lukt, en op dit gelukken te meermaalen onderstaan. Doch een veel algemeener gevolg is geweest eene deerlyke teleurstelling der Ouderen, en voor den Zoon kwelling, verdriet en elende; hy voelt met verdubbelde zwaarte het gemis van 't geen hy zo lang mogt genieten, en de hardigheden van een laageren leevensstand, waartoe hy geene voorbereiding hadt.
Veele Ouders schynen niet gedagtig aan de welgegronde les van rochefoucault, dat wy ons groot kunnen vertoonen in een Beroep beneden onze verdiensten; doch dat wy doorgaans ons klein zullen opdoen in een Stand, daar boven verheeven. Eertytels zelfs strekken tot schande van hun, wier Daaden hunne Eertytels onteeren. Geene veronderstelling, in de daad, dwaalt verder van het rechte spoor, geene veronderstelling is misleidender, dan dat een Vader zynen pligt, ten opzigte van zyne Kinderen, best betragt, die hun het hoogst verheft boven het peil van zyn eigen Leevensstand.
Noch geluk, noch deugd zyn geëvenredigd aan Rang of Rykdom. Indien eenig Mensch daadlyk meer voldoenings smaakt, dan den Menschen, over 't algemeen, ten deele valt, 't is de Man, die, door eigen wetkzaamheid en vlytbetoon, zich uit een laager tot een hooger leevenskring heeft opgebeurd, en die den ruimen staat, waarin hy verkeert, mag vergelyken met zyn voorigen bekrompener stand.
De stelling, door veelen aangenomen als op goeden grond gebouwd, dat een ryklyke en ruime Leevensstand, niet door arbeid, maar door ersenisse verkreegen, als iet noodzaaklyks tot 's Menschen geluk moet aangezien worden, dunkt my niet omhelzenswaardig: het is my altoos voorgekomen, dat het minder liefde en rechtschaapene genegenheid voor eenen Zoon is, hem ruime middelen na te laaten, dan hem gelegenheid te verschaffen om die zelf te winnen, en hem in een stand te plaatzen, welks verbeteringen van zyn eigen vlytberoon afhangen.
Niets, in de daad, kan de pooging, om een Kind in eenen uitsteekenden leevensstand te plaatzen, regtvaardigen, dan dat hy zodanige talenten bezit, als hem in staat stellen, om zyne pligten te volbrengen, met eere voor zichzelven, en ten algemeenen beste: en te bepaalen of hy weezenlyk die talenten hebbe, mag men veronderstellen dat voor den Vader niet min mogelyk, dan belangryk in de zaak zelve is.