| |
Eliza Lascells.
(Vervolg van bl. 141.)
Schoon Mevrouw lascells en haare Dogter niets wisten van den rang des Heeren, die haar met zyn bezoek vereerd hadt, hieldt zich de eerste, van wegen zyn voorkomen en manieren, overtuigd, dat hy zich in een hoogen leevensrang geplaatst vondt; en, wanneer Mr. herbert, den volgenden morgen, eliza ontdekte, dat zy in het gezelschap van edwards Vader geweest was, bedekte eene schielyk opkomende bleekheid haar gelaat. Hoe zeer ook begeerig om te mogen weeten wat deeze van haar dagt, durfde zy zelfs zyn naam niet noemen, en, haare verschooning maakende, verliet zy het vertrek; zy ging na haare kamer, en borst uit in traanen.
Naauwlyks was zy in stil gepeins en schreiend nedergezeten, of eene Dienstmaagd, door edward tot vertrouweling omgekogt, kwam by haar, haalde een brief uit haar boezem, welke niet geschikt was, om de ontroering, welke de misleide eliza bevangen hadt, te verminderen: want voor eene ziel, doordrongen van het leevendigst gevoel van kinderpligt, moest de voorslag, daar in gedaan, allerkwellendst weezen; en het leedt eenigen tyd, eer zy zo verre tot bedaaren kon komen, dat zy in staat was, na beneden te gaan. De brief was van deezen inhoud:
‘Aan Mejuffrouw lascells!
Wreede en ongevoelige eliza! Is het dus dat gy kunt speelen met de gevoelens van een gefolterd hart! Is het dus dat gy eene grooter maate van tederheid, dan eene uwer grillige Sexe ooit gevoelde, beloont! Ach, eliza! dierbaare Beslister van myn lot! waardoor heb ik verdiend eene behandeling, welke ik niet kan verdraagen? Zeg my, ach! zeg my, in welk geval heb ik u beledigd? en laat ik ten
| |
| |
minsten het geluk hebben om eenige vergoeding te doen voor mynen begaanen misslag. Uwe geraaktheid zou ik kunnen verdraagen; uw toorn zou ik misschien kunnen verbidden: maar ik kan deeze wreede veronachtzaaming niet verdraagen!
Zes dagen zyn 'er verloopen, zonder dat ik van u een brief ontving - zes dagen, schryf ik; zy schynen my zo veele jaaren: doch ik zweer, by al wat heilig is, dat, indien gy my niet onmiddelyk schryft, ik na Yorkshire zal komen, en voor uwe voeten sterven. Ja, wreede! ik zweer dat ik niet zonder u kan leeven, en dat ik u, in 't oog der wereld, myne aanbiddelyke Vrouw wil noemen!
Eliza! dierbaare eliza! verschoon deeze buitenspoorigheid. Stem slegts toe in mynen voorslag, en ik zal alles weezen, wat gy wenscht; maar, indien gy uwe toestemming niet geeft tot een geheim Huwelyk, kan ik de elende myns leevens niet verduuren. Hoe kan ik denken aan den afstand, die ons van elkander verwydert, zonder door duizend vreezen gefolterd te worden? Weet ik niet dat gy alle vrouwlyke bekoorelykheid bezit, en heb ik geen reden om te vreezen, dat elk Man, die u ziet, na uw hart zal dingen? Gy zegt my, dat gy niet kunt trouwen, zonder de toestemming van uwe Moeder; doch heeft zy my niet duizend blyken gegeeven van haare vriendschap en hoogagting? En ben ik niet alleen wederhouden geworden van haare toestemming tot onze vereeniging te vraagen, uit vreeze dat zy mynen Vader de gesteltenis van myn hart zou ontdekken? - - Maar, wanneer gy eenmaal de myne zyt, myne eliza, buiten het gezag van ouderlyken dwang om ons te scheiden, zal ik hem bekend maaken met het dierbaar voorwerp, 't welk myne genegenheden innam en tegen zyne oogmerken my deedt aankanten: want bekoorelykheden als gy bezit zullen zeker pleiten voor de eenige daad van ongehoorzaamheid in zyn' Zoon! - Ik heb een Vriend, die gereed is, de trouwplegtigheid tusschen ons te volvoeren. De vacantie begint heden, en ik heb verlof van myn' Vader om een reisje na Wales te doen. Ik zal aan de tuinpoort weezen, met een postchais en vier paarden, op Woensdag, den tweeëntwintigsten, 's nagts ten twaalf uuren, en uwe getrouwe peggy zal ons op reis vergezellen.
