| |
Aangetekende Byzonderheden myner Reis van Berlyn naar Parys, door A. von Kotzebue. Met een Plaat. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Amsteldam, by H. van Kesteren, 1804. In 8vo. 193 bladz.
De beroemde Naam van kotzebue alleen kan den Uitgeever deezer Reis-byzonderheden voldoende waarborg zyn voor een goed vertier. Het aantal toch der zulken, die met zekere geestdrift haaken naar alles, wat 's Mans veel- en welschryvende penne ontrolt, zal, ook in ons Land, dat der zodanigen verre overtreffen, wien het enkel noemen van kotzebue byna werktuigelyk den neus of de schouders doet optrekken, en die, met het beneveld oog der partydigheid, slegts naarleemten zoeken, en dan ook voorzeker wel iets vinden; doch waardoor zy, by den onzydigen beoordeelaar, alleen hunne eigene partydigheid bewyzen, of, ten meesten, de door geen redelyk schepzel betwyfelde waarheid staaven, dat alle menschelyke arbeid onvolmaakt is. - Zyne vyanden (en deeze heeft kotzebue zo zeer als alle groote Mannen) zullen, misschien, op het Werkje, dat wy thans aankondigen, nederzien, en zeggen, dat het goeddeels bestaat uit kleinigheden, die weinig opmerkings verdienen. - Nu ja, men vindt hier kleinigheden. Maar wy behoeven, ter beantwoording van deeze aanmerking, niet eens de verontschuldiging
| |
| |
te doen gelden, dat kotzebue deeze Brieven schreef aan eene Vriendin; en wien zou het in 't hoofd komen, om zyne Vrouwlyke bekenden, welke van hem een Reisverhaal verlangden, te onderhouden met verhevene Wysgeerige of Staatkundige bedenkingen, enz. enz.? Het zal genoeg zyn, te herinneren, dat persoonlyke of huislyke byzonderheden of kleinigheden, zo men wil, van eenen bonaparte b.v., voor de Menschkunde belangryk zyn: zelfs de zulke, welke hy, als Mensch, met den Mensch Jan de Kruijer b.v. moge gemeen hebben, interesseeren ons; vooral, wanneer een kotzebue waarneemer en verteller is! - Dan, wy treeden zonder verdete inleiding ter zaake, en belooven onzen Leezeren een aangenaam onthaal. Ex ungue leonem.
Deeze Brieven, of liever Fragmenten van Brieven, schreef kotzebue in het Najaar van 1803; 't welk geenzins overtollig is aan te merken. Het belangrykste, meldt het Voorberigt des Vertaalers, wordt ons hier medegedeeld; en wy gelooven, dat men het Werkje aanmerkelyk heeft ingekort. Of de Leezer hierby gewonnen of verlooren hebbe, laaten wy aan zyne plaats; hoewel wy voor ons den Heere kotzebue gaarne langer zouden verzeld hebben.
XXI Brieven behelzen de Reize van Berlyn, door Zwitserland, naar Parys; de VIII overige zyn aan Parys zelve gewyd. De Inhoud telt XXX Brieven; doch de XXVIIIste is noch hier, noch in het Werkje zelve te vinden.) De weg tusschen Erfurt en Gotha, aan wederzyden met veele duizend vrugtboomen beplant, geeft den vindingryken kotzebue aanleiding ter mededeeling van een' bevalligen zo wel als belangryken inval. ‘Wanneer zekere wet ieder' boer, zo dikwyls hem een kind geboren wierd, verpligtte om een' vruchtboom aan den weg te planten, die, met een nommer getekend, wel zyn eigendom bleef, maar dien hy ook verpligt was op te kweken, welk eene kleine, met geen kosten verbonden moeite, tegen het ontzaglyk voordeel, dat een land in een jaar even zulk een groot getal vruchtboomen als kinderen zou bekomen! Het voordeel voor de toekomst zou zich niet laten berekenen. Het gantsche land zou spoedig een tuin gelyken; deze tuin zou eene soort van almanach voor de boeren zyn, en ieder boom zou zyn' byzonderen vrind en beschermer hebben, met wien hy opgroeide, die hem beminnen en verzorgen zou. My dunkt dit denkbeeld heeft, buiten het nut, ook veel aanlagchends, het geen indedaad juist niet by veele staatkundige denkbeelden het geval is!’ - Het nog altyd bloeiend Institunt van den wakkeren salzmann in Schnepfenthal krygt verdienden lof. - De schoone Bergstraat, hier de Tuin van Duitschland genoemd, verschaft den Reiziger eene weemoedige herinnering aan zyne geliefde Echtgenoote, kort vóór deeze Reis over- | |
