Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReizen in Opper- en Neder-Egypten, geduurende de Veldtogten van den Generaal Buonaparte. Door Vivant Denon. Uit het Fransch vryelyk vertaald. Gevolgd door een Aanhangsel by de Vertaaling. Door E.A. Kendal. Met Kaarten en Plaaten. IIde Deel. In den Haage, by J.C. Leeuwestyn. In gr. 8vo. 455 bl.Schoon eene uitvoerigere en prachtigere Nederduische Verrtaaling, door herm. bosscha, aanvanglyk het licht zietGa naar voetnoot(*), mogen wy niet nalaaten de voltooijing te vermelden der vrye Vertaaling, met dit Tweede thans voor ons liggend Deel. Onze stelling, by de aankondiging des Eersten Deels deezes Werks, dat het eene Vertaaling of Naavolging was der Engelsche verkorte Vertaaling, of liever Samendringing, van den Heere kendal, toen bekragtigd door het voorgevoegde Geschiedkundig Verhaal der Verovering van Egypten door de Franschen, vinden wy gestaafd door het Aanhangzel van die zelfde Engelsche hand, agter dit Deel geplaatst. Volslaagen gelden de Aanmerkingen, op het Eerste Deel deezer Vertaalinge gemaaktGa naar voetnoot(†), op dit Tweede. Wy zullen van een Werk, door het Mengelwerk onzer Letteroefeningen, van tyd tot tyd, eer 'er eenige Nederduitsche Vertaaling van 't zelve het licht zag, reeds in schryfwyze en byzonderheden bekend, geen doorloopend uittrekzel geeven, of staalen verschaffen. | |
[pagina 633]
| |
By veele verkortingen des Engelschen Bewerkers van dit Reisverhaal, ontmoeten wy eene Uitweiding, of Invoeging, door hem geplaatst, ter gelegenheid, dat enon verhaalt, hoe murat-Bey een Zendeling hadt uitgezonden, te Derma ontscheept; daar by vermeldende: ‘Deeze Zendeling was geen minder Personagie, dan de gewaande Engel mohdi, in den Koran aangekondigd, en toegezegd ter verlossing der waare Geloovigen: de ellendeling, wien murats staatkunde nu deeze rol deedt speelen, werd voor den beloofden Engel herkend door een Pelgrim, aan het hoofd van tweehonderd Muggebrynen; de standaard van den Propheet werd ontrold, en men kondigde wonderwerken aan; de verdwaasden geloofden heiliglyk, dat de snaphaankogels en zelfs het canon der Franschen niet in staat waren om het minste leed te doen aan hun, die zich onder deeze gewyde baniere schaarden. Plotseling in de Provincie Bahireh inrukkende, maakte deeze Engel mohdi zich by verrassing meester van Demenhur, alwaar slegts eene bezetting van zestig Fransche soldaaten lag; by deezen voorspoedigen aanvang, namen de aanhangers van den nieuwen Aanvoerder sterk in getal toe; de Beduin-Arabieren schoolden van alle kanten saam, en de troep der misleide dweepers werd ontelbaar. Even gelyk de dwarlwind, die de woestyn doortrekt, hief zy, in haaren voortgang, pylaaren van zand en stof in de hoogte, en scheen te gelyk hemel en aarde te bedreigen, maar op den eersten slag, aan haaren grondsteun gegeeven, zag men haar wankelen, nederstorten en verdwynen; een detachement werd uitgezonden, Demenhur hernomen, vyftien honderd muitelingen gedood, en de overigen verstrooid; de Engel mohdi, die een wond bekomen hadt, redde zich met moeite door de vlugt; de begocheling verdween, en van dit verschynzel, en deszelfs legermagt, werd verder geen woord meer gehoord.’ De Heer kendal, dit vermeld hebbende, voegt 'er eene Opheldering by, welke ons hoofdzaaklyk berigt, dat het zestiende groote teken van het aannaderend einde der wereld door mohammed beschreeven werd in de aankomst van den Engel mohdi, of den Bestuurder; omtrent wien hy de voorspelling deedt, dat zyne komst niet eerder zou plaats hebben, dan wanneer ie- | |
[pagina 634]
| |
