best verdraagen; daar by moet men opmerken, dat het beide nog jonge lui waren, en, wat zal men zeggen, daar wil dat soort van gekrakeel nog al reis meer by plaats hebben, behalven dat meer bejaarde lieden zelven ook somtyds wel reis van jalousie gekweld worden, dat is zo een eigenschap van het menschlyk egoismus, en hoe verstandiger, kundiger en bekwaamer de menschen worden, hoe erger dat dikwyls in de weer is; en daarom is het dikwyls gevaarlyk in groote onderneemingen veel groote mannen te gelyk te laaten werken, dat heeft men reeds in den Troijaanschen kryg gezien, en daarop rust de heele Iliade van homerus; zo dra die Zanger slegts even zyn werk begint, kan je 't al hooren; hy valt, zo als ook in alle goede Heldendichten gebruiklyk is, aanstonds met de deur in 't huis, en eischt van zyne Muza terstond, dat zy hem den verderffelyken toorn tusschen achilles en agamemnon, die zo veele Grieken om hals geholpen had, zingen zal; ik zou dat leelyke gebrek van conslict van jurisdictie in allerleije groote onderneemingen als met den vinger kunnen aanwyzen, zowel in de Fabel-eeuwen als in de meer bekende Geschiedenissen der Grieken en Romeinen, zowel in de Midden - eeuwen als tot op den dag van heden; zodra 'er evenveel groote mannen aan een zelfde plan werken, valt het heel ligt in duigen; zo gaat het in den oorlog, zo gaat het in den staat, zo gaat het in de burgerlyke maatschappy, ja zelfs tot in de keuken toe; wil men eens uit liefhebbery geschiste karnemelk eeten, dan heeft men slegts twee bekwaame keukenmeiden te gelyk aan 't roeren te zetten. Nu dan, zo ging het ook onder beide deze Vorsten; ze konden zig maar niet met elkander verdragen, en elk ontscheurde zig van het algemeene belang en begon de affaire op zyn eigen hand; zy trokken beiden in Cilicien, met voorneemen om de Stad Tarsus te belegeren; doch tancredo, die juist den gemakkelyksten weg gekozen had, had de Stad al
ingenoomen, toen boudewyn, die in de gebergten gesukkeld had, eerst met zyn volk aankwam. Deze, niet anders denkende of de Turken waren 'er nog in, sloeg de bezetting voor de Stad neder; waarop tancredo met de zynen een uitval deed. Boudewyn, hem van verre door een Kyker, met zyn volk, uit de Stad ziende trekken, dacht by zich zelven: myn Hemel! die Turk lykt op een prik naar tancredo! en ziet, toen hy nader kwam, zag hy: och ja! dat het al zyn dagen waar was. Hy liep dus naar hem toe, zeggende: “wel heb ik nou van myn leven maller historie gezien! ben jy 't tancredo?” - “Och ja! gelyk je ziet!” was 't antwoord; “wat wou je nou daar van hebben? die eerst komt, die eerst maalt. 't Is immers hetzelfde wie het doet, als 't maar gedaan wordt.” - “Ja maar,” zei boudewyn, dat is allemaal “goed, maar je blieft evenwel te begrypen dat ik 'er