| |
leeden. - Heidelberg wordt, om deszelfs ligging, lugtstreek, braave inwooners, goedkoopheid enz. hoog geroemd. Het beroemde oude Wynvat is niet meer voorhanden. De driehonderdjaarige Linden aan de Wolfsbron
waren vóór weinige weeken omgehakt, om het schoone hout! Te regt wekt dit 's Schryvers verontwaardiging. - Eene aandoenlyke Ontmoeting met eene oude blinde Vrouw maakte hem zeker plaatsje, Mauren genaamd, merkwaardig. - In Zwitserland gekomen, verklaart kotzebue zich een vyand van Natuurbeschryvingen. Zwitserland, zegt hy, moet men zelf zien, gelyk men een Concert zelf hooren moet. - De heerlyke wandelingen om Zurich zouden zelfs een Podagrist tot wandelen verleiden; gelyk kotzebue zich aartig uitdrukt. In de Bibliotheek aldaar zag hy twee eigenhandige Brieven van johanna gray, in Latyn zeer fraai geschreeven. Vlugtig bezogt hy lavater's Physiognomisch Kabinet. ‘Het merkwaardigste daarin zyn niet zo zeer de veele gezigten, die hy versameld heeft, als wel de onderschriften, waarmede hy ieder beduidend of onbeduidend gezigt voorzag. Men kent zyn' duisteren steenstyl. Somwylen schynt het hem veel moeite gekost te hebben om recht veel zeldzaams in duistere of nieuwgemaakte woorden samen te perssen.’ - De heroemde de luc, een zeer wakker oudman, liet hem zyn schoon Kabinet van Naturalia zien, en verklaarde zich by die gelegenheid stellig tegen het gevoelen, dat de zogenaamde Maansteenen werkelyk uit Maanvolcaanen op Aarde geworpen worden. ‘De zwaartewet, meende hy, laat volstrekt niet toe, dat zich een stofje van zyne planeet verwydere. Wat hy in het algemeen over de volkaanen en derzelver ontstaan zegt, is uiterst belangryk; zonder zeewater, meent hy, kunnen 'er geen volkaanen zyn: altyd zal men dezen slechts in de nabyheid der zee vinden; het zeewater is volstrekt noodwendig, om deze gisting te weeg te brengen. In het eerst is ieder volkaan slechts een gat in de aarde, het welk allengs door het aanhoudend uitwerpen gedurende
veele duizend jaaren tot een' berg wierd. Toen ik hem glimlagchend tegenwierp, dat 'er op deze wyze een ontzaglyke tyd toe behoorde om by voorbeeld den Etna te scheppen, en dat daardoor de bybelsche ouderdom der waereld verdacht wierd, ontkende hy zulks, naardien de volkaanen misschien reeds van den beginne zich onder water tot bergen gevormd hadden, gelyk ook de veele zeedieren op derzelver oppervlakte zulks bewyzen.’ - Ferney, de geliefde verblyfplaats van voltaire, bezogt de Schryver met een kloppend hart. ‘Het huis behoort thans ik weet niet welk een' koopman; maar hy heeft achting voor voltaire's nagedachtenis bewezen, dewyl hy deszelfs slaapkamer geheel zodanig gelaten heeft als voltaire dezelve bewoonde. Daar stond nog voltaire's bed met de verbleekte
| |
| |
geele zyden behangsels; daar hing nog het portret van lekain tegenover het bed, en fredrik de groote daar naast, een borduursel van de Keizerin katharina en nog het een en ander. In eene nis was nog de urne te zien, waarin zyn hart gelegen heeft, met het opschrift: Je suis content, mon coeur reste parmi vous. In eene andere kamer vonden wy nog het billard, waarop hy gewoon was te spelen; en ook nog een levendig gedenkstuk wandelde in het huis rond, een oude priester, die negen jaaren hier met voltaire geleefd had.’
