Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerantwoording en Verdediging van Cornelius de Jong, wegens zyn gehouden gedrag voor, by en na de Overgave van 's Lands Eskader voor de Vlieter, den 30 Aug. 1799, enz. IIde Stuk. Te Haarlem, by F. Bohn, 1804. In gr. 8vo. 470 bl.Van het Eerste Stuk deezer Verantwoordinge hebben wy, naar den aart des Werks, een vry breed verslag gegeeven.Ga naar voetnoot(*) Te voorzien was het, dat het beloofde Vervolg, behelzende alle Rapporten, Verhooren enz., naar den aart dier zaake, vry omslagtig zou weezen. Dit Tweede Stuk behelst nog alles niet; het eindigt met de Conclusie van Eisch des Advocaat Fiscaals. Niemand onzer Leezeren verwagt, dat wy, ten aanziene van dit Boekdeel, meer doen dan het bloot aankondigen. - Hier en daar, schoon schaars, ontmoeten wy eene Aantekening aan den voet der bladzyde. Eén deezer kunnen wy, van wegen de door ons voorheen overgenomen Historia Facti, niet onvermeld laaten. Op de Vraag, ‘of hem Gecustod. ook eenige verdere omstandigheden kennelyk waren, die met het ongelukkig verlies van 's Lands Vloot in eenig verband konden gerekend worden: en zo ja, welke?’ was de jong's Antwoord: ‘Neen! geene meerdere Consideratien te kunnen opgeeven; vermeenende, zo in zyne Rapporten als Memorien, en nu in deze, de omstandigheden en oorzaaken van dit verlies ampel gedetailleerd te hebben.’ Dan vermeldt hy in eene Aantekening: ‘In dit Antwoord wordt opzettelyk gezegd, geen meerdere Consideratien te kunnen opgeeven. De rede hier van is deze, om dat ik, den geest | |
[pagina 673]
| |
van den Krygsraad nu reeds kennende, begreep, dat het onvoorzigtig zou zyn, om de drangreden aan te voeren, welke hier voor in de Historia Facti is opgegeeven; naamlyk, dat ik de in allen gevalle verloorene Schepen liever in handen van den Prins, onzen geweezen Stadhouder, zag, waar door zy een Nationaal Eigendom konden blyven, dan in die van een buitenlandsch Vyand, die ze als zyne Pryzen zou wegvoeren. - Hier gelieve men in 't oog te houden den waaren staat van het geschil; hier in bestaande: aan wien men de altoos verlooren Schepen geeven wilde; aan den Prins, die, volgens alle menschlyke berekeningen, moest doordringen; of aan de Engelschen? Een enkel schot besliste ten voordeele der laatsten; en meer dan hier en daar een enkel schot was 'er voorzeker, door de positie en onwil, niet gevallen. Ik vond het eerste verkieslyk en zelfs pligtmaatig.’ |
|