, ‘vooraf wel een enkel woord met u spreeken, indien gy met my in de Koets wilt stappen.’ Zy deedt zulks, en eliza vroeg haar, of zy een Dienst noodig hadt. - ‘Ik hoop,’ sprak zy, ‘Mevrouw! dat gy het niet kwalyk zult neemen; maar ik gaa van de Mevrouw, by welke ik dien, af, om dat ik gehoord heb, dat zy niet getrouwd is met den Heer, met wien zy zamen leeft; schoon ik nimmer iets gezien heb om my het tegendeel te doen gelooven; en ik verzeker u, dat 'er geen goedaartiger Dame leeft; maar de eigen Knegt van myn Heer vertelde my, dat zy nooit getrouwd waren, alsmede dat zyn naam geen smith was: en dewyl eene Dienstbode niets heeft dan haar goeden naam, besloot ik, dat huis te verlaaten; en, indien gy,
| |
| |
Mevrouw! op zulk eene wyze leeft, verschoon my dat ik het zeg, zou ik niet begeeren by u te woonen.’
‘Ik ben,’ antwoordde eliza, ‘zo verre van daarover gestoord te zyn, dat ik uwe beginzels bewonder; en, daar ik vertrouwen in u stel, moet ik u zeggen, dat ik de Vriendin ben van de Huisvrouw van uw' Heer. Ik verlang zeer, uwe ongelukkige Mevrouw te zien, die, uit het weinige, 't geen ik van haare lotgevallen weet, groflyk bedroogen en misleid is.’ -
‘Groflyk bedroogen en misleid, gelyk gy wel zegt, Mevrouw! - Haare Kamenier verzekert, dat zy getrouwd is: maar wat betekent zulks, als hy eene andere Vrouw heeft? Myn hart bloedt over het jonge Schepzel: want zy is nog geen zeventien jaaren, en heeft reeds een Kind’ -
Eliza vroeg daarop, of zy iets naders wist van de Historie, en ontdekte, dat zy de natuurlyke Dogter was van een Edelman, die haar geheel overgegeeven hadt aan de zorge van eene Schoolmatresse in Londen, en dat edward haar toevallig zag, terwyl zy na de Kerk ging. Door het omkoopen van eene Dienstbode wist hy haar brieven toe te schikken; en door dit zelfde kanaal hadt hy gelegenheid weeten te bekomen tot het afleggen van herhaalde bezoeken; en in 't einde stemde de bedroogene Jongejuffrouw toe, zich onder zyne bescherming te begeeven. - Deeze kundschap hadt eliza's berichtgeefster ontvangen van edward's Knegt, die hem ten dienste gestaan hadt in het uitvoeren van dit stuk. Naa haar beloond te hebben voor deeze kennisgeeving, besloot eliza, eene boodschap te maaken, met voor te geeven, dat zy na de weggaande Dienstbode kwam verneemen.
Het Dienstmeisje ging uit de Koets, en voorts haare Mevrouw berichten, dat 'er eene Mevrouw zou komen om getuigenis van haar te vraagen. Naa dat eliza zich eenigzins hersteld hadt van de ontroering, door dit verhaal veroorzaakt, beval zy den Koetzier, na Mevrouw smith te ryden. De deur werd geopend door een Knegt, gekleed in het Familie-liverei, alleen met eene kleine verandering in de knoopen. Zy werd de trap opgeleid na een zeer fraai bovenvertrek, en tradt binnen by het liefste jonge Vrouwtje, 't geen ooit haare oogen zagen.