Dan, wy spoeden ons met kotzebue naar Parys. ‘Het spreekwoord: (dus vangt hy den XXIIsten Brief aan) “Zeg my met wien gy verkeert, en ik zal u zeggen welk een mensch gy zyt,” kon ook wel aan menige uitzondering onderworpen zyn; want slechts zeer weinig onafhanglyke menschen kunnen hunne verkering naar hun goedvinden verkiezen. Ik zou daartegen een ander spreekwoord voorsläan en hetzelve het burgerrecht verschaffen: “Zeg my hoe het in uw woonvertrek uitziet, en ik zal u zeggen welk een mensch gy zyt.” Ook hier zouden uitzouderingen somwylen den regel logenstraffen; maar in het algemeen raad ik ieder' lezer aan, onder zyne bekenden rond te zien, of niet de fysiognomie des woonvertreks gewoonlyk de fysiognomie des bewoners op een hair gelykt. Gy vraagt, lieve vrindin! waartoe deze inleiding? Myn antwoord is: Wy zyn thans in Parys; de hoofdstad is als het ware het woonvertrek eener natie, en wanneer het my dus gelukt u met het tegenwoordig Parys een weinig nader bekend te maken, dan denk ik u ook de natie ten deele geschilderd te hebben.’ - En nu verzoekt hy zyne Vriendin om haaren arm, en geleidt haar door de waereldwyd beroemde Stad, op eene wyze, die aartig, geestig en aandoenlyk tevens is, naar den verschillenden indruk, dien de veelvuldige voorwerpen op zyne leevendige verbeelding, juist oordeel en fyn gevoel maaken; 't welk niet zelden het zonderlingst contrast oplevert. Wy bewonderen zyn talent van schilderen. Men zou zich, in de daad, met ongemeen veel vrugt van dit Werkje hebben kunnen bedienen, by de beschouwing van het Panorama dier Stad; 't zou, als 't ware, ter bezieling kunnen strekken van het beweeglooze des Tafereels, 't welk een zeker gevoel van plegtige, doodsche stilte verwekt, geheel verschillende van den indruk, by de daadlyke beschouwing eener groote, drukbevolkte Stad; terwyl de Beschryving zelve, op haare
beurt, van de zinnelyke Voorstelling der Stad zelve nieuwe bekoorelykheid zou ontleenen. Men bevindt zich, als 't ware, op de Parysche straaten; alles is in den Franschen geest; geen Kermis hier te Lande kan zo woelig zyn. Wy lachen hartelyk om de loopjes van de overgroote menigte Goedergelukzeggers en Profeeten van allerlei soort; en het verbaast ons, de verlichtste
| |
| |
Natie van Europa tevens de bygeloovigste te vinden: terwyl de bygevoegde verzekering, dat alle deeze grappen voor het volk, niet zonder geest, en echter tevens zonder morssigheid worden voorgedraagen, ons met eene zugt doet denken aan de slordige en tevens zoutelooze dubbelzinnigheden, waarop de Gemeene Man alhier zich laat onthaalen! - Te midden van de zonderlingste hulpmiddelen, welke de Armoede den Mensch tot onderhoud des lieven leevens doet te baate neemen, en die tevens van de vindingrykheid der Franschen blyk opleveren, (b.v. een olyphant, koets, enz. van goud, door eene Vloo getrokken, een duël van Vliegen, enz.) treft ook de stem der hulpelooze elende onze ooren, in een aantal Blinden; doch die ook op hunne wyze werkzaam zyn; b.v. een paar, die, niet om geld, maar voor geld, op straat piket-speelen, en des avonds altyd beiden gewonnen hebben. - Wy mogen onzen Leezeren de volgende algemeene aanmerking niet onthouden: ‘Om eene aalmoes aangesproken wordt men in Parys eigenlyk zelden of nooit. Slechts nu en dan hoort men: “Monsieur! je meurs de faim!” achter zich fluisteren. Gemeenlyk tracht ieder arme zich eene soort van aanspraak op eene gift te verschaffen. De eene loopt met den bezem in de hand, wanneer gy juist door eene morssige plaats gaan wilt, en veegt u schielyk een voetpad schoon; de andere neemt een' plasregen te baat, die de straat met plassen vervult, legt eene breede plank daarover, en staat vrindelyk helpende daar naast. Naar de klederen beöordeelt hy de geenen, die hem iets geven kunnen of moeten; allen, die hy voor arm houdt, laat hy ongehinderd voorby gaan, en schoone meisjes helpt hy nog bovendien galant 'er over.’