Wilt gy hier in toestemmen, of my in 't verderf nederstorten? Want ik zweer, geen uur uwe weigering te zullen overleeven. Zyn de banden van pligt sterker dan die van genegenheid? Of is dit by u enkel een voorwendzel, om de vermindering van uwe liefde te bedekken? - Nog eens, ik smeek om de vergiffenis van myne eliza; nog eens smeek ik haar om medelyden te hebben met den ontroerden staat
| |
| |
van myn hart. Ach, myn Lieve! gy zyt de beschikster van myn bestaan; het Weezen, 't welk elke klopping van myn hart bestuurt.
Denk niet, dat uwe Moeder ongelukkig zal gemaakt worden door uwe toestemming in den eenigen maatregel, welke myn leeven kan behouden: want ik houd my verzekerd, dat, indien ik myns Vaders toestemming tot onze Egtverbintenis kon verwerven, uw edward de Zoon haarer verkiezinge zou weezen. - Het oogenblik, waar op de trouwplegtigheid voltrokken is, verzekert u, voor altoos, van my. Ik zal een daar toe geschikten boode afzenden, om het haar te berigten; en, naa dat ik uw gezelschap eenige weinige weeken ongestoord genooten heb, zal ik u weder leveren in de armen van deeze beminnenswaardige Vriendin.
Ik zal uw antwoord verwagten, myne dierbeminde eliza, met eene maate van bekommerdheid, welke de verbeelding zich niet kan voorstellen. En alzo ik het mogelyk oordeel, dat myn geluk u niet meer ter harte gaat, zal ik beschikking maaken op alle myne tydlyke zaaken; want ik roep den Almagtigen tot getuige aan van myne verzekering, dat ik geen uur wil of zal leeven, indien myn verzoek wordt afgeslaagen. - Vaarwel dan - misschien voor eeuwig! Aanbiddelyke eliza! mogt uw hart lang een vreemdeling zyn van de kwellingen, welke ik voel! Ik ben overkropt van boezemsmerte, en buiten staat om wenschen uit te boezemen voor het geluk van haar, die myne zielsrust verstoord heeft!
Ach, eliza! dierbaarste, beminnelykste onder de Vrouwen, denk om de elende, welke u wagt, indien gy weigert aan myn verzoek te voldoen!
edward charlton.’
