Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrieven uit Parys, geschreven in de Jaaren 1802 en 1803. door J.F. Reichardt. Iste Deel. Amsterdam, by W. Holtrop, 1804. In gr. 8vo. 295 bl.Elk Reiziger, die, met oordeel en nut voor zich zelven en anderen, vreemde Landen bezoeken, en zyne bevindingen openlyk door den druk wil gemeen maaken, zal wysselyk doen, wanneer hy zich voornaamlyk bezig houde met de beoordeeling van zulke zaaken, als binnen het bereik van zyne oefeningen en kundigheeden gelegen zyn, en zich niet te onbehoedzaam waage, om over vakken, in welken hy geene genoegzaame bedreevenheid bezit, een goed- of afkeurend oordeel te vellen. In dit geval komt de bekende versregel van propertiusGa naar voetnoot(*), inzonderheid ter snede:
Navita de ventis, de tauris narrat arator.
De Zeeman spreekt van Wind, en van zyn' Stier de Ploeger.
Immers, als de Zeeman, met een meesterachtig vonnis, beslischt over de onderlinge betrekking van waardy, welke tusschen de Schilderstukken van de Italiaansche met die van de Nederlandsche School gevonden wordt; of zo de Schilder- of Toon-kundige Kunstenaar ons veel van Ankergronden, Winden en Kusten verhaalt; of als de Staat- of Koophandel-kundige Reiziger, wiens zaak het voornaamlyk is, om over de Statistische, Commercieele, en tot de Volks-industrie betrekking hebbende voorwerpen te oordeelen, met een' verkeerd geplaatsten yver, ook op een' hoogen toon over Oudheeden en Kunststukken, - en een Geleerde, die voornaamlyk de waardy der oude Codices manuscripti in de Bibliotheeken weet te waardeeren, over de Vermaaklykheeden en Luxe, Modes, Operas of Theaters der Volken, welken hy bezocht heeft, naar zynen smaak alleen oordeelt; zullen zy allen dikwyls gevaar loopen van in hun oordeel grootelyks te dwaalen, en die dwaalingen, tot groot nadeel | |
[pagina 601]
| |
van de algemeene verlichting en den aanwas van nutte kundigheeden, onder hunne Landgenooten te verspreiden. Met veel meer behoedzaamheid en oordeel deelt de Schryver van het Werk, dat wy, onder den hier boven geplaatsten tytel, den nieuwsbegeerigen Leezer als leerzaam en onderhoudend mogen aanbeveelen, zyne aanmerkingen over den tegenwoordigen staat der Stad Parys mede; daar hy zich, althands in dit Eerste Deel, voornaamlyk bezig houdt met, en zyn oordeel velt over zaaken, welken, als ervaaren Componist en Toonkunstenaar, maar ook tevens Wysgeer, Kunst- en Letter kenner, onder het bereik zyner kundigheeden vallen, en ons, by een eenvoudig verhaal zyner ontmoetingen op zyne Reize naar en verblyf in Parys, zyne bedenkingen mededeelt, over den staat der Muziekoeffening en Theaters, de Characters van verscheiden beroemde Geleerden en Standspersoonen, de levenswyze der zogenoemde Groote Waereld, en al het gene, wat de nieuwsgierigheid der Leezers in dit opzicht kan bevredigen. Tot eene Proeve van 's Mans behandeling van deze onderscheidene vakken van beschouwing, zullen wy hier den geest van eenige zyner kunst-, zede- en letterkundige aanmerkingen opgeeven; en daarin deze orde volgen, dat wy in de eerste plaats zyn algemeen oordeel over de Muziek en Theaters, voords zyne aanmerking over de levenswyze der Groote Waereld, en eindelyk de beschryvingen van het voorkomen, character en omgang van sommige beroemde Personagien, zo beknopt mogelyk, zullen opgeeven: wy hebben deze