| |
Eliza Lascells.
(Vervolg van bl. 281.)
Schoon eliza's Moeder de streelendste hoope koesterde van 't geluk, het welk zy zou smaaken, in den volgenden gelukstaat haarer Dogter deelende, was eliza zelve veel min hoog opgewonden in haare denkbeelden: want zy hadt reeds eenige verandering bespeurd in het voorwerp haarer verkiezinge. In stede van die naauwlettenheid om haar te behaagen, die hy als Minnaar getoond hadt, achtgeevende op elken gelaatstrek, om, ware het mogelyk, haare verlangens te voorkomen, hadt zy een onderscheid in zyn gedrag waar- | |
| |
genomen, zelfs weinige dagen naa het Huwelyk; een onderscheid, 't welk op ééns haare aandoeningen diep griefde, en een voorboode was van kwellende boezemsmerte.
Op den dag, de volbrenging des weezenlyken Huwelyks volgende, geen volle drie weeken naa het voltrekken des gewaanden, verklaarde Sir charles Mevrouwe lascelis, dat zyne zaaken hem verpligtten, na de Stad weder te keeren: doch men oordeele over haare verwondering, als zy edward hoorde zeggen, dat hy hem wilde vergezellen, en binnen eene week wederkeeren. Het sterkspreekend gelaat van eliza gaf het kwellende van haare aandoening te verstaan: maar gewonde hoogmoed gedoogde niet, dat zy een verzoek deedt om te blyven. Sir charles wierp op hem een oog vol verontwaardiging, en verzogt, hem buiten de kamer te spreeken. - Eliza, niet langer in staat om haare gemoedsbeweegingen te bedwingen, borst uit in een geweldigen traanenvloed, en, de armen om den hals van Mevrouw lascells slaande, riep zy uit: ‘ô, Myne allerliefste Moeder! Ik heb zyne liefde reeds verlooren!’ - Binnen minder dan vyf minuten keerde hy weder in de kamer; en, de sterke aandoening van eliza ziende, scheen hy in haare smert te deelen, en vroeg, met eene voorgewende bekommerdheid, na de oorzaak haarer ontsteltenisse; haar teffens verzekerende, dat hy alleen van zyn oogmerk, om na Londen te gaan, gesproken hadt, om te beproeven of zy 'er ook iets in zou stellen.
‘Kon,’ sprak hy, ‘myne eliza veronderstellen, dat ik zo ongevoelig zou weezen voor myn eigen geluk, dat ik het zou verlaaten om de laffe vermaaken, welke de Hoofdstad aanbiedt? Neen, myn allerliefste Engel! 't is alleen noodzaaklykheid, welke ons ooit zal doen scheiden; en nimmer zal ik geluk genieten, als ik uwe omhelzingen derf! Kom, myn lieve! verdryf die naargeestigheid: want het zou my zeer treffen, als myn Vader u in traanen zag.’ - Opgebeurd door deeze betuigingen van genegenheid, maakte eliza verschooningen voor de kinderlyke zwakheid door haar betoond, en ging na haare kamer, om eene aandoening te overwinnen, welke zy vreesde dat Sir charles in 't oog zou vallen. - Die uitsteekende Man, geërgerd over zyns Zoons gebrek aan 't waarneemen van het welvoeglyke, hadt hem volstrekt verboden, na de Stad te gaan; en edward, onthutst op het denkbeeld van 's Vaders gevoeligheid op nieuw gaande te maaken, hadt hem op het plegtigst verzekerd, dat hy alleen boertende van het gaan na de Stad gesproken hadt.
Verdrietig viel de tyd den loszinnigen edward, eer hy na het Collegie wederkeerde; schoon hy het grootste gedeelte van denzelven besteedde met in het land om te zwerven: daar in hadt hy altoos groot genoegen geschept, toen hy onder het opzigt leefde van Mr. herbert. Nogthans was,
| |
| |
ten dien tyde zelfs, dit vermaak het voorwendzel van voldoeningen van eenen anderen aart: want het was in die uuren, wanneer hy verlof kreeg om te gaan wandelen of schieten, dat hy ongelukkige Meisjes bedroog, de Brieven van welker Vaders Mr. herbert nu geleezen hadt; en naa zyn Huwelyk wist hy middel te vinden om deeze te bezoeken, schoon zy wisten dat hy aan eliza door den band des Egts verbonden was.
