opend graf! een graf waarin het ontzielde stof van mynen dierbren Vriend binnen weinige oogenblikken voor myne oogen zal nederzinken. Zou ik hiet ongevoelig kunnen zyn! Hy, die met verachting de traan uit myne oogen in het wachtend graf ziet nedervallen, is den naam van Vriend, wat zeg ik, is den naam van Mensch onwaardig. Ik ween om het gemis van mynen Jonathan.’
By het graf, het nog geöpend graf van zynen Jonathan was David zo woordenryk niet. Doorgaans kwam het ons voor, dat de Schryver, zyn onderwerp bepaald hebbende, zich nu moeite gaf om 'er iets over te zeggen; en eerst dan nog bedenken moest, wat hy gevoelen en zeggen moest.
‘Maar welke opbeurende gedachte vind ik teffens hier niet, als ik den afgewentelden grafzerk beschouw; wanneer de voortrollende eeuwen eens in den oceaan des tyds zullen zyn weggespoeld, dan zal ook in dien dag om welken alle dagen geschapen zyn, den dag der algemeene opstanding der dooden, deeze marmeren steen geopend, en mynen jonggestorven boezemvriend aan my weder gegeeven worden. Streelend denkbeeld!’ enz. Welke uitgezochte woorden, en dat van een bloedend hart, 't welk, by het geöpend graf voor den Boezemvriend, ieder oogenblik het dierbaar lyk verwacht.
‘'Er zyn oogenblikken, waarin de wooningen des doods niets verschrikkends voor ons hebben;’ enz. Ene ware en goede gedachte, maar die al aanstonds hier verwaterd wordt: ‘Alle die toebereidselen, welke ik thans voor my zie, het flaauwe lamplicht, 't geen, slechts hier en daar geplaatst, den weg tot de rustplaats aanwyst; de toebereide rustplaats zelve; de naderende lykdraagers;’ enz. enz.
Wy willen niet voordgaan; wy zouden den Jongen uit de Kerk doen gaan, die zodanige voorwerpen stond op te sommen, ook wanneer wy met het lyk van enen hem onbekenden naderden; en hier staat hy by de begraafnis van zynen eigenen Boezemvriend! - Het is zoevallig, dat het Boekje hier juist voor ons open viel.