De bleekheid van eliza's gelaat, de kortheid haarer ademhaalinge, strekte tot eene verdeediging van de gemoedsontsteltenisse, welke zy niet kon verbergen. Het Pourtrait van edward hing tegen over den schoorsteen, en van 't zelve kon zy bezwaarlyk het oog afhouden. Zy deedt zeer veel meer vraagen dan noodig waren, om langer te toeven, in de hoope van het Kind te zullen zien. Haare nieuwsgierigheid, ten deezen opzigte, werd voldaan, daar de Minne, naa het doen eener wandelinge, met hetzelve te rug kwam. De
| |
| |
gelykenis van dit Kind op den Vader zou het oog eens min met hem bekenden niet ontgaan zyn; maar eliza verbeeldde zich, dezelve in elken trek te kunnen zien. Hetzelve omhelzende, was haare aandoening zo sterk, dat zy in een traanenvloed uitborst. De beminnelyke emma zag zulks met verbaasdheid, en de ongelukkige eliza vondt zich in de noodzaaklykheid om iets te verzinnen tot verschooning van deeze haare ontroering. ‘Ik had,’ sprak zy, ‘ook eens een Kind, en myne verbeelding ontdekte de sterkste gelykvormigheid in de gelaatstrekken van deezen zuigeling. - Ik moet, ik bespeur het, verschooning vraagen, wegens dit betoon van zwakheid; doch, daar gy eene Moeder zyt, vlei ik my, dat uw hart voor myne verschooning zal pleiten.’
De gevoelig deeineemende Mevrouw smith begreep ten vollen wat dit inhadt, en beantwoordde eliza's verzoek om verschooning met traanen, verzogt haar iets te gebruiken, met byvoeging dat zy te ongesteld was om alleen heen te zyden. Dit oordeelde zy niet genoeg, maar boodt aan, haar te vergezellen. Wanneer eliza deeze beleefde aanbieding afsloeg, verzogt zy, dat haar Knegt mogt agter op staan: doch ook dit werd geweigerd, onder voorwendzel, dat eene Dame haar onder den weg wagtte, die zy op zou neemen.
Hoewel eliza's nieuwsgierigheid voldaan was door het zien van de schoone emma, was daardoor teffens haare boezemsmerte grootlyks vermeerderd, en deedt, in den reeds verzwakten staat haarer gezondheid, de ongesteldheid, haar alleen door hartzeer op den halze gejaagd, grootlyks toeneemen. - Het bezoek, door haar afgelegd, was geheel een geheim gebleeven voor Mevrouw lascells, die, zich dien morgen niet wel bevindende, haare kamer tot één uuren gehouden hadt. Eliza was wedergekeerd eenige minuten voor dat haare Moeder beneden kwam, die versteld stondt over de meer dan gewoone bleekheid van het gelaat haarer Dogter; doch, niet weetende dat zy uit geweest was, schreef zy zulks toe aan eene spoedige verslimmering haarer kwaale, en vaardigde onmiddelyk een Knegt af na Doctor B -. Deeze vondt haar pols veel erger. Hy raadde een onverwyld vertrek na Lissabon aan, zonder na de t'huiskomst van Sir charles te wagten; Mevrouw lascells onderrigtende, dat dit het éénig middel was tot behoudenis van haare Dogter.
De tedere Moeder, ontsteld door dit berigt, vaardigde onverwyld een bode af na het Buitenverblyf van Sir charles, haar' Zoon berigtende, dat zy na Falmouth gingen, en hem daar zouden wagten; 't geen te gereeder geschieden kon, daar de zwakheid zyner Vrouwe het langzaam reizen raadzaam, ja noodzaaklyk maakte. Wanneer die boodschap kwam, hieldt edward zyne kamer, van wegen eene zwaare verkoudheid en ongesteldheid in de keel; doch hy schreef een allerte- | |
| |
dersten brief aan eliza, beloovende haar te zullen volgen, zo ras hy zich in staat zou vinden om te reizen. Zyne betuigingen van rederheid en deelneeming schonken eliza niet langer eenige voldoening; zy wist maar al te wel, door veelvuldige ondervinding geleerd, dat het woorden waren, niet uit het hart voortkomende: het beeld van de bedorvene emma was haar gestadig voor den geest: nogthans hadt zy haare Moeder nooit een woord gesproken van deeze doorsteekende proeve van edward's wangedrag.
Niets opmerkenswaardigs viel 'er voor, staande hunne reize na Lissabon: doch, by haare aankomst, was haare kragt dermaate uitgeput, dat zy uit het Schip moest gedraagen worden; en Mevrouw lascells hadt het ongeluk van uit den mond der geraadpleegde Geneesheeren te verstaan, dat de zaak bekeeken was. De ontroering haarer Moeder overwon haaren duslang betoonden heldinne-moed in 't zwygen en opkroppen des leeds, nu te drukkend geworden om verhoolen te blyven. Eliza hadt, zints lang, kennis gedraagen van haaren weezenlyken toestand, en wenschte niet langer te leeven.
