Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij's Graavenhage in de Dertiende Eeuw, volgens eene oude Aftekening; met Historische Ophelderingen, door W.H.J. van Westreenen. 's Graavenhage, by P. van Daalen Wetters, 1804. In gr. 8vo. 34 bladz.De vlytige en kundige westreenen geeft hier den Nederlanderen een geschenk, dat, hoe klein in het voorkomen, by elken Liefhebber der Oudheidkunde eene aanmerkelyke waardy zal hebben. Waarin het besta, ziet men uit den opgegeven titel. Het is, naamelyk, een Kaartjen van den allereersten aanleg van 's Graavenhage, in het midden der Dertiende Eeuwe, of omtrent 300 jaaren vroeger dan eenige andere thans bekend zynde asbeelding of beschryvingGa naar voetnoot(*). Het Kaartjen zelve is, evenwel, niet van dien onderdom, maar in het jaar 1528 getekend door christoffel marghe, iemand van elders den tegenwoordigen Uitgeever onbekend, doch, zo als deeze aanmerkt, misschien een Duitscher, die tot het gevolg van karel den Vden behoordeGa naar voetnoot(†). De Maaker zegt niet ‘of het eene copie is van een ouder aftekening, of wel een eigenaartig stuk, door hem ontworpen, en gegrond op de aantekeningen, toen in weezen, en de overleveringen van zyn tydGa naar voetnoot(‡).’ De Heer van westreenen laat dit onbeslist, en de Recensent zal zich wel wachten van omtrent een zo duister stuk eenige uitspraak te doen. Ondertuschen zoude het nog al eenigen invloed hebben op de waarde van het Stuk, indien men dit konde bepaalen. Zekerlyk kan men in het begin der XVIde Eeuwe aantekeningen, berichten en overleveringen gehad hebben, welke nu verloren, of, indien zy | |
[pagina 639]
| |
al ergens schuilen, niet meer bekend zyn; maar op zulke berichten af eene Kaart of Tekening te ontwerpen, is altoos veelmeer by gissing te werk gaan, dan indien de Tekenaar eene Afbeelding, 200 of 250 jaaren oud, voor zich heeft, welke hy alleenlyk behoeft te volgen. Hoe belangryk ook de voorwerpen zyn, waarover de Hr. van westreenen vervolgens handelt, wy wenschten wel, dat hy ons hieromtrent zyne gedachten, en, indien niet zyn gevoelen, ten minsten zyne gissingen had medegedeeld. Zal de Recensent waagen, de zyne te zeggen? Het Byschrift, ghedaan 1528 bi mi Christoffel Marghe, zonder eenige verdere byvoeginge of overwyzinge, schynt ruim zo veel een oorspronglyk stuk van den Tekenaar aan te duiden. Maar begunstigen niet andere byzonderheden de gedachten van eenen aanmerkelyk hoogeren ouderdom? B.v. In de Tekening leezen wy; die weg daër men te Leijen gaet. Deeze is, zo als de Hr. van westreenen aanmerktGa naar voetnoot(*), naar alle waarschynelykheid, de wech van 's Graavenzande na Leiden, en hier vindt men, op No. 9, een huis, waarby staat: dit is half weg, zonder verder byvoegsel. Nu was in de XVIde Eeuwe 's Graavenzande geene plaats meer van aanbelang of vermaardheid; maar in de XIIIde was het aanzienlyk door het verblyf der Hollandsche Graaven, welker hofhouding eerst door willem den IIden vandaar na den Haag werd overgebragt, terwyl zyne Moeder, Vrouw machteld, nog te 's Graavenzande bleef woonenGa naar voetnoot(†). Toen voegde het veel beter, de halfscheid van den wech tusschen 's Graavenzande en Leiden, alwaar veelen der oude Graaven hun Hof hielden, willem de IIde geboren werd, en ten minsten eenigen tyd woondeGa naar voetnoot(‡), zo naauwkeurig te bepaalen, zonder eene der beide plaatzen te noemen, dan 250 jaaren laater, wanneer 's Graavenzande niet meer in eenige aanmerking kwam. Schynt ook niet de geheele smaak der Tekening, indien men smaak aan dezelve mag toeschryven, eenen vroegeren tyd, dan de eerste helft der XVIde Eeuwe, aan te duiden? Doch wy keeren van deezen uitstap weder tot het Werk van den Hre. van westreenen. In het Kaartjen, dat tot hetzelve aanleiding gaf, ziet men verscheiden gebouwen getekend, welke den eersten aanleg van het naderhand zo beroemde en bloeiende | |
[pagina 640]
| |
's Graavenhage vertoonen, en welker plaatzing en oorsprong door den Schryver, met veele blyken van grondige Oudheid- en Historiekunde, zo veel mogelyk, worden nagespoord en aangewezen. Verrewech het voornaamste van allen is, Dat Pallaes..... Graäf Willem Ao. 1249 gebouwdGa naar voetnoot(*). De kundige Schryver neeme ons hier eene kleine aanmerking niet kwalyk. In zynen tekst staat, ter aangehaalde plaatze, Pallaes; maar in het Kaartjen leezen wy duidelyk Paleis. Vanwaar dit onderscheid? Zoude het, misschien, een misslag zyn van den Graveerder, die hier het oorspronglyke niet naauwkeurig genoeg volgde? Daar de strppen..... in den tekst staan, schynt men, naar de letters in het Kaartjen, te moeten leezen man; misschien eene fout van den eersten Tekenaar voor van. - De Schryver (om voort te gaan) erkent, dat, volgens sommigen, dit gebouw eerst in het Jaar 1250 door Koning willem zoude gesticht zyn; maar brengt meer dan ééne gewichtige reden by voor het gevoelen, dat het hier opgegeven jaargetal het rechte zyGa naar voetnoot(†). Waarschynelyk mag men stellen, dat in het Jaar 1249 de aanvang van het bouwen gemaakt, maar het huis of paleis eerst in het volgende jaar in eenen bewoonbaaren staat zy gekomen, en dat 'er nog meer jaaren zyn verlopen, eer alles geheel voltooid was, daar willems Zoon floris nog naderhand groter ende costeliker dede maken dat Hof in den Hage als dye Capelle ende andere camerenGa naar voetnoot(‡). By welke gelegenheid ook wordt aangetoond, dat het bouwen der Hofkapelle (thans de Fransche Kerk), hetgeen sommigen aan floris schynen toe te schryven, wel enkel van eene versraajing en meerdere opsiering kan genomen worden. Ons bestek laat niet toe, verder uit te weiden: anders zouden wy nog gaarne onzen Leezeren iets mededeelen van hetgeen de kundige Schryver zegt, raakende het Stamhuis van het Geslacht uittenhageGa naar voetnoot(§), het huis te HalfwegGa naar voetnoot(**), waarschynelyk het allereerste huis van 's Graavenhage, en een Jachthuis der oude Graaven. Maar het is tyd, dat wy eindigen: het geheele Stukjen verdient gelezen te worden; en wy hoopen, dat de Hr. van westreenen ons meermaalen gelegenheid zal geeven om eenig bericht van zynen letterarbeid in ons Maandwerk te plaatzen. |
|