schifting der Hoofd-onderwerpen daarom zo veel te noodiger geacht, wyl de Schryver zyne opmerkingen, over een en ander dier opgenoemde vakken, in Brieven, welken elk zyne ontmoetingen en beschouwingen van eenige achtereenvolgende dagen behelzen, en dus zonder eene bepaalde rangschikking der onderwerpen, mededeelt; waar door men, in een zelfden Brief, tevens van de Theaters, Kunstoeffeningen, Zeden en beroemde Persoonen, al naar dat zyne ontmoetingen op die dagen zulks vorderden, gewaagd vindt. De groote Opera beviel den Schryver niet zeer, wyl hy 'er de Opera Tamerlan, zynde eene navolging en verminking van het Treurspel l'Orphelin de la Chine, van voltaire, zag geeven. - De Opera Comique voldeed mede niet aan zyne verwagting; ‘de Troep zelve is zeer middenmaatig.’ Doch men kan evenwel van dit Tooneel niet wel over den smaak des Volks oordeelen; want het wordt weinig bezocht. Dit is ook het geval met veele andere Tooneelen. Eén Stuk, één Tooneelspeeler, is aan de orde van den dag: dit geldt echter voornaamlyk de groote Tooneelen; de kleine worden veeltyds meer om het vrolyk gezel- | |
[pagina 602]
| |
schap, dan wel om de uitvoering der Tooneellisten bezocht. - In het Theatre Français zag de Schryver l'Intrigue Epistolaire, en voegt 'er deze aanmerkelyke woorden by: ‘een nieuw Stuk, doch, zo als zulks van de meesten het geval is, van zeer weinig betekenis.’ - Over de uitvoering van de Opera Semiramis bericht de Schryver niet zeer gunstig, in de navolgende bewoordingen: ‘Ik zag van daag de groote Opera Semiramis. - Het verschrikkelyk gezang van de eerste Zangeres Juffrouw maillard, den eersten Held layné en den eersten Bassist adriens, zal my weldra van dit geheele schoone Schouwspel een walg doen hebben.’ De Zanger laïs wordt echter onder dit ongunstig oordeel niet begreepen. Het Ballet Telemachus, dat men 'er achter gaf, beviel den Schryver niet veel beter. Van vestris, de beroemdste Dansser van het Fransch Theater, zegt de Schryver, dat hy sedert tien jaaren, sinds welken hy hem niet gezien had, (want hy heeft Parys in deszelfs voormaligen staat insgelyks bezocht) veel verloren heeft; zyne bevalligheid is verdweenen, en hy zoekt nu ook alles alleen in tours de force. - De Troep Tooneelspeelers van het Theatre Feydeau beviel den Schryver meer. De Juffrouwen st. aubin en dugazon, en de Heeren martin, elleviou en chenard draagen zyne hoogste goedkeuring weg. - In het prachtige Ballet (Le Jugement de Pâris, van gardel, dat de Schryver in de Groote Opera zag geeven) zag en gevoelde hy meer dan ooit, dat, hoe ryk men ook aan eenige voortreffelyke Kunstenaars zyn moge, het grootste (grootsche?) Ballet Pantomime veel verlooren heeft. De voormaalige hooge bevalligheid is 'er niet meer. Het geheel ontbreekt waardigheid en volkomenheid. Vestris, en allen, die by hem zyn, springen, draaijen en wringen zich in alle bogten, enz. - Met de Decoratien is de Schryver mede niet zeer te vrede. Zy hebben fraaije gordynen, zegt hy, en voldoende achtergronden; maar de voor- en middengronden zyn meest geschikt voor de grappen en sprongen der Danssers; het welk geheel strydig is met alles, wat, op groote Tooneelen, uitwerking genoemd wordt. - De Kleeding der Danssers en Dansseressen vindt hy, over het algemeen, alhoewel schoon en prachtig, en, door de schoone uitwerking van een voortreffelyk geplaatst licht, ten uitersten verrukkend, echter alzins onzedig en onbetamelyk. - De Muziek der Balletten komt hem, over het geheel, verward en smaakeloos voor. Het goede zelfs is 'er somtyds geheel verkeerd in geplaatst. Zo werd, by voorb., in het Ballet Pâris, by de uitspraak van Jupiter gespeeld uit de Toverfluit van mozart: Ein Mädchen oder Weibchen, enz. - Het Blyspel beviel den Schryver insgelyks niet naar zyne verwagting. ‘Eindelyk,’ zegt hy, ‘heb ik ook mynen ouden lieven mo- | |