Eindelyk naderde de tyd, dat hy Yorkshire zou verlaáten, en met eene zeer wel nagemaakte verlegenheid scheen hy deel te neemen in elizas smerte by het afscheid, die niet alleen tegen 't zelve met de daad opzag, maar ook duizend ontrustende gedagten vormde, dat eenig ander voorwerp een dieper indruk op zyn hart zou kunnen maaken. Eenige weeken, naa zyn heenen gaan, ademden zyne Brieven de hartlykste toegenegenheid; en strekte zulks om by eliza alle ontrustende denkbeelden te verbannen. Maar naa dien tyd begon zyn styl in tederheid zeer af te neemen, en haare vrees voor het gemis van zyne genegenheid keerde weder. - Schoon Mevrouw labcells deeze vrees poogde te verdryven, was zy niet geheel voldaan over het gedrag van haaren Zoon; en eenige aan Mr. herbert ontvallene uitdrukkingen dienden veeleer om haare vrees te vergrooten dan te verminderen.
De tyd kwam, op welken edward de Universiteit zou verlaaten; en Sir charles, een voornaamen Staatspost bekleedende, verwierf voor zynen Zoon gereedlyk een Ampt. Eliza en haare Moeder gingen toen terstond na Londen, en huurden een fraai, schoon geen kostbaar huis, in Seymour-street. Elf maanden waren 'er nu bykans verstreeken, zints de Huwelyks voltrekking; en geduurende dezelve hadt hy niet meer dan drie maanden by zyne Vrouwe doorgebragt, die, in stilte, de dwaasheid betreurde, waaraan zy zich hadt schuldig gemaakt, door haare Moeder, in de keuze eens Egtgenoots, niet te raadpleegen.
Een nieuw leevenstooneel opende zich thans voor eliza: de stilte des Landleevens werd gevolgd door het gestaage Stadsgewoel: want edward was zo zeer op gezelschap gesteld, dat zy nimmer één dag in de week alleen doorbragten. Schoon hy, zints lange, geene genegenheid altoos voor eliza gevoelde, was hy 'er egter trotsch op, om haare bekoorelykheden aan aller oog te vertoonen; en, geen acht slaande op de vermoeijenissen, welke hy zag dat zy te lyden hadt door aan zyne begeerte te voldoen, wilde hy haar nooit vergunnen, gerust t'huis te blyven. De omstandigheid, waarin zy zich bevondt, vorderde rust en gemak; maar het was te vergeefs, dat Mevrouw lascells aantoonde, welk ongemak haare Dogter te lyden hadt door die rustlooze leevens- | |
| |
wyze; hy gaf haar, op de onheuschste wyze, te verstaan, ‘dat hy nimmer zou gedoogen, dat iemand, dan hy zelve, de leevenswyze zyner Vrouwe regelde.’ - De losbandige george freelove was ten huize zyns Vriends een bestendige gast; en diens gedrag, ten opzigte van eliza, was van een indringenden aart. Zy klaagde hier over, in 't einde, by haaren Man, die om haare dwaasheid lachte, en haar een onnozel kind noemde.
Eliza werd eindelyk Moeder; en nimmer was 'er een hart, geschikter om alle de moederlyke tederheden te gevoelen; en zy hoopte vuurig, dat dit pand van Egtverbintenisse een wederkeerig gevoel in het hart haars Mans zou te wege brengen. - Maar helaas! de Natuur hadt hem niet gevormd om te deelen in die genoegens, welke gevoelige harten alleen ontwaaren: de naam van Vader schonk geen vermaak aan zyn hart, en de lachjes van het teder wicht verschaften hem geene streelende gewaarwording!
Langen tyd worstelde eliza tegen de smert haarer gewaarwordingen; langen tyd poogde zy de gevoelens van tederheid in het hart haars Egtgenoots op te wekken, die, schoon hy haar niet slegt bejegende, niet alleen het grootste gedeelte van den dag, maar ook zomtyds 's nagts, buiten's huis doorbragt. In het gezelschap van haar Kind en Moeder poogde zy de smertverwekkende aandoeningen te verdryven; maar de bezorgdheid was met kennelyke trekken op haar gelaat te leezen, en zy was niet langer in staat om het voorkomen van bedaardheid te vertoonen, - zo geweldig was haare boezemsmert, zo dieptreffend haar kommer!