Thans zyn wy de Seine genaderd. ‘Ha! hoe levendig is deze weg beneden aan de Seine. Aan de linkerhand deze schoone ry huizen, waar winkel aan winkel grenst, waar de waaren van alle waerelddeelen, ja zelfs de waaren van andere waerelden ten toon gesteld worden, want zelfs de beruchte maansteenen kan men hier ergens kopen; vervolgens het bonte menschengewoel op de straat, en de fiacres en die duivelsche cabriolets, waarvoor wy hier in veiligheid zyn. Sla nu uw oog rechts af op den stroom. Alle waschvrouwen des aardbodems schynen zich hier versameld te hebben. Op lange door een dak bedekte vlotten staan zy in lange ryën, en slaan onbarmhartig de enkele stukken, die zy daarna tot waschbergen opstapelen. Hoog heffen zy de dikke vleeschige armen op, en slaan geweldig toe; en nogthans hoort men weinig van haare knuppelslagen, dewyl de lieflyke taal van haaren mond het geluid verdooft. - Het geen deze groep mogelyk aan schoonheid ontbreekt, vergoeden de baden, die in allerlei gedaanten op de Seine ronddryven, en onder welken zich inzonderheid die van vi- | |
| |
gié onderscheiden.’ - Op de nieuwe yzeren Brug kon men byna elken morgen de manoeuvres op de Seine zien, van de tot de Landing in Engeland bestemde platboomde Vaartuigen, waarvan kotzebue juist geen groot denkbeeld heeft; ‘maar,’ voegt hy 'er by, ‘een weinig oefening, en het zal wel gaan, als de open Zee maar zo goedaartig is als de Seine!’ - ‘Overal is deze stroom door naarstigheid en vlyt verlevendigd. Hier dryft hy molens, om de inwoners voedsel te bereiden; hoogerop voert hy koolschepen aan om hen te verwarmen; verder lager wordt het water uit deszelfs midden naar den oever geleid, en door linnen in vaten gepompt, om den dorstigen een' zuiveren drank te leveren; zyne golven hebben
ook deze opgestapelde korenzakken gedragen; ook deze wynvaten levert hy ongewaterd in de kelders der wederdopers!’ - Hoe characteristiek is niet de aanhef van een scharlakenrooden Kwakzalver, dien wy straks daarop ontmoeten! ‘Ik kom pas uit Napels,’ roept hy luidkeels: ‘ik heb van het goede Parysche volk gehoord. Geen eigenbelang voert my hier, de Hemel beware my daarvoor! Het is enkel het veriangen om de groote natie en het goede Parysche volk te dienen. Ziet hier, Mynheeren! deze kostelyke artseny: ieder fles van dezelve kost my op myne eer zelf zes Francs; maar ik ben te vreden wanneer ik de lydende menschheid hulp toebreng: ik begeer niets, in het geheel niets; ik schenk myne flessen, ja, ja, ik schenk ze. Wie 'er eene hebben wil, die trede toe.... Hoe! niemant meldt zich? ... ô! Waarlyk, het Parysche volk is nog beter dan men my hetzelve afgeschilderd heeft; het is te trotsch, te edel; het wil niets geschonken hebben. Welaan, op dat uwe kieschheid niet beledigd worde, wil ik 'er een' prys op zetten, doch zo gering mogelyk. In plaats van zes Francs, begeer ik slechts zes sols. Koopt, koopt!’ En ziedaar, nu stroomt alles toe en koopt. - Een Prentenkraam houdt ons nu een poosje op: caricatuuren op den Koning van Engeland in menigte; weinige evenwel, die geestig zyn; onder de aartigste een breukbandmaaker, die den Koning een nieuwen breukband aanbiedt, waarop staat: Observation de Traités! terwyl voor zyne voeten twee versleeten breukbanden liggen, met de opschristen: Force Navale! en: Levée en masse!
