Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijPoëzy, uitgegeeven door Mr. Willem Bilderdyk. IIIde Deel. Te Amsterdam, by J Allart. In gr. 8vo. 162 bl.De vorige Delen kondigden wy onlangs aanGa naar voetnoot(*), en by het toen gezegde hebben wy niets te voegen; bilderdyk blyft toch, in ons oog, denzelfden uitmuntenden ken- | |
[pagina 675]
| |
ner en beoefenaar der kunst. In dit opzicht achten wy hem waarlyk hoog; zyn Klaagzang, over zyne verwydering van den Vaderlandschen grond, roerde ons ook daarom zeer. Het vers, Aan myne Dierbaarste, zal toch van hem zyn; het is B getekend. Ziet hier enige Coupletten:
Eens, na al myne ongelukken,
Weêr den dierbren grond te drukken,
Waar my 't eerste licht bescheen!
By de beenders van myn Vaderen
Ook myne asch te doen vergaderen!
En die stond te voelen naderen!
ô Hoe zwol my borst en aderen
Op dit bloot besef alleen!
Maar dit uitzicht is verdwenen;
Deze hoop heeft uitgeschenen
Als een dwaallicht dat verschiet.
't Is beslist, wy zyn verloren!
't Noodlot heeft het dus beschoren!
't Vaderland is afgezworen;
En het kroost, uit ons geboren,
Noemt het, maar als 't zyne niet.
Vaderland! ô naam vol weelde,
Die my steeds het harte streelde,
Sints ik 't eerst bewustzyn had!
Dien ik nimmer kan vergeten!
'k Mag u 't myne niet meer heeten.
't Noodlot heeft de stalen keten
Thands voor eeuwig losgereten,
Die ons samen hield gevat.
'k Zal uw welige landouwen,
'k Zal uw' grond niet weêr aanschouwen,
Vry door myner Vaadren moed:
'k Zie uw welvaart nooit weêr bloeien:
'k Zal de striemen uwer boeien
Met myn tranen niet besproeien!
Niet besproeien met myn bloed!
'k Moet in 's aardryks verste hoeken
't Schamel brood des kommers zoeken,
Balling van myn' eigen' haard.
'k Moet tot d'oever van myn dagen,
Moê een schaduw na te jagen,
In des onheils barre vlagen,
Dak, en vry-, en grafplaats vragen,
Waar my 't lot die heeft bewaard.
|
|