Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1804
(1804)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijZakboekjen, bevattende de middelen, om de gezondheid der Tanden te bewaaren, der zelver zieklyke toevallen te voorkomen, en deeze laatsten te keer te gaan. Tot Nut van het Algemeen, en inzonderheid voor de Schoone Sexe. Te Arnhem, by J.H. Moeleman, Jun. 1804. In 12mo. 72 bl.Ofschoon het zich op geenerlei wyze laat verklaaren, waarom het meer onteerende zou weezen (indien iets dergelyks omtrent de uitoeffening der edele Heelkunst over het geheel in aanmerking kan komen) om eene zieke kies te trekken, dan om eene fistula ani te opereeren, blyft, evenwel, nog altoos het vooroordeel standhouden, dat de meeste en voornaamste Heelkundigen het beneden hunne waarde rekenen, zich met de behandeling van de ongemakken der Tanden te bemoeijen, en zulks gaarne overlaaten aan zoogenoemde Tandmeesters. Een natuurlyk gevolg hiervan is, dat men minder oplettend zynde op die geenen, welke deeze practyk uitoeffenen, dezelve, voor het grootste gedeelte, als 't ware, een eigendom geworden is van alleronkundigste weezens, die het, by gebrek van eene andere kostwinning, als een toevlucht beschouwen, en dus ook meestal van alle theoretische kennis ontbloot, en volgens een allerruuwst Empirisme te werk gaande, wel is waar, enkele maalen, en dit misschien juist om dat zy de gevaaren niet kennenGa naar voetnoot(*), een' stouten stap onderneemen en daarin gelukkig slaagen, daarentegen echter zeer dikwerf, door hunne domme roekeloosheid, vry wat verwoestingen in den mond aanrichten. Het kan dus niet anders dan tot algemeen genoegen strekken, althans zo lang men, zoo zeer ten onrechte, de behandeling van zieke tanden als afgescheiden van de Heelkunde blyft beschou- | |
[pagina 544]
| |
wen, wanneer men onder die zoogenoemde Tandmeesters zoodanigen aantreft, die, geheel onderscheiden van hunne ellendige Kunstbroederen, dit onderwerp met ernst bestudeerende, hunne kunst op weezenlyke gronden uitoeffenen, en alzo zich met recht den naam van Tand-artz waardig gemaakt hebben. Onder deeze weinigen, intusschen, verdient ook de Heer hirsch, die zich reeds in den Jaare 1796 door een uitvoerig Geschrift voordeelig bekend gemaakt heeftGa naar voetnoot(*), allezins gerangschikt te worden; waar van wy ook in dit Stukje, het welk hy by wyze van eene algemeene Tafel uitgegeeven heeft, de duidelykste blyken aantreffen. Men vindt in hetzelve eenige zeer gegronde aanmerkingen over het nut der Tanden, der zelver bewaaring in den gezonden staat, en over derzelver meest gewoone gebreken; waaromtrent wy echter in het voorbygaan moeten aanmerken, dat de Schryver zich misschien al te onbepaald verklaart tegen het doorsnyden van het tandvleesch by jonge kinderen. Vervolgens worden ook zeer goede voorschriften medegedeeld, zo wel ter bewaaring der Tanden, als ter geneezing van de ongemakken derzelven; by welke laatste, echter, hier een Voorschrift gemist wordt, het geen allezins opmerking verdient, en het welk de Schryver ook, in de tweede uitgave van het bovengemelde Werk, op grond van de waarneemingen van lentin, aanbevolen heeft; bestaande hetzelve uit een mengzel van het Phosphorzuur met de essentia myrrhae. - De Vertaaling van dit Stukje ook wel uitgevallen zynde, zal hetzelve ongetwyfeld met genoegen geleezen en niet zonder nut geraadpleegd worden. |
|