Terwyl de ontroerde eliza deezen brief las, gaf Mr. herbert Mevrouw lascells berigt van het onderhoud tusschen hem en edwards Vader, en dat hy de hoop koesterde, dat de Heer charles, in het toekomende, zou kunnen overgehaald worden om de Egtverbintenis tusschen haare Dogter en zynen Zoon toe te stemmen. - Het bleek gelaat van eliza, toen zy beneden geroepen werd tot het middagmaal, overtuigde Mevrouw lascells, dat eene nieuwe bezorgdheid het gemoed haarer Dogter prangde. Zy besloot onmiddelyk daarop, een bezoek te geeven aan eene Vriendin, die een halve myl van Zee woonde. De vrolykheid der plaatze, de verscheidenheid van gezelschap, daar komende, vleide zy zich, zou den droeven nevel, die over den geest haarer beminde Dogter hing, ver- | |
| |
dryven. Zy ging vroeger, dan gewoonlyk, van tafel, om een brief van kennisgeeving aan haare Vriendin te schryven. Eliza was ook bezig met een brief op te stellen, maar met geheel andere aandoeningen, dan die haare Moeder gevoelde; de eene schreef met oogmerk om het geluk te bevorderen van eene geliefde Dogter, de andere om een doodlyken slag toe te brengen aan de rust van eene toegeevende Moeder. Drie brieven stelde de ongelukkige Dogter op; driemaal verscheurde zy dezelve - zo bedroevende en kwellende waren by haar de gedagten over het geen haare Moeder by den voorgestelden stap zou te lyden hebben: maar het denkbeeld van den stervenden edward, zich door haare wreedheid aan den dood ten prooije geevende, dwong haar in 't einde de wederhoudene toestemming af. - Naauwlyks was de brief afgegaan, of zy wenschte dien weder in handen te hebben; en zy besloot, de onvoegelykheid van haar gedrag te belyden voor haar, die zy voorneemens was te bedriegen; doch vondt zich wederhouden door de heilige belofte aan edward gedaan, en door de vrees
dat hy het slachtoffer zou worden van de woede zyns Vaders.
Te vergeefs zogt Mevrouw lascells de zwaargeestigheid van haare Dogter te verdryven: want elke pooging, welke zy aanwendde, deedt alleen haare traanen vermeerderen. Zich in haars Moeders armen werpende, schreide zy aan haaren boezem, by herhaaling betuigende, dat zy alle de betoonde tederheid onwaardig was. ‘Neen,’ sprak deeze uitmuntende Moeder, haare traanen met die haars Kinds mengende, ‘neen, beste der Dogteren, gy verdient alles wat de liefhebbendste Moeder kan doen tot uwe Geluksbevordering! Doch ik had my verbeeld, dat gy meer sterkte van geest bezat. Van waar die verregaande droefenis? Van waar die sterke gemoedsbeweeging? Wilt gy met uwe Moeder niet, als met uwe Vriendin, handelen? Zeg my, op welk eene wyze ik uw geluk kan bevorderen. Leg uw hart voor my open, myn lieve Kind! - Ik ben thans onderrigt van uwe genegenheid tot edward charlton, hoe zeer ik dit niet bemerkte vóór dat hy van hier ging. Ik bedroef my daar over, dewyl ik weet dat zyn Vader met hem een ander oogmerk heeft; doch ik heb eenige reden om te denken, dat hy tot toestemming zal kunnen worden overgehaald. - Alles, wat ik van myne lieve eliza te verzoeken heb, is, dat zy geene geheime briefwisseling houde met een jong Heer, die geene vryheid heeft om zyne hand aan te bieden. Nogthans, hoe kan ik voor een oogenblik gelooven, dat het voor haar mogelyk zou zyn, schuldig te weezen aan een bedryf, 't welk de welvoeglykheid zelve wraakt?’
De diepgetroffe eliza (ter kamer uitsnellende) zeide: ‘Ach, myne Moeder! gy stelt myne aandoeningen op eene harde
| |
| |
proeve.’ Mevrouw lascells, geloovende dat zy dus aangedaan was over het enkel vermoeden van schuldig te weezen aan zulk een bedryf, volgde haar in den tuin, om zich, wegens de gemaakte aanmerking, te verontschuldigen. Dit oogmerk werd egter verydeld, door de komst van twee Vriendinnen van eliza. Daar derzelver gezelschap den nevel van droefgeestigheid scheen te verdryven, besloot Mevrouw lascells, dit onderwerp niet weder aan te roeren. Het antwoord op haaren brief was volkomen naar haar wensch: want men hadt haar dikwyls te vergeefs verzogt, aldaar eene maand door te brengen; doch schoon zy met genoegen vooruitzag op dit reisje, kon zy niet voor het einde van de maand daar ontvangen worden.