Sir george freelove ontdekte deeze beslissende verschynzels- van haaren ongelukkigen toestand niet, of hy koesterde de misdaadige hoope, dat hy in staat zou weezen om 'er zich van te bedienen tot voldoening van zyne eigene losbandige oogmerken. Hy was egter ten vollen overtuigd van de zuiverheid haarer beginzelen en volmaakte rechtheid van haar hart. - De eerste maatregel, welken hy nam, was, dat hy alle zyne aan de ondeugd verslaafde medemakkers verliet, wier beginzels en gedraagingen hy te meermaalen door eliza ten sterksten hadt hooren afkeuren; en, schoon 'er jaaren verstreeken waren, in welken hy geen acht op den Zondag geslaagen hadt, maakte hy nu 'er zyn werk van om geregeld ter Kerk te gaan. Thans scheen hy meer zyne nandagt te vestigen op Mevrouw lascells dan op eliza; hy betuigde in het vast begrip te staan, dat zyne kennis aan haar het middel geweest was tot behoudenis zyner ziele; beklaagde zich over de dwaalingen, waarin hy voorheen geleesd hadt; maar schreef dezelve toe aan het gebrek van opvoeding en de natuurlyke zwakheid der jeugdige jaaren.
Mevrouw lascells, opregt van hart, en genegen om de
| |
| |
zwakheden haarer medemenschen in de beste vouwe te slaan, werd volstrekt bedroogen, en begon voor Sir george die zorgvolle bekommerdheid te gevoelen, welke eene rechtschaapene Moeder voor haaren Zoon ontwaart. - By eliza sprak zy van hem met woorden, de volkomenste goedkeuring te verstaan geevende; en de lof, uit den mond haarer Moeder gehoord, was, mag ik het zo noemen, een pasport tot haare hoogagting. Zy bejegende, gevolglyk, Sir george met de gemeenzaamheid alsof hy een Broeder ware, en vergat te eenemaale 's Mans voorige gebreken. Vol genoegen over het welslaagen van zyn listig doordagt plan, wagtte hy eene gelegenheid af om eliza alleen te spreeken. In 't einde verscheen dat lang verbeide oogenblik, schoon 'er nu reeds meer dan twee jaaren verstreeken waren.
Edward was reeds meer dan veertien dagen van huis geweest: doch dit gebeurde meermaalen. Mevrouw lascells was in haare kamer gegaan, van wegen geweldige hoofdpyn. Sir george, ter kamer intreedende, waar eliza zat, vondt haar schreiende by haar Kind. - ‘In traanen, Mevrouw charlton!’ sprak hy op den inneemendsten toon, ‘ô Hemel! dat ik slegts in uwe smert mogt deelen! of laat ik liever zeggen, dat ik u voor boezemsmerte kon beschutten: zulks zou my eene vreugd, eene gelukzaligheid weezen! - Ach, Mevrouw charlton!’ voer hy voort, ‘wilde gy my slegts aanmerken als een Broeder, - wilde gy slegts vergeeten, dat ik ooit de Vriend was van den Man, die onverschillig geworden is voor zulke bekoorelykheden, - wilde gy my slegts vermelden, op welk eene wyze ik uwe ongerustheid kan verligten, en, indien het mogelyk is, u de gerustheid des harten wedergeeven!’ -
Eliza hernam: ‘Ik dank u, Sir george! voor de belangneeming, welke gy stelt in myn geluk; - maar bedenk, dat uwe vriendschap met myn Man u die gemeenzaame verkeering aan ons huis bezorgde; en het is in de hoedanigheid van zyn Vriend, dat ik u kan toelaaten, uwe bezoeken hier te blyven komen doen, of dat gy in myne agting kunt deelen. - Indien ik ongelukkig genoeg geweest ben om de genegenheid van den Heer charlton te moeten derven, myn geweeten, dank zy den Hemel! beschuldigt my van niets. - Maar wy zullen, indien het u behaagt, hierover niet meer spreeken; want het is een onderwerp, waarna de welvoeglykheid my verbiedt te luisteren.’
George riep uit met de grootste driftvervoering: ‘Voortreflyke Vrouw! Welk eene schroomlyke verdwaazing heeft edwards hart aangegreepen! Myn God! als ik bedenk welk een schepzel hy boven u stelt, dan kan ik myne gevoeligheid niet bedwingen, of myne smert, naar eisch, uitboezemen!’ - ‘Ik moet egter,’ hernam eliza, ‘dit onder- | |
| |
houd afbreeken;’ en ten zelfden oogenblikke schelde zy. ‘Schenk,’ zeide zy tot den binnentreedenden knegt, ‘een kop thee; want ik moet na myne Moeder gaan: ik verzoek verschooning.’ Dit zeggende, ging zy ter kamer uit, en liet den te leur gestelden Sir george alleen.