[pagina 603]
| |
lière wedergevonden. Maar, ô! hoe zwak!’ - De oudste baptiste, die den Misantrope speelde, is een angstig navolger van molé, doch zeer sober en schraal. - Het Treurspel beviel hem beter; hy roemt Mejuffr. raucourt, Juffr. george, eene Leerlinge van haar, en talma naar verdiensten; doch laakt in hem, dat zyne pooging, om geoeffende kunst voor te stellen, overal te veel doorstraalt. St. priest behaagde hem, wat de declamatie betreft, omtrent beter dan talma. - Dit weinige, uit zyne veelvuldige oordeelkundige aanmerkingen over den Theaterstaat van Parys, achten wy voor ons oogmerk en bestek genoegzaam. Wat de Levenswyze der Groote Waereld te Parys aangaat, daaromtrent is onze Schryver mede zeer leezenswaardig. Het bywoonen van verscheidene Assemblées geeft hem gelegenheid om daarover belangryke aanmerkingen te boek te stellen. Zeer omstandig verhaalt hy zyne voorstelling aan bonaparte, wiens persoon, omgang en levenswyze hy op het naauwkeurigste beschryftGa naar voetnoot(*); gelyk ook zyne presentatie aan Mevrouwe bonaparte op St. Cloud, en by de Consuls le brun en cambaceres; als ook de Bals, welke hy, zo wel by Mevrouwe recamier, als by den Pruissischen Gezant, bygewoond heeft. Zyne beschryving van de levenswyze der voornaame lieden te Parys duidt eene hier te lande (den Hemel zy dank!) alsnog vreemde ongeregeldheid aan. Zekere Dame, waarby hy eene zogenoemde morgenvisite ging afleggen, vond hy des namiddags ten twee uuren nog te bedde; en toen het reeds donker werd, kwam hour Gemaal haar herinneren, dat zy op een diner by den ... Gezant genoodigd was, waartoe zy groot toilet moest maaken ... De Schryver van daar 's middags ten vyf uuren vertrekkeude, en Mevrouwe recamier nog een bezoek willende geeven, verneemt van den Poortier, qu'il ne fait pas encore jour chez Madame (dat Mevrouw nog niet by de hand is). - Uit deze en andere staaltjens blykt, dat de voornaame lieden te Parys slechts alleen by den nacht leeven, en dat men 'er elkander, even als heliogabalus zyne Hovelingen beval, des morgens goeden avond en des avonds goeden morgen kan wenschenGa naar voetnoot(†). Des Schryvers voormaalige bekendschap met beroemde Geleerden en voornaame Mannen, die hy nu, schoon in andere omstandigheeden en betrekkingen, wedervond, maakt dit gedeelte zyner Brieven inzonderheid merkwaardig; daar men door hetzelve veele beroemde Standspersoonen en Geleerden als van naby leert kennen. Om slechts weinigen uit vee- | |
[pagina 604]
| |