Wanneer zy eliza kennis gaf van het beraamde uittochtje, borst deeze, in stede van eenig antwoord te geeven, in traanen uit. Mevrouw lascells oordeelde het niet geraaden, onderzoek te doen op deeze gemoedsbeweeging, en diensvolgens werd 'er niet meer van gerept.
Het tydperk, 't welk het lot van eliza zou beslissen, naderde met een bykans onbegryplyken spoed: de uuren scheenen, met eene buitengewoone snelheid, om te vliegen. Van dag tot dag nam de droefgeestigheid der ongelukkige Dogter toe. Elk bewys van tederheid, welk zy van haare beminnenswaardige Moeder ontving, was eene nieuwe kwelling voor haar reeds gefolterd harte. Dikwyls zag zy haare Moeder aan, tot dat zy, bykans door boezemsmerte gestikt, haar om den hals viel, en in traanen uitborst. Veelmaalen was zy op 't punt om voor haar op de knieën te vallen, en eene volle schuldbekentenis te doen; maar de bedenking van de belofte, door haar aan edward gedaan, belette haar te spreeken, bondt haare tong. - De laatste dag, welken zy stondt door te brengen in het vreedzaam verblyf haarer Moeder, bragt zy door in een stryd van gemoedsbeweegingen, voor geene pen te beschryven; en, met het vallen van den avond, werden haare aandoeningen zo hevig, dat haare Moeder met de grootste ongerustheid werd bevangen. Het uur om na bedde te gaan eindelyk gekomen zynde, scheenen elizas kragten te bezwyken: haare Moeder boodt haar aan, dat zy by haar zou komen slaapen; maar peggy, die alles, tot de reis noodig, beschikt hadt, merkte op, dat zy Juffrouw eliza menigmaal hadt hooren zeggen, dat zy niet dan alleen kon slaapen.
Het denkbeeld, dat eliza niet wel zou kunnen rusten, dan in haar eigen bedde, was genoegzaam voor Mevrouw lascells om het voorgestelde by haar slaapen te laaten vaaren; en haar verzoekende na bedde te gaan, beloofde zy haar iets warms te zullen bezorgen, met aanmaaning om het te gebruiken. Deeze proeven van moederlyke tederheid waren dolken in 't hart van eliza. In haar slaapvertrek treedende, wierp
| |
| |
zy zich op een stoel neder, zeggende: ‘Ach, peggy! het is my onmogelyk, zodanig eene Moeder te bedriegen. - Ik kan niet! ach! ik kan my niet schuldig maaken aan zulk een misdryf!’
‘Noemt gy dit misdryf, Juffrouw lascells!’ hernam de trouwlooze Dienstboode; ‘noemt gy een misdryf het leeven te bewaaren van den waardigen Heer charlton? want ik ben verzekerd, dat hy, indien gy hem misleidt, naa uwe gedaane belofte, geen uur zulks zal overleeven. Ach, Mejuffrouw! gy weet niet hoe zeer hy u aanbidt! Ik ben verzekerd, dat hem over u te hooren spreeken, elks hart moet breeken.’ - ‘En, peggy,’ riep eliza, ‘aanbidt myne Moeder my niet; was 'er immer eene Moeder zo bezorgd voor haar Kind? Zal ik alle haare goedheden met de snoodste ondankbaarheid beantwoorden? Ach! ik wenschte, dat de Hemel, op dit eigenst oogenblik, een einde aan myn leeven maakte!’ - ‘'t Is een blyk, Mejuffrouw,’ hernam peggy, ‘dat gy de Heilige Schrift niet verstaat; zegt deeze niet, dat een Man Vader en Moeder zal verlaaten, en zyn Wyf aanhangen? En is 'er niet nog een sterker verpligting voor ons, om den Man te beminnen en te gehoorzaamen? Doch wat heb ik van Pligt te spreeken, daar Liefde het geval is? Daarenboven kunt gy aan uwe Moeder een Brief van geruststelling laaten. Alles, wat ik te zeggen heb, is, dat, indien gy voortvaart den Heer charlton te bedriegen, hy vóór morgen avond een Lyk zal weezen: en gy zult geen oogenblik vervolgens rust hebben; zyn geest zal om u heenen waaren, wegens het verbreeken van uw woord.’ - ‘Geen woord meer, peggy!’ hernam eliza; ‘myn lot is beslischt, en ik moet myn woord houden: maar millioenen zou ik willen geeven, indien ik ze bezat, zo ik kon vermyden myne Moeder weder te zien!’ - ‘Stap in het bedde, Mejuffrouw, en doe alleen uw nagtmuts op,’ zeide peggy; ‘en wanneer Mevrouw komt, zal ik zeggen, dat gy slaapt.’ -
Eliza volgde deeze raadgeeving en sloot by het inkomen van haare Moeder de oogen. Peggys opgestooke vinger gaf aan Mevrouw lascells de blyde kundschap, dat het voorwerp haarer bezorgdheid reeds de verlangde rust genoot. Naa haare Dogter eenige oogenblikken te hebben aangezien, gaf zy het gereedgemaakte aan peggy over, met last om het warm te houden tot dat eliza weder ontwaakte. - Zo ras de tederbezorgde Moeder de kamer verlaaten hadt, verzamelde de listige Dienstboode alle de reeds gepakte goederen; eliza rees op, om eenige weinige regels aan haare Moeder te schryven.
De tyd, door edward bepaald, naderde met rasse schreeden; twee of drie brieven waren in aller yl geschreeven, en de een naa den ander verscheurd, wanneer de klok twaalf uuren sloeg, en dit slaan de klopping van het hart der be- | |
| |
droogene Jongedogter scheen te doen ophouden. De onverduldige peggy vermeerderde de geweldigheid haarer gemoedsbeweegingen. ‘Indien gy,’ was haar woord, ‘vyf minuuten langer draalt, zal de Heer charlton niet meer in leeven zyn.’ - ‘Laat,’ hernam eliza, ‘het gevolg weezen wat het wil, ik zal niet vertrekken, zonder myne Moeder eenige regels geschreeven te hebben.’ Zy vatte de pen weder tusschen de beevende vingeren, naauwlyks in staat om dezelve te bestuuren, en bragt het volgende op 't papier:
‘Ach! myn dierbeminde Moeder! hoe zeer heb ik U bedroogen! maar ik was tot geheimhouding verbonden door eene allerplegtigste belofte: edward vreesde, dat gy zynen Vader zoudt verwittigen van ons voorgenomen Huwelyk; doch, binnen 't verloop van veertien dagen, zal hy my weder in uwe armen bezorgen. - Dierbaarste aller Moederen! welk een lange tyd zal dit voor my weezen! Nimmer ben ik één dag uit uw oog geweest. - Duizendmaalen heb ik op 't punt gestaan, om my voor u op myne knieën neder te werpen, en u het plan, tot myne vlugt gevormd, te ontdekken. - Kunt, wilt gy deeze ééne daad van ongehoorzaamheid vergeeven? Zult gy, met opene armen, uw berouwhebbend Kind ontvangen? - De vrees voor uw misnoegen dryft my tot wanhoop. - Ja, zeker, gy kunt 'er niet tegen hebben om edward charlton voor uwen Zoon te erkennen! Hy heeft reeds een byzonder verlof; en een boezemvriend zal ons ontmoeten in de eerste herberg, die met peggy en zyn knegt de eenige getuigen zullen weezen van de Huwelyksvoltrekking: en naa dezelve zullen wy een reisje doen van eenige dagen. - Eene Moeije van mynen edward heeft op zich genomen, onze wederkeerige liefde en verbintenis aan zynen Vader te berigten, en, indien hy onverbiddelyk blyft, zal zy ons een jaarlyksch inkomen geeven van vyfhonderd Ponden. - Ach, myne Moeder! laat my slegts mogen hoopen, dat gy onze vereeniging zult zegenen: want, van dien zegen ontbloot, zou ik diep elendig weezen.
eliza lascells.’
