Verhandeling over de Voor- en Nadeelen der Aderlaating by zwangere en baarende Vrouwen, enz. Door Coenraad Kerbert, Heel- en Vroedmeester te Koog, aan de Zaan. Te Amsterdam, by J.B. Elwe, 1804. In gr. 8vo. 122 bl.
Dit Stukje, welk van de drie ingekomene Antwoorden den Eereprys heeft weggedraagen, behelst een Antwoord op de volgende Vraage, door het Heelkundig Genootschap alhier voor den Jaare 1802 voorgesteld: ‘Naardien de Aderlaating, aan zwangere en baarende Vrouwen, nu eens van zeer veel nut, dan eens schadelyk zyn kan; is de Vraag: in welke gevallen en omstandigheeden, wordt dezelve noodig en noodzaaklyk, in welke daarëntegen, moet zy nagelaaten worden, en welke zyn de voorwaarden, waar na men zig, in beiden moet gedraagen? Welken daarënboven zyn de gronden van Ontleed- en Verloskundige ondervinding, die hieromtrent moeten beslissen; en by welke beroemde Schryvers, worden dezelven gevonden?’ - en is in vyf Afdeelingen, en deeze wederom in §§ verdeeld, in welker eerste de Schryver de Baarmoeder, in haaren natuurlyken en in haaren bezwangerden staat, ontleedkundig beschouwt; in de tweede handelt hy over het Aderlaaten in het algemeen, by de zwangerheid der Vrouwen; in de derde, over de voor- en nadeelen der Aderlaating, in de byzondere ziekten en toevallen der zwangeren; in de vierde, over de voor- en nadeelen der Aderlaating, by de bloedvloeijingen der zwangeren en het miskraamen; en eindelyk, in de vyfde, over de voor- en nadeelen der Aderlaating, in den tyd der baaring.
Hoe zeer nu de Schryver, volgens deeze schets, zyn onderwerp uitvoerig schynt uitgewerkt te hebben, en men hem ook de eer moet laaten, dat eenige, trouwens zeer weinige, hier by gevoegde eigene waarneemingen een' goeden Practicus te kennen geeven, die op verre na niet zoo veel prys schynt te stellen, als veelen zyner Kunstbroederen, op de zoo dikwerf misbruikte en ten onrechte aangewende bloedvergietingen; zoo kunnen wy evenwel niet ontveinzen, dat deeze Verhandeling weinig aanspraak heeft op de meerdere voorlichting omtrent dit