len te noemen, vinden wy hier het volgende omtrend denon, den Schryver der onlangs uitgekomene Reize naar Egypten, en anderen bygebragt. - Denon, die een min voordeelig (dan choiseul gouffier, de Schryver der Voyages Pittoresques) byna leelyk voorkomen heeft, had meer iets aangenaam-geestigs en naïfs in zyne uitdrukkingen en de vertellingen van zyne reizen. - Visconti, de beroemde Oudheidkundige, dien bonaparte vóór eenige jaaren uit Italien ontbood, is een kleine, dikke, en, schoon eenigzins bejaarde, evenwel zeer vrolyke Italiaan. - Canova, de uitmuntende Romeinsche Beeldhouwer, is een zeer lief en zacht mensch, van een edel gezicht, waarop zyn kunstcharacter duidelyk is uitgedrukt. Hy werkt aan een Standbeeld van bonaparte. - De vermaarde Schilder david wordt hier voorgesteld, als hebbende een alleronaangenaamst, menschenschuw en duister gezicht en character. - De oude Dichter casti is een Grysaart vol vuur en leven; zyn gezicht levert een juist denkbeeld op van de Saters of Boschgoden der Ouden, en zyne stem is byna onmenschelyk en naauwlyks verstaanbaar. - Millin, de bekende Oudheidkundige en Uitgeever van het Magasin Encyclopedique, is een klein, leevendig, vuurig man, met een schoon en doordringend wezen, het welk door zyn zwart krullend Titus-hoofd nog betekenender wordt. Geen oogenblik is hy op dezelfde plaats. Eer men hem op zyne korte, afgebrokene, beknopte vraagen kan andwoorden, heeft hy zich reeds op zyne hielen rondgedraaid, en spreekt of beduidt een ander reeds iets anders. Op eene Assemblée by den Pruissischen Gezant, den Marquis van lucchesini, alwaar alles, wat Parys groots, schoons en schitterends, byzonder van Vreemdelingen, oplevert, te zamen vloeide, trok de magtige fox vooral 's Schryvers aandagt. ‘Het bovenste gedeelte van zyn gezicht tekent zeer veel verstand en kragt; zwarte dikke wenkbraauwen bedekken een paar diepe vuurige zwarte oogen; het breede zwaar afhangende onderste gedeelte van zyn wezen, echter, geeft de grootste zinnelykheid te kennen; doch in den mond heeft hy iets zeer bevalligs en inneemends. Hy is van eene middenmaatige grootte, breed en dik; zyne Vrouw, die reeds verscheiden jaaren in zyn huis leefde, en eerst onlangs met hem is gehuwd, is eene zeer gewoone dikke roode en witte Engelsche Vrouw, en voegde juist by het onderste gedeelte van zyn gezicht.’ Elders beschryft hy ons den beroemden Componist paesiëllo aldus: Paesiëllo heeft een deftig mannelyk voorkomen; zyne lengte heeft, door een' zeer dikken buik, iets kolossaals gekreegen; het gene by zyne groote, vuurige, zwarte oogen, en een hoofd met dik zwart hair, in hem | |
[pagina 605]
| |
den zachten, aangenaamen, lieslyken Componist niet zou doen zoeken, die hy in de daad in zulk eene hooge maate is. - Verder deelt ons de Schryver het gelaat der Toonkunstenaars cherubini en mehul mede; gewaagt van den ouden, bykans blinden monsigny, en drukt zich over lalande aldus uit: ‘Doch hoe zal ik u den ouden beroemden Sterrekundigen lalande beschryven? De borstbeelden, die men van hem heeft, geeven nog het waare begrip niet van het ten uitersten zeldzaame gezicht, hetwelk klein en fraai, onder een by uitstek groot, geheel naakt, en vervooruitstaand bovenhoofd uitkomt; daarby is hy zeer klein en mager, en heeft eene fyne zwakke stem.’ Ook maakte reichardt kennis met laplace, in wiens styve gemaaktheid en oude hoofsche manieren niemand een' Franschman zou zoeken. Lalande woont in het aanzienlyk Gebouw, thands le Collège de France geheeten. Hier woonde de Schryver eene Zitting by, waarin hy de Voorleezingen van verscheidene Geleerden hoorde. Onder anderen kunnen wy niet voorby te melden, wat hy, by die gelegenheid, van den beroemden Dichter delille zegt: ‘Nadat de oude Heer aubert nog eenige zwakke fabelen had voorgelezen, trad delille onder eene algemeene toejuiching op, en reciteerde uit het hoofd een zeer aartig, geestig gedeelte van zyn nieuwste Gedicht: les Elemens, of de Elementen. Hy had 'er het vuur uitgekipt, en wel daarvan het huisselyk gezellige gedeelte: namelyk de genoegens in het hoekjen van den haard; dit hoekjen kwam 'er meermalen zeer aartig in voor. - Vervolgens declameerde hy, uit zyn groot Gedicht l'Imagination, eene zeer lange periode over den dood. - Hy zat, even als allen, die vóór hem gesproken hadden, op een verheven Spreekgestoelte, en stond op by iedere hoofdafdeeling, waarby hy ophield, en by welken hy telkens werd toegejuicht. Deze beweeging maakte hy wel dertigmaal in den tyd van tien of twaalf minuten. - Hoe weinig hyzelve van het gewig: van het laatste onderwerp doordrongen was, bleek duidelyk, daar hy by de laatste verzen, over dood en onsterslykheid, dezelfde geestige, vrolyke inleiding maakte, die de kortswyligen en grappigen voorafgegaan was. Hy zeide, by voorbeeld, dat hy, in de beschouwing en behandeling van den Dood, noch montaigne was gevolgd, als welke begeerde, dat men zich veel en dikwyls met den dood moest bezig houden, ten einde regt vertrouwelyk met hem te worden; noch ook lucretius, volgens welken men den dood, als met wien alles ophoudt, moest verachten; dat hy zo voorzichtig mogelyk door beide deze gevoelens was heen gesloopen. Omtrent lucretius, voegde hy 'er by, is dit merkwaardig, dat hy zich na het voltooijen van zyn Gedicht heeft opgehangen, en dat een oude Fransche Vertaaler van dit Gedicht de getrouwheid | |
[pagina 606]
| |
van een' Vertaaler zo verre gedreeven heeft, dat hy zich, na volbragten arbeid, insgelyks ophing. Hierop ontstond een algemeen gelach, en daarop onmiddelyk het gemaakte zielroerende begin der declamatie.’ - Elders zegt hy van denzelfden Dichter: ‘Delille is een der opgeruimdste, geestigste en beminnelykste menschen, dien men zien kan. Hy is vol van geestige invallen en anecdoten, en vertelt met groote levendigheid en altyd werkzaame verbeeldingskragt. Zyn zonderling, byna leelyk, doch geheel niet onaangenaam gezicht heeft het karakter van de Saters der Ouden, en alwie de schoone asbeeldingen van dit geslacht uit de meesterstukken der Oudheid kent, en heeft opgemerkt, zal deze vergelyking niet ligt ten nadeele van dit dichterlyk gezicht opvatten.’ Hy is meer klein dan groot, en welgemaakt; ziet een weinig scheel, en, schoon hem de oogen ver open staan, kan hy byna geheel niet zien; van welke laatste byzonderheid reichardt door eene grappige verzinning kennis kreeg. Na de tafel declameerde delille nog veel uit zyne nog niet bekende Gedichten l'Imagination en les Elemens. Mevrouw delille, welke nog veele speuren van voorige schoonheid heeft behouden, zong dien avond met eene schoone laage stem eenige Italiaansche Ariaas, waar voor de Heer delille veel liefde scheen te koesteren. Hy heeft zyne woonplaats aan het einde der Stad, op de voormaalige Place Royale, in het oude, woeste, ledige Hotel Richelieu. - Verders spreekt de Schryver van zyne kennismaaking met den beroemden Reiziger bougainville; een lief, zacht en verstandig oud man, van een deftig aanzien, behalven dat hy, uit zwakheid, altyd met het hoofd schudde. By de beschryving