Met eene beevende hand vouwde en sloot eliza deezen Brief, en ging met waggelende schreeden den trap af. By het openen van de tuinpoort vondt zy zich omarmd door den Man, op wiens eerlykheid zy zich verliet. De verrukte edward riep uit, naa haar vuurig omhelsd te hebben: ‘Op myne knieën dank ik u, myne aanbiddelyke eliza, voor deezen voorsmaak van gelukzaligheid: laat ik u, myne Engelin, na het rydtuig brengen.’ In stede van haar te gelelden, moest hy haar bykans draagen; want de hevige gemoedsbeweegingen hadden haar geheel vermeesterd. Het ryd- | |
| |
tuig hadt reeds een goed stuk wegs afgelegd, eer zy het vermogen van te kunnen spreeken wederkreeg. Stilhoudende by de daartoe bepaalde herberg, kwam een Kerklyke by het rydtuig, die tot edward zeide, dat hy een half uur over den bestemden tyd kwam. In het vertrek komende, zag eliza een openliggend Gebeden- en Formulier-boek op eene tafel, die voorts met ververschingen gedekt was.
‘Nu, myn verloofde Bruid,’ riep de snoode edward uit, ‘nu zal myne vuurige genegenheid haare belooning erlangen! Kom, Mr. bullard, stel de plegtigheid niet uit; en dan zullen wy het Huwelyksfeest vieren.’ - Peggy en edwards knegt werden in de kamer geroepen, en de vermeende Geestlyke volvoerde de Trouwplegtigheid. Eliza kon niet overgehaald worden om van het opgedischte iets te neemen, maar ging vol ontroering met edward. - 's Morgens ten zes uuren deedt edward het rydtuig voorkomen; en het dus getrouwde Paar reedt na een klein Huis, door edward gehuurd, van waar een brief zou afgezonden worden aan Mevrouw lascells, om haar de weete te doen van het gebeurde.
Terwyl eliza haar lot in handen stelde van edward charlton, bragt haare Moeder eenen slaaploozen nagt over: want de verslaagenheid en ongesteldheid, die eliza den geheelen voorgaanden avond betoond hadt, vervulde haar met de diepgaandste bekommerdheid. By het aanbreeken van den morgenstond scheen egter de uitgeputte natuur de verfrissende hulp des slaaps te behoeven; en het was verre over het gewoone uur des opstaans, toen Mevrouw lascells om peggy schelde. Doch, in stede dat peggy boven kwam, verscheen 'er een jonger Meisje, 't geen zy gehuurd hadt om eenig bywerk te doen, met berigt dat peggy zich nog niet vertoond en niet in haar eigen bed geslaapen hadt. Verschrikt door het denkbeeld van elizas toeneemende ongesteldheid, sloeg zy haar mantel om en snelde na derzelver kamer. Doch men oordeele over haare ontroering en de gesteltenis van haar hart, wanneer zy het voorwerp haarer moederlyke bekommernissen daar niet vondt! De gereedgemaakte drank stondt onaangeroerd op tafel, en de ongezegelde brief lag 'er naast. - ‘Myn Kind! Myn Kind!’ was alles, wat de stamelende stem der ontsteltenisse kon uitbrengen; terwyl de traanen weigerden te vlieten. Zich zelve werpende op het bedde door eliza verlaaten, bleef zy eenige oogenblikken roerloos: in 't einde stamelde zy den naam van Mr. herbert uit, en haar doodlyk ontstelde Meisje liep terstond na diens huis. - Onmiddelyk verscheen die waardige man: de ongelukkige Mevrouw lascells was nog in het bedde; en de brief, welke haar berigt gaf van elizas vertrek en huwelyk, was nog ongeopend in haare hand.