De veelvuldige afweezigheid haars Egtgenoots hadt haar, zints lange, veel onrusts gebaard, en zy hadt lang gevreesd, dat eenige andere gelukkiger Vrouw haare plaats in edwards hart hadt ingenomen. Het gesprek van Sir george verweezenlykte haare vermoedens, en zy ging na haare eigen kamer met een hart vol verdriet. Zy hadt beslooten, de aanduiding, haar door Sir george freelove gegeeven, voor haare Moeder te verbergen; weetende, hoe diep die Dierbaare reeds deelde in haare hartkwellende bekommernissen. - Naauwlyks een half uur hadt zy in haare kamer gezeten, wanneer de Man, die haar zo veel elende baarde, t'huis kwam. De trekken van somberheid en droefenisse waren nog op haar gelaat te leezen; hy vroeg, met eene ongewoone maate van tederhartigheid, na de reden, beklaagde zich over de oorzaak, die zyn afweezen te wege gebragt hadt, en verzogt haar te mogen vergezellen na de kinderkamer, om den kleinen Jongen te zien. Deeze voorgewende blyken van genegenheid waren dolksteeken in den boezem van eliza, die zich met geene mogelykheid van traanen kon wederhouden: en edward, zyner snood- en slegtheid bewust, voelde zich overtuigd, dat zyne trouwloosheid ontdekt was. Om te verdryven 't geen hy zich vleide dat enkel eene gissing mogt weezen, betoonde hy, voor eenigen tyd, aan eliza die oplettenheden, welke zy zints lange niet gewoon was van hem te ontvangen; maar, in stede van daar over voldaan te weezen, verdubbelden dezelve haare boezemsmerte, en zy hieldt zich verzekerd, dat ze alleen hervoortkwamen uit een oogmerk om haar te bedriegen.
Met dit alles kon eliza niet nalaaten eene angstvolle nieuwsgierigheid te voeden, om den naam te weeten van de Vrouwe, die het hart haars Mans ingenomen, en de plaats, welke zy voorheen bekleedde, vervangen hadt: doch zy zag geen waarschynlyke kans om deeze begeerte te voldoen, dan door zich te vervoegen by den Man, van wien zy des eenige kundschap ontving. Dan zy hadt vast beslooten, dien weg nimmer in te slaan, en zorgvuldig vermyd, met hem vervolgens alleen te zyn: want, schoon hy haar alleen verzogt hadt hem als een Broeder te beschouwen, hadt hy voluit verklaard niet langer de Vriend haars Egtgenoots te weezen.
Toeval, eindelyk, begunstigde haare wenschen: want het Kind ongesteld zynde, ging zy na de kamer van edward, om hem te verzoeken, na een Doctor te gaan, als hy uit- | |
| |
ging. - Sir charles hadt, eenige weinige minuten te vooren, een knegt ten huize zyns Zoons gezonden, met verzoek, dat hy onverwyld aan zyns Vaders huis zou komen. By zyn haastig vertrek hadt hy vergeeten zyn schryflessenaar te sluiten; op denzelven lag een Brief, met het opschrift: Aan Mejuffrouw smith. De naam van smith was aan eliza geheel onbekend; en zy wist, dat 'er niemand van edwards Familie in Sloane-street woonde. De ouwel was nog nat; en eene onwederstaanbaare nieuwsgierigheid dreef haar aan, om den Brief te openen, en den inhoud te leezen. Duur, zeer duur, betaalde zy haare nieuwsgierigheid: want die Brief overtuigde haar, dat de Man, op wien zy haare genegenheid gevestigd hadt, de slegtste mensch op den aardbodem was: de ongelukkige emma werd een voorwerp haars medelydens. Zy las de volgende regels in den ontslooten Brief:
‘Aan Mejuffrouw smith.
Myn dierbeminde emma!