Op een avond dat Mevrouw lascells schreiende by haar bedde zat, sprak eliza: ‘Myne dierbeminde Moeder! waarom viert gy zo zeer bot aan uwe droefenisse? Ach! kondet gy weeten, welk een elende ik heb uitgestaan, ik houd my verzekerd gy zoudt om de verlenging van myn leeven niet wenschen.’
‘Gy moogt,’ voegde de Moeder haar toe, ‘niet gelukkig geweest zyn, myne waarde eliza; doch 'er zyn verscheide trappen tusschen niet gelukkig zyn, en de gevoelens, welke gy uitdrukt. Is het gedrag van uwen Egtgenoot niet overeenkomstig geweest met uwe verdiensten, het gaf egter nimmer stoffe tot zulk eene verregaande raadloosheid: daarenboven, myn lief Kind, zyne jeugd mag om verschooning pleiten; en ik vertrouw, dat uwe voorzigtigheid hem van ondeugd zal te rug trekken. - Gy hebt een Kind, myne eliza, - gy hebt eene Moeder, die u op 't hartelykst bemint, - en, zeker, dit zyn banden, die u aan het leeven moeten hegten.’
‘Ik heb,’ antwoordde eliza, ‘een Kind, en aan uwe bewaaring beveel ik 't zelve. - Ik heb eene Moeder, - en ach! zulk eene Moeder, als ik niet verdien te hebben; doch toen ik, ondankbaare, een doorn in haar boezem plantte, stak dezelve niet alleen myn eigen hart, maar doorboorde hetzelve! Welk eene les mogen de onpligtmaatig handelende Kinderen, uit myn voorbeeld, ontleenen! Kon ik verwagten, dat geluk het deel zou weezen van een ondankbaar Kind? Ach! neen, beste der Moederen! wat ik geleden heb, is eene straffe - eene rechtmaatige straffe, wegens gepleegd misdryf. - Kon ik u slegts getroost zien, wegens
| |
| |
onze onvermydelyke scheiding, ik zou zonder zugt der wereld vaarwel zeggen, uitgenomen die, welke opwelde uit tedere liefde tot myn kleinen edward, dien ik weet dat gy voorkomen zult myn gemis te gevoelen. - Aan diens Vader zou ik, met uw verlof, wel eenige weinige regels willen schryven; doch die hem niet moeten ter hand gesteld worden, dan naa myn dood, die, wanneer iemand in mynen toestand over haar eigen lot kan oordeelen, zal voorvallen, eer hy hier komt. Wilt gy my dan pen, inkt en papier laaten geeven, en voor een half uur alleen laaten?’
Het schryfgereedschap werd onverwyld gebragt, voor eliza geplaatst, en, door kussens ondersteund, zat zy in het bedde. Haare diepbedroefde Moeder verliet de kamer, en liet de Minne by haar. Zy schreef.
‘Aan edward charlton, Esq.
Wanneer gy weet, my nog dierbaare, schoon my onwaardig behandeld hebbende edward, dat de hand, die deezen Brief geschreeven heeft, niet meer schryven zal, en dat het schepzel, 't geen zich thans tot u vervoegt, wanneer gy de hier uitgedrukte gevoelens leest, geteld zal zyn onder de stille dooden, ben ik genegen om te denken, dat deeze Brief eenigen indruk op u zal maaken: want, schoon ik uwe genegenheid verlooren heb, kan ik uwe agting niet verbeurd hebben. - Ik heb geen oogmerk om u verwyten te doen, wegens die veranderlykheid van neiging, maar al te zeer der jeugd eigen. - De verandering in uwe genegenheid mywaards merk ik aan als eene regtvaardige straffe des Hemels, over myn bedrieglyk handelen omtrent eene Moeder, die ik moest gehoorzaamen en liefhebben. - Ach, edward! indien gy ooit die genegenheid voor my gevoelde, welke gy zo menigmaal betuigd hebt, - indien de naam van eliza u immer dierbaar was, - dan bid ik u, die beste en dierbaarste aller Moederen met die zelfde tederheid te behandelen alsof gy haar eigen Zoon waart. - Ten opzigte van het dierbaar Kind, 't welk nimmer iets zal weeten van 's Moeders liefde, smeek ik u, toegenegen te weezen; en 't is myn verzoek, by myn sterven, dat het gesteld mag worden onder het opzigt myner Moeder, die 't zelve liefde voor de deugd zal inboezemen, en vermaak zal scheppen in het aankweeken van deszelfs verstandige vermogens.