De XXVste Brief is geheel aan de beroemde schoone Mevrouwe recamier gewyd, welke in kotzebue een yverig verdeediger tegen den laster der Duitsche Journalisten vindt, en in wier lof te vermelden hy onvermoeid schynt. - Thans treedt bonaparte, toen nog Consul, ten voorschyn. Wy willen deezen en geenen trek van den grooten Man optekenen. ‘In den Schouwburg zit hy stil en ernstig, schynt zeer opmerkzaam, spreekt met geen zyner leidslieden, die
| |
| |
allen achter hem staan, geeft geen teken van goed- of afkeuring, zelfs niet eens door gebaarden. Het parterre ontfangt hem telkens met een luidruchtig handgeklap, maar overigens bekommert het zich niet om hem. Het recht te fluiten en te razen laat het zich niet ontnemen, en ik heb in bonaparte's tegenwoordigheid bygewoond, dat een nieuw stuk, om het welk te zien hy toch ook gekomen was, niet eens uitgespeeld mogt worden. By dezen moedwil blyft hy gantsch gelaten, vermoedelyk indachtig dat de Parysenaars, als de Romeinen, brood en schouwspelen moeten hebben, als zy in rust zullen blyven. Bonaparte bemint inzonderheid Treurspelen. Hy heeft zich jegens my ernstig tegen de Drama's verklaard.’ - De XXVIIste Brief doet ons de groote Parade aanschouwen, op welke bonaparte zelf in eene zeer eenvoudige Uniform verscheen, zonder borduursel of ander sieraad, en een hoed zonder tressen, kwasten of vederen, met eene kleine karwats in de hand. Van de groote voorzigtigheidsmaatregelen ter zyner veiligheid, waarvan men zo veel verhaalt, was hier niets te bespeuren. - Het meest gelykend Afbeeldsel vindt kotzebue in het Borstbeeld op de nieuwe vyf Francsstukken van het Jaar XII. - Bonaparte heeft zints eenigen tyd in dikte toegenomen, en is thans zelfs eenigzins zwaarlyvig. De overige trekken van zyn persoon komen nagenoeg met de reeds van elders bekende overeen. - Van paul I zeide hy tot kotzebue: ‘Hy was een heethoofd, maar hy had een voortreflyk hart!’ - Op eene Cercle, waarby de Schryver genoodigd was, werd eerst een weinig gespeeld; waarop bonaparte het eerst opstond, by de gasten rondging, en inzonderheid alle de Dames iets verpligtends zeide. Vervolgens ging het gezelschap naar de Concertzaal, 't welk slegts een uur duurde, en vervangen werd door een souper
van ruim dertig tafels, ieder van zes couverts. Bonaparte ging niet zitten, at ook niet, maar sprak nu met deezen, dan met geenen. De maaltyd duurde slegts een klein half uur. Daarna werd, wederom in de Concertzaal, door vestris enz. een klein Ballet overheerlyk uitgevoerd; waarop men nog een kwartiersuur praatende sleet, tot dat, om middennagt, bonaparte met zyne Familie zich in eene binnenkamer begaf; waarop het gezelschap scheidde.
De voorstelling by Mevrouw bonaparte was eenvoudig. In de Gehoorzaal vond hy (behalven den Minister talleyrand, de Gezanten der meeste Hoven, en de door hen voor te stellen Vreemdelingen) ook eene menigte Dames, allen in zwart fluweel gekleed, en ryk met juweelen versierd. ‘Zy wachtten, zittende in een' halven cirkel, de verschyning van Mevrouw bonaparte, die ook spoedig, van eene dame en een' mopshond vergezeld, binnentrad, en zich met iedere dame eenige
| |
| |
oogenblikken onderhield. Vervolgens plaatste zy zich voor den schoorsteen, en ieder minister stelde haar zyne vreemdelingen voor. Toen dit gedaan was, ging zy zitten, gaf ook de overige dames een' wenk om zich te zetten, en sprak slechts met die, welke digtst by haar zaten, eenige woorden, riep ook wel dezen of geenen heer nader tot zich. Dit alles duurde naauwlyks een half kwartieruurs; zy stond op, boog zich en verdween. Het zal niet overtollig zyn aan te merken, dat zy een eenvouwdig wit met bloemen geborduurd kleed aan had, en bygevolg onder de zwart fluweelen gewaaden zeer uitstak. Wat haare persoonlykheid betreft, doet men haar zeker onrecht, wanneer men haar van trotschheid beschuldigt. Haar voorkomen is aangenaam, en even zo vrindelyk als beleefd. Zy kleedt zich met veel smaak en byna met minder pracht dan haar thans toekomt. Haare gantsche houding drukt geenszins hoogmoed op den stand, waarin zy zich bevindt, maar veeleer eene soort van verlegenheid daarover uit. Haare fysiognomie is veel leesbaarer dan die van haaren gemaal, en ik zon wel wedden dat zy na iedere afgelopen hofplegtigheid gaarne en met een opgeruimder hart in haaren huislyken kring wederkeert.’