De bezigheid, welke my noodzaakte my van u af te scheuren, heeft my langer opgehouden dan ik reden had om te hoopen: maar ik vervroeg in myne denkbeelden de hoop, om u, binnen weinige dagen, te omhelzen. Woorden kunnen niet uitdrukken, wat ik gevoel, wegens deeze scheiding! Ach, myne dierbeminde emma, deelt gy in myne verlegenheid? - voelt gy, dat ieder oogenblik, 't geen u van uwen edward scheidt, eene volkomene vernietiging is van de weezenlyke oogmerken des leevens? Wat is het Leeven zonder drift? - zonder de zoete drift der Liefde! Maar ik zie voorwaards op den tyd, wanneer ik u mag erkennen voor den dierbaarsten zegen, dien ik op den aardbodem bezit! - Dat tydstip zal opdaagen, wanneer het vaderlyk gezag ophoudt; - dan zal ik u toonen, dat Liefde eene veragtster is van rykdom, en dat bevalligheden, gelyk de uwe, u billyk geregtigen tot den verhevensten rang in middelen en staat. - Elk oogenblik, dat ik afgescheiden van u doorbreng, is eene eeuw in myne verbeelding. Ik beschuldig onophoudelyk den Tyd, wegens het traag spoeden. - Hoe brengt gy uwen tyd door, in myn afweezen? Hebt gy dat schoone Italiaansche airtje u eigen gemaakt? Het is byzonder berekend naar de zagtheid uwer toonen. Als ik u wederzie, hoop ik dat gy 'er myne ooren mede zult streelen. Met welk een vermaak, Allerliefste! luister ik na de harmonie, voortgebragt door de schoonste keel, die immer bestondt! - Nimmer gaf de Natuur het bestaan aan zulk een meesterstuk, als het weezen, aan 't welk ik het geluk heb my te
| |
| |
mogen vervoegen. Ik verlang het dierbaar pand onzer omhelzingen te streelen. Het oog op 't zelve slaande, zal ik het evenbeeld van u zelve aanschouwen; die gelykvormigheid alleen zou genoegzaam weezen om het my dierbaar te maaken, zelfs indien het een Kind ware van iemand, die ik nimmer gezien had.
Vaar wel, myne emma! Gedenk aan my met tederheid, en geloof, dat gy alleen het hart bezit van uwen
edward.’
De aandoeningen van eliza, onder het leezen van deezen Brief, uit te drukken, valt niet onder het vermogen der beschryving. Nogthans gevoelde zy, te midden van de smertlykste gewaarwordingen, dat zy zich hadt schuldig gemaakt aan het botvieren eener nieuwsgierigheid, welke zy zich niet kon vergeeven. ‘Zou,’ sprak zy by zichzelve, ‘zou de beminnelyke emma op deeze wyze gehandeld hebben, ware zy in myn toestand geweest? Ach, neen! zy zou zich verheven hebben boven zulk eene laaghartigheid! Edward heeft gebreken in my ontdekt, welke de liefde en genegenheid myner Moeder niet konden gewaar worden; en ik mag de vervreemding van zyne genegenheid toeschryven aan myne mindere waarde.’
Dit was de alleenspraak van eliza, by de ontdekking van de trouwloosheid eens Mans, die haar alleen trouwe gezwooren hadt; en, in stede van verontwaardiging te gevoelen over de laagheid zyns gedrags, veroordeelde zy zichzelve over eene nieuwsgierigheid, welke weinigen van haare Sexe zouden hebben kunnen wederstaan. Het woord Sexe gebruikende, hebbe men zich niet te verbeelden, dat 'er eenige byzondere berisping in ligt opgeslooten wegens de nieuwsgierigheid van ééne: want indien de Egtgenoot van eliza dezelfde berispingen wegens haar gedrag gehoord hadt, welke Sir george freelove niet twyfelde ten zynen opzigte te gebruiken, dan hel ik over om te gelooven, dat hy zichzelven niet zou gedraagen hebben op die lofwaarde wyze, welke het character van eliza hooger dan ooit moest verheffen.
Maar, om tot onze beminnenswaardige eliza weder te keeren - naa den Brief geleezen te hebben, deedt zy dien weder digt, en ging na haare eigen kamer, met een onbeschryflyk vol gemoed. De ongesteldheid haars Kinds was eene genoegzaame verschooning voor haare treurigheid. Edward koesterde geen het minste vermoeden, dat zy op zyne kamer geweest was; doch op den tyd, in den Brief aangeduid, ontbrak het hem aan geen voorwendzel om van huis te gaan.
(Het Vervolg en Slot hiernaa.) |
|