mand van zyn eigen geslagt, wiens naam dezelfde zou zyn als zyn eigen naam, en wiens Vaders naam dezelfde zou zyn als zynes Vaders naam, over de Arabieren heerschen zou, en de aarde met den roem van zyne regtvaardigheid vervullen. - Deeze Persoon, gelooft de Secte der Shiïten, dat thans werklyk in leeven is, en zich op eene verborgene plaatze verschoolen houdt, tot aan den bestemden tyd zyner openbaarmaaking: want zy veronderstellen hem geen ander te zyn, dan de laatste der twaalf Imans, mohammed-abdul-kasem, even gelyk hun Propheet den naam van mohammed voerende, en de Zoon van hassan-al-askeri, den elfden Iman deezer opvolging. Hy werd te Sermanrai gebooren, in het tweehonderd en vyf-en-vyftigste jaar der Hegira. Uit deeze overleevering is vermoedelyk ontstaan eene meening, die vry algemeen onder de vroegere Christenen in zwang ging, dat, naamlyk, de Mohammedaanen de terugkomst van hunnen Propheet op aarde verwagteden. Naa vermeld te hebben, dat de Shiïten, een der voornaamste Secten onder de Mohammedaanen, aan de Imans eene opvolging van den Apostolischen geest toeschryven, en all boven mohammed verkiezen, of ten minsten met hem gelyk stellen, geeft de Heer kendal te verstaan, hoe het schynt te blyken, dat de overleevering, betreffende de komst van den Engel mohdi, aanleiding gegeeven heeft tot ten minsten ééne bedriegery vóór die, welke, op de voorverhaalde wyze, tegen de Franschen werd in 't werk gesteld. Van deeze bedriegery wordt hier verslag gegeeven, met den rampzaligen uitgang des Bedriegers, welke egter niet naliet, onder het overblyvend gedeelte van des Bedriegers aanhangeren, de uitwerking voort te brengen, welke hy bedoeld hadt: want hy hadt hun beloofd, dat zyne ziel zou verhuizen in de gedaante van een grysharig man, rydende op een gryshairig dier, en dat, naa een zeker getal jaaren, hy tot hun zou wederkeeren, om hun de geheele aarde in bezit te geeven; de aswagting van welke toezegging de Secte verscheide Eeuwen daarnaa in weezen hieldt, onder den naam van Mobenditen, of, gelyk de Persiaanen hun noemen, Sefid jâmehghian; dat is, in het wit gekleeden, om dat zy kleederen van die kleur droegen, in tegenstelling, zo als men vry | |
[pagina 635]
| |
waarschynlyk gist, van de Caliphs uit den Stam van abbas, wier banieren en kleederen zwart waren. Het Aanhangzel van den Heer kendal bestaat vooreerst in eene Opheldering van de Kaart van Opperen Neder-Egypten, in het Eersle Deel deezer Reizen geplaatst; ten tweeden in eene Opheidering van het Plan van Alexandrien, mede in dat Deel voorhanden, met aanmerkingen over de Stad Alexendrien en derzelver oorspronglyken toestand: het gevoelen van edward browne opgegeeven hebbende, hegt hy daar aan de oordeelkundige aanmerkingen, door den Generaal reynier daaromtrent in het licht gegeeven. Voorts deelt hy uit browne de voornaamste byzonderheden mede, de Geschiedenis der Stad Alexandrien betreffende. Dezelfde Plaat in het Eerste Deel gaf ons eene meetkundige asbeelding van den vermaarden Pylaar van Alexandrien, welke langen tyd dien van pompejus geheeten heeft, dien sommigen eerder zouden overhellen dien van septimius-severus te noemen, en die zeer mogelyk tot geen van beide deeze benaamingen geregtigd is. Van deezen Pylaar zyn onderscheidene meetingen in het licht gegeeven; die op gemelde Plaat zyn overgenomen uit de Gedenkschristen van charles norry, een der Bouwkundigen van de Fransche Expeditie. Terwyl in ons klein Land twee Vertaalingen van dit belangryk Werk, hoe onderscheiden in de uitvoering, elkander als overdwarssen, vinden wy, dat in Engeland, alwaar ook reeds twee Vertaalingen, van arthur aikin en e.a. kendal, voorhanden waren, nog een derde te voorschyn treedt. |
|