meermaalen verzekerd is door veele aanzienlyke Persoonen, die niet weinig tot der Jesuiten uitdelging in Frankryk toebragten.
Ziet hier daarvan een Voorbeeld. De geweezen Hertog de choiseul, toen Graaf stainville, nog geen Post in het Ryksbestuur hebbende, sprak, op een avond ergens te eeten zynde, iets vry sterks tegen de Jesuiten. Eenige jaaren laater werd hy als Gezant na Rome afgevaardigd, waar hy, in den gewoonen omloop der bezoeken door de Gezanten afgelegd, zich vervoegde by den Generaal der Jesuiten, voor welke Orde hy betuigde den grootsten eerbied te hebben. - ‘Uw Excellentie,’ gaf hem de Generaal te verstaan, ‘vrees ik dat niet altoos zo gunstig wegens ons dagt.’ - De Hertog, zeer verwonderd over deeze aanmerking, begeerde te weeten, ‘welke reden de Generaal hadt om zo te denken; dewyl hy niet wist, ooit van de Orde der Jesuiten, dan met de grootste agting, gesproken te hebben.’ - De Generaal toonde, om hem van het tegendeel te overtuigen, een uittrekzel uit een groot register-boek, behoorende aan de Societeit, waarin het byzondere gesprek, hier boven vermeld, met het jaar en den dag, op welken het was voorgevallen, tot de geringste byzonderheid toe, geboekt stondt. De Asgezant bloosde, en verontschuldigde zich, zo goed hy kon. Hy vertrok schielyk, en besloot by zichzelven, om, indien hy eerste Staatsminister werd, eene Societeit te vernietigen, die zulke uitgestrekte en byzondere kennisgeevingen kreeg, van welke zy gebruik kon maaken ten nadeele der Regeeringe.
Een ander Voorbeeld van Verstandhouding verschaft een Engelsch Heer in Lincolnshire. Hy hadt zich eenigen tyd in Portugal onthouden, en zat ten maaltyd by den Engelschen Gezant; hy werd buiten de kamer geroepen, dewyl 'er iemand was om hem te spreeken. Deeze verklaarde hem, op eenen allerernstigsten toon, en met eene houding, welke alle verdenking, dat het eene gemaakte boodschap was, verbande: ‘Gy moet onverwyld dit Ryk verlaaten, en gaan aan boord van een Schip, dat gereed ligt om na Engeland te vertrekken. Ik heb zeer dringende redenen om u deezen raad te geeven, welke ik u thans niet kan mededeelen; doch ik hoop van ganscher harte, dat gy myn raad niet zult in den wind slaan.’
De Heer deedt de begeerte deezes boodschappers. Veele Jaaren daarnaa, wandelende door Wisbech op het Eiland Ely, zag hy een Slaagersknegt een kalf afhakken met zeer veel keurigheids. De Vleeschhouwersknegt keek hem met meer dan gewoonen ernst aan; waarop de Heer hem aansprak, zeggende: ‘My dunkt dat ik u meer gezien heb.’ - ‘Gy hebt my meer gezien, Mynheer! en indien gy wat van