van eene Thee-assemblée by Miss williams (de beroemde Schrysster over Zwitserland en de Fransche Revolutie, doch hier als eene gemaakte sentimenteele zottin gekenmerkt) vindt men de volgende Anecdote: ‘In weerwil van het gedrang, (door de menigte van over de zestig Persoonen in een niet zeer ruim vertrek) werd, zonder acht te geeven op de theekopjes in de handen der Dames, en de benaauwde en benaauwende Bedienden, die den doortogt met hunne groote schenkborden niet vinden konden, midden onder de menigte een stoel voor den Dichter vigier, die declameeren zou, geplaatst, en Miss williams verzocht ons, de Dames het onbelemmerde gezicht op den Spreeker te willen verleenen. Dit was geen gering kunststuk; en toen ik aan een Heer, die het naast by my stond, de aanmerking maakte, dat hiertoe eene geheel byzondere taktiek vereischt werd, vernam ik van iemand, die aan de andere zyde naast my stond, dat ik deze militaire scherts met den edelen Generaal kosziusko gedreven had. Wat zyn uiterlyk voorkomen betreft, geen trek in zyn gezicht, geene beweeging, geene uitdrukking verraadt in hem den Held, of zelfs den werkzaamen | |
[pagina 607]
| |
Man; hy ziet 'er goed en vriendelyk uit, maar zonder geest of vuur; gevoel en de werking van een oogenblik schynt zyn lot bestemd te hebben.’ Zie hier nog een paar andere Anecdoten uit den tyd van het Schrikbewind. ‘De wacht vraagde eens zekeren Geleerden (die zulks zelf den Schryver weder verhaalde) op straat naar zyn bewys van zekerheid, en zyne woonplaats. Hierop andwoordde hy, dat hy woonde in de Rue St. Denis. De ander hernam daarop met een vloek: Il n'y a plus de Saint! ('Er zyn geen Heiligen meer!) Eh bien, zeide hy ootmoedig, Rue Denis! - Il n'y a plus de de! ('Er zyn geen Heeren meer met de of van voor hunnen naam!) - en de Geleerde hervatte zeer weemoedig: Eh bien donc, Rue Nis! Op dezelfde wyze andwoordde zekere Melkboer, in dien tyd, met oprechte Fransche overdreevenheid, op de vraag: of men in Parys ook goede room by de koffy had, aldus: Fi donc! c'est la partie Aristocratique du lait. (Foei! dat is immers het Aristocratische gedeelte van de melk.) - Een adelyke Emigrant, die dit hoorde verhaalen, meende daarin voor zich en zyns gelyken eene vleijende zinspeling te vinden, en zeide: Nous voilà donc la crême de la France! (Zo zyn wy dan de room van Frankryk!) Doch eene schrandere Vrouw vergunde hem niet lang zich met dit denkbeeld te kittelen, daar zy hem andwoordde: Vous parlez sans doute de cette crême fouettée? Gy meent zeker schuim?)’ Ten besluite kunnen wy ons evenwel niet wederhouden, nog deeze weinige trekken te ontleenen uit de zeer naauwkeurige Persoon- en Character-teekening van bonaparte; blyk vertoonende, dat reichardt hem dikwyls en wel zeer van naby heeft opgenomen. ‘Bonaparte is klein, naauwlyks vyf voet hoog en zeer mager; men kan niet ligt dunnere dyen, armen of beenen zien. Zyne borst, schouders en zyn gezicht zyn breed, doch zonder vooruitstekende beenderen, niettegenstaande de huid zeer gespannen is. Deze heeft evenveel van het olyfkleurige, als van het geele, zonder het minste spoor van bloedkleur, en zonder eenige merkelyke beweegbaarheid. De zacht gebogen neus en de mond zyn schoon gevormd, en zelfs de sterk vooruitstaande kin is geheel niet onaangenaam. De middellyn van den mond zou zeer fraai zyn, zo