De komst van Mr. herbert scheen de aandoeningen, die
| |
| |
een schok, zo onverwagt, te wege gebragt en voor een tyd alle andere verslonden hadt, af te breeken; zy riep uit: ‘Ach! dat ik geleefd heb, om deeze overmaate van boezemsmerte te ondervinden!’ Zy strekte de hand, die den Brief hieldt, uit, en haare traanen begonnen te vloeijen. - De ontroeringen van den braaven Mr. herbert waren weinig minder dan die van de geheel troostlooze Mevrouw lascells. - ‘Eene Moeije zou hun een jaargeld van vyfhonderd Ponden geeven?’ sprak Mr. herbert op een toon vol twyfelings. - ‘Goede Hemel!’ riep de nog heftiger ontstelde Moeder uit; ‘zeker, hy heeft geen bedrog aan zyne andere misdryven toegevoegd? Ach, Mr. herbert! hy kan myne eliza niet bedroogen hebben! Liever, veel liever zou ik hooren dat zy gestorven was!’
Mr. herbert, vreezende dat een woord hem mogt ontsnappen, 't welk smerte aan de reeds ondraaglyke smerten zou toevoegen, poogde haar te overtuigen, dat 'er geen twyfel kon weezen aan het volbragte Huwelyk, en boodt aan, zyne poogingen te zullen aanwenden om Sir charles te bevredigen. Met dit oogmerk besloot die waardige Man, zich verzekerd houdende, dat de vermelde onderstand der Moeije een louter verzinzel was, en geloovende dat een jong Heer, die zulk een onvergeeslyk bedrog gepleegd hadt, in staat was om nog grootere misdryven te pleegen, de zaak nader te onderzoeken. Wegens de wettigheid des voltrokken Huwelyks koesterde hy heftige vermoedens: maar hy besloot, de vlugtenden tot de afgelegenste deelen des Ryks te vervolgen, en zelf het Huwelyk in te zegenen.
Naa het aanwenden van alle poogingen om de geweldige aandoeningen der Moeder te doen bedaaren, in welk vriendschapsbetoon hy eindelyk gelukkig slaagde, steeg hy te paard, en reedt na de digtstbygelegene Stad, om daar de postkoets af te wagten. - Te Londen komende, hadt hy het verdriet van te verneemen dat de Heer charles charlton te Richmond was, en niet voor den volgenden dag t'huis zou komen. Naar diens Zoon edward vraagende, kreeg hy van de Dienstbooden berigt, dat deeze kortlings van huis gegaan was, om een reisje door Wales te doen. Niets kon 'er worden uitgevoerd, eer de Heer charles wedergekeerd was: de tyd scheen hem met ongewoone traagheid te verloopen; doch op het uur, door de Huisgenooten vermeld, kwam deeze te Londen, en hy kreeg des berigt.
Wanneer de Baron eerst het bedrieglyk gedrag zyns Zoons verstondt, kende diens woede en verontwaardiging geene paalen; doch, toen hy bedaardheids van geest genoeg gekreegen hadt om na reden te luisteren, en vernam, dat het voorwerp van zyns Zoons liefde de eigenste Jongejuffrouw was, die onlangs zo zeer zyne verwondering hadt gaande ge- | |
| |
maakt, kreeg droefheid en leedweezen by hem de overhand op geftoordheid en woede.
