Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 617]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Volledige Geschiedenis der Methodisten in Engeland; uit geloofwaardige bronnen, enz. Door Johann Gottlieb Burkhard, Predikant te Londen. II Stukken. Uit het Hoogduitsch vertaald, door G.H. Reiche, Leeraar by de Luthersche Gemeente, te Leyden. Te Amsteldam, by J. Weppelman. In gr. 8vo. Te zamen 427 bl.Deze Geschiedenis der Methodisten in Engeland, eerst onlangs, (hoewel zonder Jaarteekening) naar de Hoogduitsche uitgave vertaald, in 't licht verscheenen, moet, volgends deze en gene kenmerken, reeds voor eenige jaaren vervaardigd geweest zyn. De Schryver is een warm, doch onpartydig voorstander van deze Gezinte, en heeft zyne berichten, zoo 't schynt, over 't geheel, uit goede bronnen geschept. In 't eerste Stuk wordt gehandeld: 1. Over den naam en oorsprong der Methodisten. 2. Derzelver voortgang en vermeerdering. 3. Beide hoofdtakken. 4. Kerkdienst en kerkelyke tucht. 5. Oefeningen, gebruiken en zeden. 6. Invloed van het bestaan dezer Gezinte op het algemeene welzyn. - In het tweede zyn de Leevensbeschryvingen vervat van derzelver voornaame hoofden, john wesley, den vader en stichter der Methodisten, en 't hoofd van eene der twee partyen, waarin zy verdeeld geraakt zyn, de Arminiaansche; en george whitefield, 't hoofd der andere (Calvinistische) party, die, op 't voetspoor van wesley, zoo veel tot uitbreiding en bevestiging van dit Godsdienstig Genootschap gedaan heeft. - In een achteraangevoegd Aanhangsel vindt men ook eene korte Leevensgeschiedenis van den onder ons ook met lof bekenden Methodistischen Predikant j. newton, en nog iets over Lady huntingdon. Wy hebben, voor ettelyke jaaren, in ons Mengelwerk,Ga naar voetnoot(*) eenige Leevensbyzonderheden van wesley, | |
[pagina 618]
| |
met aanmerkingen over den oorsprong en de bedryven der Methodisten, medegedeeld, en ook vervolgends nog eenige Bydragen tot de Geschiedenis der Methodisten in Engeland, na den dood van wesleyGa naar voetnoot(*). Men kan die berichten uit dit Boek van den Eerw. burkhard merkelyk aanvullen. Zy behelzen echter verscheidene byzonderheden, die men in deze anders vry volledige Geschiedenis der Methodisten te vergeefs zal zoeken. Zie hier, tot eene proeve, 't geen hy ons zegt van de predikwyze der Methodisten. ‘De leerwyze en de voordracht der Methodisten heeft niet doorgaands zulke gebreken, maar zelfs boven de ingevoerde, bespiegelende, wysgeerige kanseltaal van de Kerk van Engeland, groote voortreslykheden. Hunne Predikatien zyn voor den gemeenen man bevattelyk, derhalven zyn ook hunne Kapellen veel voller, dan de Parochiekerken. Zy zyn noch droog en vermoeiend, noch naar het schoolstelzel geschoeid. Naa eene voorafgemaakte verklaaring van den letterlyken zin van hunnen text, openen zy zich gewoonlyk een veld in het ruim der godgeleerde en zedekundige waarheden. Zy verbinden, behoorlyk, de geloofsleere met de zedenleere. Zy bedienen zich, daarby, van de vryheid, om zekere gebeurenissen in het dagelyksche en gemeene leven, zekere voorbeelden uit de geschiedenis, en zekere ondervindingen, welken zy in den omgang met Christenen hebben ingezameld, mede in te lassen. Whitefield was in het byzonder hierin sterk, om het toevallige, het plaatselyke tot zyn oogmerk te gebruiken; en een vriend heeft my verhaald, dat hy hem eens gehoord had, wanneer juist een plotsling uitbarstend onweder hem gelegenheid gaf, zondaars op te wekken, en dat, zyns bedunkens, bezwaarlyk eene zulke aandoening der gemoederen weder zoude kunnen ontstaan. Wesley's welspreekenheid is niet zo donderend en stormachtig; maar zy is gedrongen, vol gronden, die op het hart werken, met eene overredende stille kracht, gelyk de zachte regen, die, allengskens, in het aardryk indringt. Zyne taal is evenwel ook beeldenryk. By hun vindt men den grooten regel van de redekunde in uitoeffening gebracht, dat men zelve dat geene gevoelen moet, 't geen men anderen zeggen wil. Het hart maakt hen welspreekend. De | |