Ik moet u nu berigt geeven van eene byzonderheid, welke gy niet weet. - Ik wil bekentenis doen van den éénigsten misslag, dien ik weet begaan te hebben, zints ik uwe Vrouw was. - Ik wil u vermelden, dat ik, op zekeren tyd, eenen Brief opende, geschreeven aan eene
| |
| |
ongelukkige Jongedogter. Vóór dat ik my aan dit berispenswaardig bedryf schuldig maakte, hadt men my onderricht, dat een ander bezit van uw hart genomen hadt; en maar al te ongelukkig werd ik verzekerd van de waarheid deezes verhaals, door uw veelvuldig en langduurig afweezen van huis. - Woorden zyn niet in staat uit te drukken wat ik gevoelde, wat ik leed. - Nogthans heb ik niet ten oogmerke, u verwyten te doen, wegens de elenden, door my uitgestaan: maar herinner u, myn waarde edward! de Dag der Vergeldinge is misschien ras aanstaande; en ik smeek u, dat gy aan die ongelukkige alle vergoeding schenkt, welke in uwe magt is. - Ik heb haar gezien, edward! en erken de meerderheid haarer aanvalligheden boven de myne. - Nooit voorheen zag ik eene zo beminnelyke. - Ik zal niet langer een hinderpaal zyn om aan uwe wenschen te voldoen. - Welhaast zult gy openlyk de bedroogene emma voor uw wettige Egtgenoote mogen erkennen.
Myne kragten bezwyken - myn geest is uitgeput - eene duisterheid benevelt myne oogen. - Vaarwel, edward! - Vaarwel voor eeuwig! - Eerbiedig myne Moeder - Wees een Vader voor myn Kind’ - - - -
De inspanning tot het schryven van deezen hartroerenden Brief was te veel voor eliza, in haaren zo zeer verzwakten toestand. Zy was geheel buiten staat om den Brief digt te doen; schoon zy niet wilde, dat haare Moeder zou geroepen worden, voor dat dezelve verzegeld was; weetende, dat dezelve zou strekken tot ontdekking van emma's geschiedenis, en dus ter vermeerdering van de angsten, welke zy reeds hadt uitgestaan.
Wanneer Mevrouw lascells ter kamer intradt, strekte eliza haare armen uit, en sprak met de zwakke stem eens stervenden: ‘Dierbaarste en beste der Moederen! staa my toe, dat ik u nog éénmaal aan myn boezem drukke. - Staa my toe, u nog eens te bedanken voor alle de blyken uwer tederheid mywaards. - Laat ik nog eens uwe liefde aanroepen, en myn Kind voelen’ - - -
De ontroerde Moeder riep: ‘Vlieg na den Doctor!’ - want het gelaat en alles was by haare Dogter, in den korten tyd van haar afweezen, geheel veranderd. - ‘Neen,’ sprak eliza, ‘neen, myne dierbaare Moeder! - staa my toe, den korten tyd, dien ik nog te leeven heb, te besteeden in myne ziel Gode aan te beveelen! - smeek Hem, dat Hymynen geest, die op den kant der Eeuwigheid zweeft, in gunste aanneeme! - bid Hem, dat Hy ons weder vereenige, in den zaligen dag der onsterflykheid!’ - Dit gezegd hebbende, viel zy weder op 's Moeders boezem neder: binnen weinige minuten liet zy haar los, hier haare kwynende oogen ten hemel, en blies, zonder doodsangst, den laatsten adem uit. |
|