‘Ik vrees,’ sprak hy, ‘dat hy haar misleid en niet getrouwd heeft; want het grieft my, Mr. herbert, u te moeten zeggen, dat hy tot alles kwaads in staat is.’ - ‘Zo jong, en zo vol bedrogs!’ zugtte Mr. herbert: ‘Ik vond my nimmer zo zeer bedroogen; zyn gedrag, terwyl hy by my was, scheen my geheel onberisplyk; en ik hoop, Mynheer, hy is zo snood niet als gy u verbeeldt.’ - ‘Gy zyt,’ hervatte de Baron met het neerslagtigst gelaat, ‘gy zyt bedroogen; gelyk deeze Brieven u maar al te duidelyk zullen toonen.’ Dit zeggende, haalde hy uit eene laade van zyne schryftasel verscheide Brieven van twee Landlieden in de nabuurschap van Mr. herbert. In deeze werd edward charlton beschreeven als de onteerder hunner Dogteren, daar zy beide, omtrent op denzelfden tyd, moeder geworden waren; en daar zy dus begreepen, dat 'er aan geen Huwelyk te denken was, verzogten zy den Heere charles, dat hy, als een man van eer, zorg voor de Kinderen zou draagen. Hierin scheen deeze toegestemd te hebben, en uit inzigt voor de ongelukkige Landmeisjes was het geval gesmoord geworden; doch de vrees van Mr. herbert vermeerderde grootlyks op het leezen deezer Brieven.
‘Hy zal,’ riep de Heer charles uit op een sterken toon, ‘hy zal, ik zweer het by den Hemel! haar trouwen. Maar hoe zullen wy hun ontdekken? want ik geloof niet dat zy in Wales zyn.’ - Op dit oogenblik ging de deur open, en de Heer george freelove, een boezemvriend van edward, tradt, zouder pligtpleeging, ter kamer in. - Het gelaat van beide de Heeren tekende eene hevige gemoedsbeweeging, welke deeze Jongeheer terstond ontdekte; en geloovende dat de Heer charles kennis gekreegen hadt van edwards doorgaan, sprak hy hem in deezer voege aan: ‘Gy schynt, waarde Heer! ontsteld: hebt gy iets van uw Zoon vernomen, 't geen u ontroert?’ - ‘Kunt gy,’ hernam de Baron, ‘my eenige kundschap geeven, welke gy denkt dat my tot verligting kan dienen? Zeg my, george! is hy getrouwd, ja of neen?’ - ‘Getrouwd!’ hernam grorge op een toon van verwondering. ‘getrouwd! Hoe, myn waarde Heer! gelooft gy dat hy zich aan zulk eene dwaasheid zou schuldig maaken?’ - ‘My was,’ luidde het wederwoord, ‘met de daad verteld, dat hy, naa een bekomen byzonder verlof, eene Jongedogter niet verre van York getrouwd hadt, en dat hy nevens haar thans een reisje na Zuid Wales deedt.’ - ‘Wel dan, Mynheer! kan ik u gerust stellen, en u zeggen, dat hy zich tegenwoordig op een aartig klein Buiten, geen dertig mylen van York, bevindt: het voorwerp zyner Liefde
| |
| |
is zeker by hem; maar ik verzeker u hy heeft geen oogmerk om na Zuid-Wales te gaan. Het Meisje, vind ik, heeft eene ouderwetsche opvoeding gehad, en, schoon tot gekwordens toe op hem verliefd, was het Huwelyk haar onophoudelyke Text; waarom edward, ten einde haar in een goed humeur te brengen, tom bullard overhaalde, om, als een Geestlyke, het Huwelyk te sluiten: in Liefdesgevallen, zo wel als in den Kryg, zyn alle listen en verschalkingen geoorlofd; - een Huwelyk, ik verzeker het u, kwam nooit op in edwards gedagten.’ - Zo driftig zogt freelove zynen Vriend van het misdryf des Huwelyks vry te pleiten, dat hy niet lette op de uitwerking, welke zyn gesprek baarde; doch, by het uitspreeken der laatste woorden, viel zyn oog op Mr. herbert, wiens gelaat verwondering en verbaasdheid tekende. Het denkbeeld, dat deeze Man de Vader van zyns Vriends Beminde mogt weezen, trof hem, en, verlegen over de opening, welke hy gegeeven hadt, snelde hy ter kamer uit, in 't midden brengende, dat hy zich eene belofte herinnerde, welker vervulling geen uitstel konde lyden.
(Het Vervolg hiernaa.) |
|