[pagina 619]
| |
liefde van Christus dringt hen. Derhalven hoort men geene Predikatie van hun, waarin niet iets van de hoofdzaak voorkomt, waarin zy niet op het daadelyk Christendom van het hart aandringen, en waarin zy niet de plichten, tot welken zy opwekken, uit Christelyke en Euangelische bronnen en beweeggronden afleiden. De inleidingen zyn gewoonlyk zeer kort, maar de toepassingen des te langer. Zy bepaalen zich niet zo naauw aan eene stelling, dat zy niet ook op veele andere waarheden komen zouden, die in eene verwyderde verbinding met het te verhandelende voorstel staan, en dikwils houden zy, zonder eenig voorstel, enkel homilien, zo als die van chrysostomus zyn. Zy doorweeven hunne voordrachten met voegzaame bybelsche plaatsen, en onderscheiden zich ook hierdoor van de kanselredenaars der hooge Kerk, welke de beeldenspraak, van tyd tot tyd, meer uit hunne zedekundige voorlezingen verbannen.’ Over de gebreken van sommige Methodistische Predikers had hy zich te vooren dus uitgelaaten: ‘Ik kan het zekerlyk niet goedkeuren, wanneer onder de Methodisten, byzonder die geenen, welken men Leekenpredikers (Lay-Preachers) noemt, dezulken, die niet gestudeerd hebben, maar als handwerkslieden en leeken eene drift en roeping in zich gevoelen, om openlyk te bidden, of eenen voordracht op de velden of in de gemeente te houden, - wanneer deezen, zomwylen, nog te veel gemeene taal mede inmengen, en te groove verwarde uitdrukkingen gebruiken, die meer aanstoot geeven, dan stichten, meer verwarren, dan verlichten, meer verhitten, dan verwarmen. Zy blyven niet by de schriftuur-taal, maar, om geleerd te schynen, vinden zy allerhande geestige byvoegzelen en spreekwyzen uit, waarby de ziel slechts by het grove zinbeeld staan blyft. Zo heb ik zelf eens met eigen ooren gehoord, dat Paulus toen eerst recht bekeerd was geworden, toen hem niet alleen de rok, maar ook het hembd der eigengerechtigheid afgestroopt zy geworden. - Een ander wilde zynen toehoorderen de zinlykheid en traagheid beschryven, die den Christen in zynen loop ophoudt, en vergeleek dezelve met kluiten van drek, die den reizenden, welke steeds verder wil, op een slykerige landstraat aan de laarsen blyven hangen. - Onlangs wist een ander, die juist over den smallen weg naar den hemel | |
[pagina 620]
| |
sprak, in gantsch Londen geene andere straat, die met denzelven meer overeenkomst had, dan de zwaluwenstraat, die, zo als bekend is, zeer naauw en morsig is. - De man van een fyn gevoel glimlacht zeekerlyk over deeze geestelyke beeldenzucht; en zommigen van zulke leeken-predikers, welken dikwils niets meer dan handwerksgezellen, of verarmde handwerkslieden, zyn, maar, daarby, eene natuurlyke gaave van welspreekenheid, of veel liever van praaten hebben, die zommigen, in hunnen geestelyken hoogmoed, voor zalving houden, mogt men toeroepen: “niet een ieder onderneeme het, Leeraar te zyn.” - Maar maaken niet zelfs veele predikers, van welken men eene betere inkleeding van den Godsdienst verwachten zou, zich aan zulke onvoegzaamheden schuldig? en zelfs geloof ik, is men hier niet bevoegd te spotten, maar tot iets beters op te leiden, zo lange 'er, in eenen gemengden hoop, nog zielen gevonden worden, voor welken zulke uitdrukkingen waarlyk stichtelyker zyn dan de meer beschaafde.’ - - Overwaardig zyn ook om geleezen te worden 's Mans voorafgaande aanmerkingen, over de populariteit in 't prediken, 1ste Stuk, bl. 51-60. |
|