zy niet te regt ware, en by het zwygen al te scherp sloot, zo dat 'er weinig van de lippen te zien blyft. By het spreken zyn deze echter altyd sterk uit elkander getrokken en vormen een voortduurend glimlagchen. De stem is laag en meestentyds schor, en 'er is zoo weinig buiging in zyne zachte stem, dat men naauwlyks het vraagen bepaald kan onderscheiden. Zeer dikwyls is zy ook vergezeld van een heesch onduidelyk lagchen, hetwelk zich in de keel vormt en binnenwaards verliest. De oogen zyn klein en diep, zonder bepaalde kleur en vuur; zomtyds meent men, dat zy ligtblauw, | |
[pagina 608]
| |
en dan weêr, dat zy groenachtig zyn; doch het verliest zich altyd weder in het graauwe en slaauwe. Zyn blik is altyd onrustig en om zich heen zoekend,’ enz. Verder: ‘Zyne houding is eenvoudig, rustig en zeker; hy buigt zich naauwlyks. - Zyne uitdrukkingen zyn ongezocht, byna niet kiesch. Zyn aanspreken en vraagen is op een heerschenden toon,’ enz. Hy is, zegt reichardt, noch fyn noch grof zinnelyk, - maakt weinig werk van de Schoone Kunsten, waarvan hy 'er ook nooit eene geoeffend heeft, - bemint de Vrouwen niet, noch Muziek, Dans, Spel of Jagt, - leest zelden. Heerschen is zyne éénige drift en bezigheid. - Indedaad, wy verwonderen ons over de stoutheid van des Schryvers pen; immers wy leezen met zo veele woorden: ‘Zyn blik is altyd even dof. Een kundig Physiologist maakte de aanmerking, dat dit zeer dikwyls het geval was by menschen van hevige driften, welke zy met geweld onderdrukten, om derzelver uitbarstingen te beletten. Bonaparte heeft, wel is waar, maar ééne drist, maar deze is ook de magtigste en verwoestendste van allen: heerschzugt; en mogelyk heeft nooit iemand, die tot heerschen geboren was, zich meer geweld aangedaan, om zyn karakter voor de menigte te verbergen.’ - Hy rust dikwyls by dag uuren lang op het rustbed in zyn kabinet, wanneer zyn zwak lighaam is afgemat, en houdt daarentegen alles, wat hem omringt, het grootste gedeelte van den nacht in beweeging; zyne Gemaalin zelve niet uitgezonderd, die met hem in één bed slaapt, en zich niet vóór hem ter rust begeeft. - Zyn huis is geheel zonder vreugde; hy bepaalt het gezelschap van zyne Gemaalin, hoe langer hoe meer, tot haare Familic. Van Mevrouw bonaparte is het: ‘In een der vertrekken hing een schoon Pourtrait van Mevrouw. - Men moest dit opgetooide beeld niet laaten zien, vóór haare persoonlyke verschyning, om niet al te zeer te leur gesteld te worden.’ - Voorts wordt haar de los toegekend van zeer beleefd en vriendelyk te zyn; doch ook deeze, als 't ware, weder teruggenomen, door de byvoeging, dat in haar boven maate vriendelyk gedrag nog altyd te veel van haaren voorigen stand van Hofdame doorstraalt. Eene menigte characteristieke aanmerkingen over allerleije bekende Staatspersoonen en geleerde Mannen ontmoet men verder in dit onderhoudend Boek, 't welk men met moeite uit de hand legt. - Het eenige, wat wy op de behandeling en het oordeel des Schryvers meenen te moeten aanmerken, is, dat het ons, over 't geheel, een weinig partydig, en te vooringenomen met de Duitsche Natie, voorkomt. Wy zeggen, met nadruk, een weinig. De Schryver waardeert indedaad de talenten der Fransche Kunstenaars naar waarde; doch de zucht tot het nationaale schynt echter hier en daar zichtbaar door. - Wy verlangen naar het tweede Deel. |
|