Van eene Comedieparty te St. Cloud kunnen wy geene byzondere melding doen; alleen nog het een en ander aanstippen. - ‘Wie recht goed eeten wil,’ zegt bonaparte dikwyls, ‘moet niet by my komen, maar naar den Consul cambaceres gaan!’ - Van de strenge Boeken - censuur, te Parys in zwang, wordt een en ander voorbeeld aangevoerd. ‘Fermez la porte (doe de deur digt) mag niet gezegd worden; want gesloten deuren betekenen eene samenzwering. Het woord brigand mag men zich ook niet laten ontvallen; want men kon mannen daaronder verstaan, die aan het staatsbestuur deel hebben.’ - ‘Dat iemant ziek zyn kan, begrypt de werkzaame man (bonaparte) niet, of kan het toch niet veelen, (een trek, dien hy met paul den eersten gemeen heeft); daarom, verhaalt men, neemt iemant by voorraad geneesmiddelen, als hy op reis moet, dewyl anders daartoe geen tyd overig blyft.’ - ‘Na den maaltyd by de Consuls komen de bezoekenden by honderden, en men heeft gelegenheid om zeer belangryke kennissen te maken. Hier zag ik den reiziger rondom de waereld bougainville, die, naar het schynt, de proef nemen wil, hoe oud men worden kan zonder iets van vrolykheid en beminlykheid te verliezen; hier zag ik barbé marbois, den braaven togtgenoot van barthelemy op zyne deportatie-reis naar Cayenne; portalis, het verlicht, braaf opperhoofd der geestelyke inrichtingen; den ouden gryzen guillotin, den ten ourechte beruchten uitvinder der guillotine, want by deze uitvinding heeft hem slechts reine menschenliefde geleid. Men heeft in Duitschland zeer dik- | |
| |
wyls gezegd, dat hy zelf het eerste slagtoffer der guillotine geworden was; maar hy bevindt zich nog zeer
wel, en is nooit in dergelyk gevaar geweest.’ - ‘De Consul lebrun is een man van een zagt innemend voorkomen; hy is gespraakzaamer en ronder dan cambaceres, houdt weinig van ceremoniën, want by hem zyn geen hofkavaliers. Daartegen is hy by de letterkundige waereld als een bekwaame overzetter van tasso bekend, en zyn gesprek is dat van een' even zo beschaafd' als grondig geleerd' man.’ - ‘Lebrun schynt my by het algemeen meer bemind te zyn dan zyn amptgenoot cambaceres; den laatsten verwyt men, ik weet niet met recht of onrecht, hoogmoed; misschien heeft zyn uiterlyk hem dit verwyt veroorzaakt. Hy zou nooit anders uitryden dan van gardes te paard verzeld, die by deze gelegenheid somwylen vry ruw met de voetgangers omgaan; bonaparte zou hy dikwyls en gaarne zyn' kollega noemen, enz.’
De belangryke en bevallige inhoud van dit Werkje heeft ons buiten de perken eener gewoone Aankondiging weggesleept. Wy voegen 'er dus alleen nog by, dat de Vertaaling zuiver en vloeiend is; uitgenomen een paar Germanismen: naroemen en verdanken zou men zekerlyk in een Hollandsch Woordenboek vrugteloos zoeken! |
|